Geheel van twee gekoppelde burgerhuizen in beaux-artsstijl, voor eigen rekening opgetrokken door de architect François Van Rompaey (gevelinscriptie), naar een ontwerp uit 1910. Het nummer 42 was bedoeld als eigen woning, die hij minstens tot 1914 betrok. Hogerop in de Wetstraat, op de hoek met de Regentstraat en aanpalende percelen, realiseerde hij in dezelfde periode een vastgoedproject van zeven burgerhuizen en een winkelpand.
François Van Rompaey vestigde zich omstreeks 1905 als architect, en was al vroeg in zijn loopbaan actief als bouwpromotor. Vóór de Eerste Wereldoorlog bouwde de architect talrijke burgerhuizen zowel in neoclassicistische of beaux-artsstijl als in eclectische stijl met art-nouveau-inslag, gekenmerkt door een polychroom baksteenparement. Tot zijn belangrijkste realisaties uit deze periode behoren de neogotische Sint-Jozefskerk en Heilig Hartkerk in Hoboken en het Gemeentehuis van Hemiksem. Tijdens het interbellum realiseerde Van Rompaey het imposante appartementsgebouw Jackont in beaux-artsstijl op de hoek van Oostenstraat en Steenbokstraat en meerdere tuinwijken waaronder Heike en Moretusberg in Hoboken.
Met een gevelbreedte van drie traveeën omvatten de rijwoningen een souterrain en drie bouwlagen, respectievelijk onder een pseudo-mansarde (leien) en een zadeldak (pannen). De lijstgevels onderscheiden zich door een parement uit witte natuursteen, met een verzorgd decor ontleend aan de Lodewijk XIV- en XVI-stijl, op een hoge, bewerkte plint uit blauwe hardsteen.
De opstand van nummer 42 (architectenwoning) beantwoordt aan een asymmetrisch compositieschema, dat horizontaal wordt geleed door de puilijst. Het legt de klemtoon op het geblokte zijrisaliet in de twee rechter traveeën, in de bovenbouw gemarkeerd door composiete pilasters. Het rondboogportaal en de ronde oculus als bovenlicht in de linker travee, zijn gevat in een geprofileerde omlijsting tussen pilasters met een vrouwenhoofd en cartouche als sluitsteen, een guirlande en chute, en een gebogen waterlijst op gestrekte uiteinden en voluutconsoles. Het rondboogtweelicht met een composiete halfzuil in het risaliet, heeft een mannenkop in de zwikken, en een voluutconsole tussen panelen op de borstwering. De eerste verdieping wordt als bel-etage gemarkeerd door een aediculavenster en een driezijdige erker op een gebuikte basis, beide met composiete halfzuilen, voluutconsoles en spiegels in de borstwering en het entablement. De tweede verdieping onderscheidt zich door een rond- en korfboogvenster in een geriemde omlijsting, met een cartouche en vrouwenhoofd als sluitsteen en een doorgetrokken balkonbalustrade. Het boogveld in het risaliet draagt een polychroom sgraffitodecor. De gevelbeëindiging bestaat uit een gekorniste houten kroonlijst met tandlijst op voluutconsoles waartussen casementen. De fraaie smeedijzeren vleugeldeur met waaier, en het traliewerk van de oculus en souterrainvensters is bewaard, evenals het houten vensterschrijnwerk.
De opstand van nummer 44 (burgerhuis) beantwoordt aan een axiaal-symmetrisch compositieschema, dat nadrukkelijk horizontaal wordt geleed door cordonvormende lekdrempels, de pui- en waterlijst. Het legt de klemtoon op de rechthoekige erker met stafwerkconsoles in de middenas van de bel-etage, gemarkeerd door een doorgetrokken balustrade en een gebuikte gietijzeren balkonborstwering als bekroning. De eerste twee bouwlagen zijn bewerkt met schijnvoegen die uitstralen boven de rechthoekige muuropeningen. Het bovenlicht van de inkomdeur in de linker travee vormt een ronde oculus, gevat in een eierlijst met voluutsleutel tussen een guirlande en palmtakken. De vensters onderscheiden zich door een mascaron- of voluutsleutel. Op de tweede verdieping zijn de steekboogvensters gevat in een geriemde omlijsting met oren, chutes, en sluitsteen, en de borstweringen verrijkt met lekdrempelconsoles en guirlandes. Een klassiek hoofdgestel vormt de gevelbeëindiging, samengesteld uit een architraaf, een fries met casementen, en een houten kroonlijst op klossen en tandlijst. Het houten schrijnwerk van de vleugeldeur en vensters is bewaard, evenals de smeedijzeren souterraintralies en de gietijzeren voetschraper.
Beide plattegronden beantwoorden aan de klassieke typologie van het burgerhuis dat uit een hoofdvolume en een smalle achterbouw in entresol bestaat, ontsloten door de zijdelings ingeplante inkom- en traphal. Volgens de bouwplannen beslaat de gebruikelijke enfilade van salon, eetkamer en veranda de begane grond, geflankeerd door de office, en bevindt de keuken zich in het souterrain. De architectenwoning onderscheidt zich door een ‘monte plats’ en een diensttrap bij de office. In het bouwdossier ontbreken de plattegronden van de bovenverdiepingen.
Auteurs: Braeken, Jo
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Braeken J. 2020: Architectenwoning François Van Rompaey en burgerhuis [online], https://id.erfgoed.net/teksten/321102 (geraadpleegd op ).
Enkelhuizen van drie traveeën en drie bouwlagen onder pseudo-mansardedak (nummer 42) en zadeldak (nummer 44), naar ontwerp van F. Van Rompaey (zie inscriptie), in neo-Lodewijk XVI-stijl, van circa 1910. Natuurstenen lijstgevels met markante erkers, houten kroonlijsten met tandlijst op klossen of voluutjes.
Nummer 42 met rondboogvensters op eerste en derde bouwlaag; bel-etage met rechthoekige vensters tussen aflijnende deelzuilen. Geprofileerde rondboogdeur onder rond bovenlicht, glazen deur met smeedijzer.
Nummer 44 met gebogen, smeedijzeren balkonleuning op derde bouwlaag met licht getoogde vensters, voorts rechthoekige muuropeningen. Rechthoekige deur onder rond bovenlicht.
Bron: PLOMTEUX G. & STEYAERT R. met medewerking van WYLLEMAN L. 1989: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Stad Antwerpen, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 3nc, Brussel - Turnhout.
Auteurs: Plomteux, Greet; Steyaert, Rita
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Plomteux G. & Steyaert R. 1989: Architectenwoning François Van Rompaey en burgerhuis [online], https://id.erfgoed.net/teksten/7751 (geraadpleegd op ).