Meergezinswoning in art-nouveaustijl gebouwd in opdracht van F. Dötsch-Rijlant, naar een ontwerp door de architecten Alfred De Leenheer en Theodoor Vercammen (gevelinscriptie) uit 1912, uitgevoerd door de Borgerhoutse aannemer J. Van Uffelen (gevelinscriptie) in 1913.
De meergezinswoning Dötsch-Rijlant is de vroegst gekende realisatie uit de beperkte, gezamenlijke productie van Alfred De Leenheer en Theodoor Vercammen. Zij gingen in 1912 een associatie aan die - onderbroken door de Eerste Wereldoorlog – stand hield tot 1920. Beide hadden zich vermoedelijk ook pas in 1912 als zelfstandig architect gevestigd. De Leenheer zette zijn praktijk tijdens het interbellum verder, tot zijn overlijden in 1945. "De Wolnatie" uit 1931-1932 in de Rodestraat, is het enige nieuwbouwproject dat uit deze periode bekend is. Van Vercammen zijn na 1920 geen sporen meer teruggevonden.
Het gebouw met een gevelbreedte van vijf traveeën omvat vier bouwlagen onder een pseudo-mansarde (leien). De lijstgevel heeft een parement uit witte Silezische brikken in kruisverband, geaccentueerd door bruin geglazuurde baksteen voor ontlastingsbogen en onderdorpels. Witte natuursteen is gebruikt voor de pui, blauwe hardsteen voor de geprofileerde plint, pui- en waterlijsten, Franse balkons, lekdrempels, lateien, sluitstenen, onderdorpels, vensterposten en -omlijstingen. Axiaal-symmetrisch van opzet, beantwoordt de opstand aan een drieledig schema, opgebouwd uit de pui, de twee hoofdverdiepingen in kolossale orde, en de als attiek uitgewerkte topgeleding. In de middenas tekent zich boven het inkomportaal de gemeenschappelijke traphal af, geaccentueerd door een Frans balkon met gegroefde postamenten en een vernieuwde borstwering. Verder beantwoordt de opstand aan een regelmatig ordonnantieschema, opgebouwd uit registers van steekboogopeningen in de pui en rechthoekige bovenvensters met onderdorpels op de hoogste verdiepingen. Het gemeenschappelijke inkomportaal met entablement wordt geflankeerd door drielichten met lekdrempel en de privé-portalen van de benedenwoningen in de uiterste traveeën. Rondbogige spaarvelden met een ontlastingsboog en sluitsteen ritmeren de twee hoofdverdiepingen, hoger opgetrokken in de middenas. De zijtraveeën met oplopende casementen op de penanten, worden gemarkeerd door gebogen Franse balkons met een voluutconsole en smeedijzeren borstwering. Voor kleurrijke accenten zorgen de tegeltableaus in de boogvelden van de tweede verdieping, met vrouwenhoofden (in profiel en frontaal) in een bloemendecor die wellicht de vier seizoenen verbeelden. Het tegeltableau in het centrale boogveld van de eerste verdieping stelt een pauw en zonnebloemen voor. De topgeleding die zich onderscheidt door rechthoekige tweelichten, is gevat tussen de architraaf en de houten kroonlijst op modillons; houten dakkapellen,
De U-vormige plattegrond, ontsloten door de centraal ingeplante, gemeenschappelijke inkom- en traphal, omvat telkens twee gespiegelde woningen per verdieping. Beide gelijkvloerse woningen beschikken over eigen toegang, en een drie bouwlagen hoge achterbouw. Ontsloten door de zijdelings ingeplante inkomhal, bestaan zij uit een enfilade van salon, eetkamer en veranda, geflankeerd door de keuken annex pomphuis en wc. De achterbouw groepeert telkens vijf (slaap)kamers over drie bouwlagen, ontsloten door een eigen trappenhuis. Op de eerste verdieping omvatten beide huurkwartieren een enfilade van slaapkamer, eetkamer en keuken, geflankeerd door een ‘cabinet’, veranda en wc. De huurkwartieren van de tweede en derde verdieping, waarvan de plattegronden ontbreken in het bouwdossier, hebben waarschijnlijk dezelfde indeling. Onder het dak bevinden zich mansardes.
Auteurs: Braeken, Jo
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Braeken J. 2020: Meergezinswoning in art-nouveaustijl [online], https://id.erfgoed.net/teksten/313835 (geraadpleegd op ).
Meergezinswoning in art nouveau, uit begin 20ste eeuw, naar ontwerp van A. De Leenheer en Th. Vercammen (zie inscriptie op puilijst). Kleurige bakstenen lijstgevel van vier bouwlagen met natuurstenen parement op gelijkvloerse verdieping.
Verticaal accent door vensters in doorlopende verdiepte muurvlakken eindigend op rondboogvelden met tegelmozaïeken; smeedijzeren balkonnetjes. Apart uitgewerkte centrale deurtravee en vierde bouwlagen.
Bron: PLOMTEUX G. & STEYAERT R. met medewerking van WYLLEMAN L. 1989: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Stad Antwerpen, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 3nc, Brussel - Turnhout.
Auteurs: Plomteux, Greet; Steyaert, Rita
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Plomteux G. & Steyaert R. 1989: Meergezinswoning in art-nouveaustijl [online], https://id.erfgoed.net/teksten/7755 (geraadpleegd op ).