Teksten van Hoeve van Nijpezeel met Duivenmolen

https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/77589

Resten van gesloten hoeve met watermolen Duivenmolen ()

Geschiedenis en beschrijving van de historische toestand

De watermolen Duivenmolen gaat minstens tot de 14de eeuw terug. In archivalische documenten wordt die onder meer aangeduid als "Duven moelen" (1418), "molendinum columbinum" (1569) en "duyven erff" (1671), laatstgenoemde vermoedelijk verwijzend naar het feit dat de molen op dat ogenblik deel uitmaakte van een grotere landbouwuitbating. Het houden van duiven was immers een heerlijk recht. Ook de naam Taufmeulen (zoals gebruikt op de kaart van Ferraris) zou verwijzen naar een hoeve, waarbij “Tauf” een dialectische uitspraak is van “’t Hof” (van Diegem). Op de kaart van Ferraris wordt de omgeving aangeduid als het gehucht Nepeseel. De molen maakte deel uit van de heerlijkheid Wesenbeek en was afhankelijk van de abdij van Cornelismunster, waarvan de geschiedenis teruggaat tot begin 9de eeuw. Soms wordt voor de molen ook de verbasterde naam Duivelmolen gebruikt, onder andere in het beschermingsbesluit van 1976.

De Duivenmolen was een olieslagmolen, maar van midden 16de tot midden 17de eeuw fungeerde de molen als poedermolen (buskruit) en vanaf 1919 als graanmolen. In 1840 en 1897 waren er aanvragen voor aanpassingen aan de watermolen en in 1940 werd het houten onderslagrad vervangen door een ijzeren rad. Tijdens de Tweede Wereldoorlog dienden de gebouwen rond de molen als onderduikplaats voor heel wat inwoners. De molenactiviteiten werden stilgelegd na de Tweede Wereldoorlog, toen een groot deel van de omgeving onteigend werd voor de uitbreiding van de luchthaven (1957). Het landbouwbedrijf werd gestopt in 1973 en op dat moment werden de gebouwen ook verlaten.

De overblijvende bouwsporen dateren vooral uit de 17de-, 18de en 19de eeuw. Tijdens de inventarisatie begin jaren 1970 werd nog melding gemaakt van een ruitvormige gevelsteen die zich in de zijpuntgevel van het molenaarshuis bevond met het opschrift "CDSM/ BCP ICDS/ 1767" wat zou wijzen op een aanpassing van een oudere 17de-eeuwse kern. Vermoedelijk was er aanvankelijk een alleenstaande watermolen met een bescheiden woning waaraan in de loop der tijd onderdelen werden bijgebouwd, hersteld en vervangen zodat het molencomplex in 1866 was uitgegroeid tot een gesloten vierkantshoeve. Deze was aan de noordzijde toegankelijk via een smal pad dat leidde naar de vrij monumentale ingangspoort in de noordzijde van het complex; het L-vormige woonhuis vormde de zuidwestelijke hoek met aansluitend ten noorden de koestal en ten oosten het eigenlijke molenhuis en paardenstal op de Woluwe-oever; de langsschuur met circa 1893 voorgebouwd woonhuis lag ten noordoosten van het erf. Voortgaande op de mutatieschetsen van het kadaster werden omstreeks 1866, tegelijkertijd met het bakhuis in de noordwestelijke hoek, een kleine bergplaats en honden- en varkenshokken opgetrokken tussen de schuur en het molenhuis waardoor het complex zijn gesloten karakter verkreeg.

De diverse bestanddelen, overwegend onder pannen zadeldaken, waren hoofdzakelijk opgetrokken uit de lokale, Diegemse kalkhoudende zandsteen. Baksteen werd gebruikt voor de oostelijke schuurgevel, voor binnen- en tussenmuren, decoratieve vlechtingen en later uitgevoerde herstellingen. De verschillende delen lagen rondom een eertijds gekasseid, later geasfalteerd erf. Het gesloten karakter van de molenhoeve werd versterkt door een grote, ommuurde moestuin aan de westzijde.

Op basis van gebruikte bouwmaterialen (in het bijzonder bakstenen van groot formaat uit de 16de-17de eeuw), een verkoopakte van 1669 en de gevelsteen uit 1767 werd in een studie uit 1998 (SMETS M. & STRUYF J.) een poging gedaan om de verschillende onderdelen van het complex te dateren. Ook de mutatieschetsen van het kadaster ondersteunen deze bouwgeschiedenis:

  • woonhuis met opkamer, met gebruik van Diegemse breuksteen en grote bakstenen, dus vermoedelijk uit de eerste helft van de 17de eeuw, mogelijk zelfs late 16de eeuw. Heel grondig verbouwd in 1767;
  • molenhuis, links van de oostvleugel van het woonhuis. Meest verbouwd van alle volumes (cf. verandering van functie en bouwsporen). Kapconstructie vermoedelijk uit 1767, molenmechaniek nog gewijzigd in 1919 (bij omschakeling naar graan). Onderslagrad en sluissysteem bijna volledig verdwenen. Centrifugebuil en raderwerk nog aanwezig;
  • inrijpoort (stilistisch vergelijkbaar met koetspoort van het begijnhof van Aarschot uit 1612), waarschijnlijk uit begin 17de eeuw;
  • moestuinmuren, vermoedelijk uit de 17de eeuw;
  • koestal met een eerste bouwfase (rechthoekig bouwvolume onder zadeldak), waarschijnlijk in het midden (eventueel vroege) 17de eeuw (grote bakstenen / beschrijving van “nieuwe gebouwen” in 1669). Het gebruik van bolkozijnen en een binnenmuur wijst er op dat dit oorspronkelijk geen stal was maar vermoedelijk een dienstwoning;
  • bergplaats voor veevoeder en doorgang naar weiland, onder hetzelfde zadeldak als de koestal;
  • paardenstal (oosthoek) en veulenstal;
  • bergingen, varkens- en hondenhokken (1866);
  • bakhuis (1866);
  • wagenhuis tegen westgevel (1866);
  • huis aan de straatzijde (1893);
  • langschuur (grootste bouwdeel) waarvan enkel de oostmuur nog oorspronkelijk is;
  • houten schutting en sanitair uit 19de-20ste eeuw;
  • geasfalteerde binnenplaats waaronder mogelijk kasseiverharding bewaard is, vroeger met mestput, mestvochtbassin, terrasje, twee waterpompen en water- of voederbak.

Beschrijving van de toestand in 2024

Anno 2024 blijven van het complex slechts enkele muurfragmenten en kelders bewaard, een enkel plafond op de begane grond, de toegangspoort en enkele metalen onderdelen van de watermolen, zoals de onderaandrijving van de maalstoelen. Van het vroegere sluizensysteem resten slechts enkele fragmenten op de aan de overzijde van de Woluwe gelegen parking van DHL-Express, Woluwelaan nummer 151.

  • Onroerend Erfgoed Vlaams-Brabant, Beschermingsdossier 4706 Machelen (Diegem), Sint-Katharinastraat 56 – Duivelmolen.
  • Onroerend Erfgoed, digitaal archief Bescherming en Beheer, Diegem – Duivenmolen.
  • Onroerend Erfgoed, Digitaal opheffingsdossier 4.001/23047/104.1, Watermolen Duivenmolen in Machelen (Diegem) (VANDEWEGHE E. 2023).
  • LAUWERS J. 1980: Diegem: zijn watermolens, zijn kasteelheren, zijn bedevaartkerk, Diegem, 116-133.
  • SMETS M. & STRUYF J. 1998: Een blik op de toekomst: een restauratiegerichte bouwanalyse van de Duivenmolen te Diegem, ongepubliceerde verhandeling Postgraduaat Monumenten- en Landschapszorg.

Auteurs:  Vandeweghe, Evert
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Je kan deze tekst citeren als: Vandeweghe E. 2024: Hoeve van Nijpezeel met Duivenmolen [online], https://id.erfgoed.net/teksten/437863 (geraadpleegd op ).


Hoeve van Nijpezeel met Duivenmolen ()

In de literatuur soms foutief aangehaald als Duivelmolen. De oudste vermelding van de molen klimt op tot circa 1400. In archivalische documenten wordt hij onder meer geciteerd als "Duven moelen" (1418), "molendinum columbinum" (1569) en "duyven erff" (1671), laatstgenoemde vermoedelijk verwijzend naar het feit dat de molen op dat ogenblik deel uitmaakte van een grotere landbouwuitbating. Het was een onderslagwatermolen met houten rad voor graan en olie, deel uitmakend van de heerlijkheid Wesenbeek en afhankelijk van de abdij van Cornelimunster, in de zestiende en de zeventiende eeuw was het tijdelijk een poedermolen en vanaf 1919 een graanmolen; in 1940 werd het houten molenrad vervangen door een ijzeren. De molenactiviteiten werden stilgelegd na de Tweede Wereldoorlog, toen een groot deel van de omgeving onteigend werd voor de uitbreiding van de luchthaven (1957); het landbouwbedrijf werd gestopt in 1973; tegelijkertijd werden de gebouwen verlaten.

Heden is het inmiddels sterk vervallen molencomplex omgeven door recente bedrijfsgebouwen en ligt het in de onmiddellijke omgeving van de autosnelweg en de verkeerswisselaar, op de noordelijke oever van een niet overwelfd deel van de Woluwe. Het is de enige overblijvende van de voorheen talrijke watermolens te Diegem.

Vermoedelijk was er aanvankelijk een alleenstaande watermolen met een bescheiden woning waaraan in de loop der tijd onderdelen werden bijgebouwd, hersteld en vervangen zodat het molencomplex in het derde kwart van de negentiende eeuw was uitgegroeid tot een gesloten vierkantshoeve, aan de noordzijde toegankelijk via een smal pad dat leidde naar de vrij monumentale ingangspoort in de noordzijde van het complex; het L-vormige woonhuis vormde de zuidwestelijke hoek met aansluitend ten noorden de koestal en ten oosten het eigenlijke molenhuis en paardenstal op de Woluwe-oever; de langsschuur met circa 1893 voorgebouwd woonhuis lag ten noordoosten van het erf. Voortgaande op de mutatieschetsen van het kadaster werden omstreeks 1866, tegelijkertijd met het bakhuis in de noordwestelijke hoek, een kleine bergplaats en honden- en varkenshokken opgetrokken tussen de schuur en het molenhuis waardoor het complex zijn gesloten karakter verkreeg.

De diverse bestanddelen overwegend onder pannen zadeldaken, waren hoofdzakelijk opgetrokken uit de lokale, Diegemse, kalkhoudende zandsteen; baksteen werd behalve voor de oostelijke schuurgevel uitsluitend gebruikt voor binnen- en tussenmuren, decoratieve vlechtingen en later uitgevoerde herstellingen; de verschillende delen lagen rondom een eertijds gekasseid, later geasfalteerd erf; het gesloten karakter van de molenhoeve werd versterkt door een grote, inmiddels zo goed als verdwenen, ommuurde moestuin, die aansloot aan de westzijde.

Bij de inventarisatiecampagne van de jaren 1970 was de uitbating nog in vrij goede staat; bij de herinventarisatie in 2002 was de site veranderd in een overwoekerde ruïne. Van het complex met bestanddelen uit de zestiende tot de negentiende eeuw resten alleen afgebrokkelde zandstenen muurfragmenten, de gedrukte rondboogpoort met uitstekende sluitsteen en imposten en vervallen gebouwen met zichtbare of grotendeels verdwenen gebinten. De eertijds opgenomen, ruitvormige gevelsteen met jaartal 1767 als verwijzing naar een achttiende-eeuwse verbouwing of nieuwbouw is nu nagenoeg onleesbaar door verwering en begroeiing. Het metalen waterrad werd ontmanteld en van het vroegere sluizensysteem resten slechts enkele fragmenten op de aan de overzijde van de Woluwe gelegen parking van DHL-Express, Woluwelaan nummer 151.

  • Administratie Ruimtelijke Ordening, Huisvesting en Monumenten en Landschappen, Vlaams-Brabant, Diegem, Duivenmolen.
  • LAUWERS J. 1980: Diegem: zijn watermolens, zijn kasteelheren, zijn bedevaartkerk, Tielt, 116-126.
  • SMETS M. & STRUYF J., Een blik op de toekomst: een restauratiegerichte bouwanalyse van de Duivenmolen te Diegem, Hogere Opleidingen voor Stedenbouw, Monumentenzorg, Technologie en Economie van het Gemeenschapsonderwijs, Postgraduaat Monumenten- en Landschapszorg, Practicum 1 MLZ, Leuven, academiejaar 1997-1998.

Bron: KENNES H. met medewerking van STEYAERT R. 2005: Inventaris van het bouwkundig erfgoed, Provincie Vlaams-Brabant, Gemeente Machelen, Deelgemeenten Machelen en Diegem, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen VLB3, onuitgegeven werkdocumenten.
Auteurs:  Steyaert, Rita; Kennes, Hilde
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Je kan deze tekst citeren als: Steyaert R. & Kennes H. 2005: Hoeve van Nijpezeel met Duivenmolen [online], https://id.erfgoed.net/teksten/77589 (geraadpleegd op ).


Oliemolen ()

Zogenaamde "Duivelmolen", voormalige oliemolen op de Woluwe, deel uitmakend van de heerlijkheid Wesembeke en afhankelijk van de abdij van Sint-Cornelis Munster; sedert 1628 eigendom van het geslacht Bulens.

Zandstenen gebouwen uit de 17de-18de eeuw geschikt rondom een geasfalteerde binnenplaats en met een omheiningsmuur rondom de moestuin. Overluifelde rondbooginrijpoort van zandsteen met uitstekende imposten, drie sluitstenen en een het beloop volgende druiplijst.

Tegenover de inrijpoort, L-vormig molenaarshuis van witgekalkte breuksteen, afgedekt met een zadeldak (pannen); ruitvormige gevelsteen in de zijpuntgevel met "CDSM/ BCP ICDS/ 1767" wijst op een aanpassing van een oudere 17de-eeuwse kern. Erfzijdegevel van de vleugel parallel met de beek, voorzien van een zandstenen rechthoekige deur en een venster uit 19de-20ste eeuw; in het haaks gedeelte, twee steekboogvensters (1767) in zandstenen omlijstingen met sponning, boven twee keldervenstertjes (opkamer); de achtergevel van dit gedeelte werd verhoogd met baksteenmetselwerk en is voorzien van een voormalig zandstenen kruisvenster met houten latei en dubbele ontlastingsboog van een rollaag (17de eeuw); bakstenen vlechtingen en schouderstukken van zandsteen in de zijpuntgevel. In de gevel aan de beekkant, twee analoge vensters en het bewaard molenrad; zijpuntgevel met topstuk en vlechtingen van gesinterde baksteen.

Dienstgebouwen van breuksteen met zadeldaken (pannen) met een overkragend afdak naast de woning; rechthoekige muuropeningen, sommige met zandstenen posten van negblokken.

Naast de inrijpoort, een breukstenen langsschuur met zadeldak (pannen); inrijpoort met houten latei aan de erfzijde; het gedeelte aan de straatkant werd aangepast als bijkomende woning; gecementeerde gevel met nieuwe muuropeningen.


Bron: DE MAEGD C. & VAN AERSCHOT S. 1975: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Vlaams-Brabant, Halle-Vilvoorde, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 2n, Gent.
Auteurs:  De Maegd, Christiane; Van Aerschot, Suzanne
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Je kan deze tekst citeren als: De Maegd C. & Van Aerschot S. 1975: Hoeve van Nijpezeel met Duivenmolen [online], https://id.erfgoed.net/teksten/40142 (geraadpleegd op ).