erfgoedobject

Kasteeldomein De Spijker

bouwkundig / landschappelijk element
ID
77522
URI
https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/77522

Juridische gevolgen

  • is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed Kasteeldomein De Spijker
    Deze vaststelling is geldig sinds

  • is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed Kasteelsite De Spijker
    Deze vaststelling was geldig van tot

Beschrijving

Kasteeldomein met kasteel zogenaamd "De Spijker" met monumentale toegangsdreef, park, oude omwallingen, kasteel, koetshuis, ijskelder met grot en boerderij.

Het ontstaan van de site gaat terug tot de vroege Middeleeuwen wanneer op deze plaats een spicarium of graanschuur wordt geplaatst. De oudste vermelding van het domein dateert van 1089. Het betreft een document waarin de graaf Robrecht van Vlaanderen het bestaan van de heerlijkheden van het Proosse en het Kanunnikse bevestigt. Hierbij wordt melding gemaakt van een leengoed op Sint-Kruis die bijna zeker slaat op deze site. In 1317 is voor het eerst sprake van een hofstede "den hove ende goed ten Spickere". De oudst gekende eigenaar zou in 1358 Henric Braderic de oudere zijn, heer van Viven (zie Damme) en sluismeester van de Watering van de Broek. Uit een tekst van 1388 met vermelding "le manoir qu'on appelle spiker goed" blijkt dat aan de hofstede een herenwoning is toegevoegd. Op de kaart van Pieter Pourbus (1561-1571) staat het kasteelgoed afgebeeld met de Spijkersdreef die toegang geeft tot een neerhof met stallingen, daarachter ligt een omwald kasteel met spitse traptoren en poortgebouw. Op de "Caerte figurative van de hofstede en casteel in Sint Cruys gen. Spyckers goet" van 1688 bestaat het omwalde opperhof uit een kasteel, als op een eiland gelegen binnen een ommuurd erf en toegankelijk aan de zuidkant via een poortgebouw. Het kasteel heeft twee vleugels op L-vormige plattegrond met in de hoek een traptoren, vóór het poortgebouw ligt een formele tuin. Het neerhof, ten zuidwesten van het opperhof, bestaat uit verschillende gebouwen gegroepeerd rond een erf. Opperhof en neerhof zijn omringd door een tweede omwalling die vanuit het noorden wordt gevoed door de Edebeek. Aan de zuidkant van de omwalling is de aanzet van de Spijkersdreef te zien.

In de loop van de 18de eeuw geraakt het kasteel in verval. Hoewel hierover geen bronnen bestaan, wordt het kasteel wellicht op het einde van de 18de eeuw gesloopt. Kaarten uit die periode tonen enkel de oude omwallingen en de boerderij met stallingen.

Na verschillende wisselingen van eigenaars komt het domein in handen van Jules-François de Bie de Westvoorde (1827-1888), burgemeester van Sint-Kruis tussen 1855 en 1888. Hij laat in 1870-1873 op een hoogte, ten westen van de oude omwallingen, een nieuw kasteel bouwen. Het kasteel is ontworpen in neorenaissancestijl door architect Pierre Buyck (Brugge) zie fundatiesteen met opschrift "P. BUYCK / BOUWMEESTER / IN BRUGGE / 1873" boven de ingang naar de kapel. Het kasteel dient als zomerverblijf, in de winter resideert de familie in de stad in het 18de-eeuwse herenhuis "De Lombard" (cf. Brugge 18nb, Langestraat nummer 21). In 1889 erft de dochter Augusta de Bie het kasteel met boerderij. Zij laat ten zuiden van het kasteel in 1902 het jachtpaviljoen met koetshuis bouwen (nummer 11). In de jaren 1970 wordt het koetshuis heringericht als woning. Bij de laatste verkoop in 2003 wordt het domein opgesplitst in drie verschillende eigendommen: het koetshuis (nummer 11), het kasteel (nummer 13) en de boerderij (nummer 17).

De kasteelsite (nummer 13) ligt midden in de polders in de Watering van de Broek. De site met park is in het westen begrensd door landerijen, in het noorden en het westen door de Edebeek, in het oosten door de gereduceerde omwalling van het oude kasteel en in het zuiden door de Spijkerswegel. Toegankelijk via de Spijkersdreef en een westwaarts lopende oprit. Een tweede, nu gesupprimeerde, toegang aan de westkant is nog herkenbaar aan de bakstenen hekpijlers.

Dominant, want op een hoogte gelegen midden in een grasveld, monumentaal kasteel in neorenaissancestijl geïnspireerd op lokale voorbeelden.
Rode, verankerde baksteenbouw van twee bouwlagen (leien schild- en zadeldaken) op een U-vormige plattegrond. Met open terras aan de zuidkant, aan de westzijde een hoge traptoren en aan de oostzijde een aangebouwde huiskapel. Hoofdvleugel met dubbelhuisopstand geflankeerd door twee dwars geplaatste zijvleugels, de zij- en achtergevels worden centraal doorbroken door licht vooruitspringende trapgevels. Rijk versierde gevels, geïnspireerd op de Brugse architectuur uit de 16de en 17de eeuw. Gebruik van zandsteen voor plinten, hoekkettingen, kordons, dorpels, kozijnen, ontlastingsbogen en omlijstingen. De voorgevel heeft een fraaie, centraal opgestelde, inkompartij met brede bordestrap en benadrukt door een getrapt dakvenster. Links een elegante, achthoekige traptoren met hoekkettingen en onder leien kegeldak. De muren zijn opengewerkt met kleine rechthoekige vensters. Aan de oostkant ligt de aangebouwde zeshoekige kapel onder afgeknot leien kegeldak, bekroond met een klokkentorentje. De gevels zijn enkel onder de dakrand opengewerkt met gekoppelde korfboogvensters.

Interieur. Gaaf bewaard interieur in een neoclassicistische stijl. Rijke aankleding met stuc- en lijstwerk, lambriseringen, marmeren schouwen, vleugeldeuren en vensters met bewaard hang- en sluitwerk, parketvloeren.

De plattegrond ontvouwt een centrale vestibule in neo-Lodewijk XVI-stijl, met afbeeldingen in weelderig stucwerk die de jacht en de muziek symboliseren. Rechts het trappenhuis met een brede marmeren trap, links met office en voormalige dienstvertrekken voor het huispersoneel. De vestibule leidt aan de achterzijde naar een centraal ontvangstsalon. Rechts bevinden zich de eetplaats met in de hoeken van het plafond opgeschilderde bijen, verwijzend naar de vier dochters van de bouwheer Jules-François de Bie. Salons vooraan met classicistische aankledingen, onder meer hoeknissen en schelpen, eiken hoekkastjes en marmeren schouw. Neogotische kapel met driezijdige apsis en onder houten dakstoel, toegewijd aan het Heilig Hart. Enkele glasramen, onder meer met voorstelling van Onze-LieveVrouw, Jezus, het Heilig Hart, De Heilige Augustinus. De muren zijn beschilderd met polychromie.

Toren met fraaie, houten spiltrap vertrekkend vanuit de kelderverdieping.

Jachtpaviljoen en koetshuis (nummer 11) van 1902, ligt ten zuidwesten van het kasteel, aan de westkant uitgevend op de polders. In de jaren 1970 verbouwd en ingericht als woonhuis.

Lage rode baksteenbouw op rechthoekige plattegrond (leien schilddak), omringd door bakstenen vloer en gazon. De vier gevels zijn opengewerkt door lisenen en boogfriezen, aan de westkant recht afgewerkt. Het dakvlak is aan oost-, zuid-, en noordzijde doorbroken door getrapte dakvensters. Muuropeningen met geblokte segment- of rondbogen. Alle schrijnwerk is vernieuwd.

Park. Een plan uit de bouwperiode van het kasteel (1870-1873) van een "Parc Paysager", getekend door de tuinarchitect Edouard Pynaert (Gent), voorziet een grote tuin in landschappelijke stijl met integratie van de omliggende weiden. Het plan wordt slechts gedeeltelijk uitgevoerd. Van het oorspronkelijke ontwerp is enkel de vijver, en aan de rand daarvan, de grot bewaard.

Toegankelijk aan de zuidkant via de Spijkersdreef en vanuit het westen via de Spijkerswegel. Een lange oprit slingert zich langs de voorliggende weide. Het park bestaat uit een groot gazon met daar rond hoge bomen. Aan de oostkant liggen de resten van de eeuwenoude kleine omwalling, nu gereduceerd tot een vijver met een eilandje. De grote omwalling is met een kleine onderbreking ter hoogte van de Spijkersdreef grotendeels bewaard. Grot met ijskelder aan de rand van de vijver. Aan de Spijkerswegel en langs de oprit staat een kleine houten duiventil. De formele tuin aan de achterkant van het kasteel is een recente realisatie van de huidige bewoners.

Hoeve "DE SPIJKER" (nummers 15-17), zie houten bord, bestaande uit verschillende bestanddelen. In 1317 is er voor het eerst sprake van een hofstede, maar wellicht is de oorsprong nog ouder. Op een kaart van 1688 staat de hoeve afgebeeld met een apart woonhuis en schuur gelegen in het verlengde met ten noorden daarvan een kleiner bijgebouw. Het woonhuis en de schuur worden wellicht in de loop van de 18de eeuw verbonden met een lager volume. De noordgevel van de schuur is beschilderd met de datum "1796". Mogelijks zijn dan enkele aanpassingswerken uitgevoerd, eventueel met het toevoegen van het tussenvolume dat wordt ingericht als een soort buitenhuis. Deze situatie met ten oosten daarvan de grote, vrijstaande stalling staat afgebeeld op een kadasterkaart van 1809. In 1875 wordt het bijgebouwtje ten noorden van het erf bijgevoegd. Het wagenhuis achter de zuidkant van de stallingen dateert wellicht uit dezelfde periode als het kasteel (circa 1873).

De Spijkersdreef leidt naar de hoeve, erftoegang met bakstenen pilaren ter hoogte van de bijna volledig bewaarde, grote omwalling. De gebouwen liggen gegroepeerd rond een begraasd erf met bomen. Het hoofdgebouw met verspringende nok bestaat uit twee wooneenheden: het boerenhuis en een lager tussenvolume. Verankerde witbeschilderde baksteenbouw met gepekte plint en onder pannen zadeldaken Aan de oostkant bevindt zich het oudere boerenhuis met opkamer, dat opklimt tot de 17de eeuw. De stoep is afgescheiden door een laag bakstenen muurtje. In de voorgevel steken rechthoekige muuropeningen met 19de-eeuws uitzicht. Oorspronkelijk beluikt, zie duimen. De linkerzijgevel met punttop is nagenoeg blind en heeft sporen van oudere openingen, in de top zit een venster in een korfboognis met afgeschuinde dagkanten. Tegen de achtergevel is een recentere lage aanbouw geplaatst.

Interieur. Kelder onder de opkamer met twee tongewelven en een trapje in gesinterde baksteen. In de opkamer zijn de bewaarde balklagen bekleed.

Lager tussenvolume uit het eind van de 18de of begin 19de eeuw. De voorgevel is op het zuiden georiënteerd en opengewerkt met steekboogopeningen; beluikte vensters. De dakrand is doorbroken door twee eenvoudige dakvensters.
Interieur. De hal met marmeren tegels geeft links toegang tot twee kamers in suite. Plafonds versierd met empirelijstwerk uit het eerste kwart van de 19de eeuw. Eén vleugeldeur is bewaard.

Monumentale, verankerde bakstenen schuur en wagenkot, gedeeltelijk roodbeschilderd en met beschilderde datum "1796", maar wellicht ouder cf. zijgevel met sporen van vroegere puntgevel met vlechtingen. De muren zijn aan de voor- en achterkant opengewerkt met smalle verluchtingsspleten. Gebint met dubbele getelmerkte schaargebinten en koningsstijl.

Het vrijstaande wagenhuis met stalling aan de zuidkant, eventueel daterend van ca. 1873, is een verankerd bakstenen gebouw onder leien zadeldak. Gedeeltelijk rood beschilderd en met zwart gepekte plint. Licht getoogde muuropeningen onder witbeschilderde strekken.

De grote stalling gelegen aan de oostkant staat aangeduid op de kadasterkaart van 1809, maar is wellicht ouder. Witbeschilderde en verankerde baksteenbouw met zwart gepekte plint en onder pannen zadeldak.

  • Rijksarchief Brugge, Kaarten en Plannen nummer 160, Omlopers Vincent, nummer 50.
  • CAFMEYER M. 1970: Sint-Kruis, oud en nieuw, 1970, p. 43, p. 55.
  • DE CLERCK D. 2004: Kasteel De Spycker in Sint-Kruis, een huis van plaisance, Brugs Ommeland, jaargang 44, nummer 4, 2004, p. 227-255.

Bron: GILTÉ S. & VAN VLAENDEREN P. met medewerking van DENDOOVEN K. 2005: Inventaris van het bouwkundig erfgoed, Provincie West-Vlaanderen, Gemeente Brugge, Deelgemeente Sint-Kruis, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen WVL21, onuitgegeven werkdocumenten.
Auteurs: Gilté, Stefanie; Van Vlaenderen, Patricia
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Relaties


Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Kasteeldomein De Spijker [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/77522 (geraadpleegd op ).

Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed

Contact

Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.