Zogenaamde "Bloemmolens" van de "Société Minoterie et Huilerie de Dixmude". Industrieel-archeologische site gelegen aan de samenvloeiing van IJzer en Handzamevaart, circa 2000 geïntegreerd in het stadsuitbreidingsproject "Hof ter Bloemmolens", waarbij de 'Bloemmolens' zelf werden omgebouwd tot het cultureel-toeristisch centrum "Westoria".
1836: "Van Hille frères, destillateurs" richten een suikerfabriek op aan de Bloemmolenkaai ten zuidoosten van de Hoge Brug, waar thans het 'Hotel Sint-Jan' is gesitueerd.
1891: aankoop van de sedert 1880 leegstaande gebouwen van de oude suikerfabriek aan de IJzer door de Diksmuidse nijveraar Eugène Devos-Quatannens, die ze de komende jaren ombouwt tot een moderne stoommaalderij of 'Minoterie'.
1914-1918: na de val van Diksmuide (10 november 1914), wordt de stevige betonnen 'Minoterie' door de Duitsers omgebouwd tot een oninneembaar arendsnest op nauwelijks 20 m van de Belgisch-Franse linie op de linkeroever van de IJzer. Kort na de Eerste Wereldoorlog wordt de 'Minoterie' een ware attractie in het ontluikende fronttoerisme.
1921: E. Devos draagt bij notariële akte al zijn rechten op oorlogsschadevergoeding over aan de "Société Anonyme Minoterie et Huilerie de Dixmude", waarin hij de functie van dienstdoend directeur waarneemt.
1922: de uiteindelijke bescherming van de voormalige 'Minoterie' als "site de guerre" door het Ministerie van Defensie in 1922 verhindert de wederopbouw van de "Bloemmolens" op dezelfde plaats. De Société krijgt een nieuw bouwterrein toegewezen bij de samenvloeiing van de Handzamevaart en de IJzer. Met de financiële steun van de Dienst der Verwoeste Gewesten wordt door de firma "Schneider-Jaquet" een nieuw industrieel complex opgetrokken, met o.m. de twee bewaarde bloemmolentorens, een olieslagerij, een machinekamer, een meststoffenmagazijn, bureaus, een conciërgerie, de haveninfrastructuur, enz.
1923 - 1932: omwille van moeilijkheden worden de "Bloemmolens" in de eerste jaren niet in werking gezet. Circa 1932 wordt het geheel verkocht aan "N.V. Florizoone en Cloet", meststoffen- en graanhandelaars uit Veurne.
Circa 1960: de olieslagerij wordt ontmanteld en het machinepark als schroot verkocht.
1996: oprichting van de "vzw Bloemmolens 2002" met als doelstelling de industrieel-archeologische site om te vormen tot een educatief streekmuseum.
1998-2000: restauratie van de twee torenvolumes naar ontwerp van "B.V.B.A. Studiebureau Ir. Ch. Lobelle". De westelijke toren wordt voornamelijk herbestemd als tentoonstellingsruimte, terwijl voor de oostelijke toren geopteerd wordt voor een industrieel-archeologisch maalderijmuseum met het behoud van het integrale machinepark.
Industrieel-archeologisch complex van twee torens, voorheen voor overslagfuncties met elkaar verbonden door een zadelvormig afdak. Thans afgesloten door een hedendaagse, zadelvormige constructie voor de onthaalfunctie van het cultureel-toeristisch centrum (zie restauratie 1998-2000).
Westelijke toren. Rechthoekige toren van zes bouwlagen onder plat dak. Respectievelijk vier en tien traveeën. Voortijds hoofdzakelijk silofunctie en aanverwante taken.
Oostelijk toren. Eigenlijke maalderij. Rechthoekige toren van zes bouwlagen onder plat dak. Respectievelijk twee en tien traveeën. Beide torenvolumes zijn opgetrokken in een zichtbaar gelaten betonnen skeletstructuur, ingevuld met rode bakstenen gevelwanden verlevendigd met siermotieven in gele baksteen.
Lijstgevels afgesloten met een zware geprofileerde betonnen kroonlijst en hoger oplopende borstwering in gele baksteen, telkenmale bekroond met centraal gebogen fronton, met ter hoogte van de voorgevels het opschrift "N.V. BLOEMMOLENS DIKSMUIDE". Twee bovenste bouwlagen van de voorgevel eveneens in gele baksteen. Muuropeningen: enkelvoudig, gekoppeld of geschrankt in de hoogte; bovenverdieping met drievoudig gekoppelde ramen.
Interieur: betonskeletstructuur met hoofdzakelijk houten vloerconstructies en integraal bewaarde elektrisch aangedreven maalinrichting.
Bron: MISSIAEN H. & VANNESTE P. met medewerking van GHERARDTS F. & SCHEIR O. 2005: Inventaris van het bouwkundig erfgoed, Provincie West-Vlaanderen, Gemeente Diksmuide, Deel I: Deelgemeenten Diksmuide, Beerst, Esen, Kaaskerke, Keiem en Lampernisse, Deel II: Deelgemeenten Leke, Nieuwkapelle, Oostkerke, Oudekapelle, Pervijze, Sint-Jacobskapelle, Stuivekenskerke, Vladslo en Woumen, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen WVL18, onuitgegeven werkdocumenten.
Auteurs: Vanneste, Pol; Missiaen, Halewijn
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Vanneste P. & Missiaen H. 2005: Bloemmolens Société Minoterie et Huilerie de Dixmude [online], https://id.erfgoed.net/teksten/77926 (geraadpleegd op ).
De bloemmolens stonden ten tijde van de Eerste Wereldoorlog op de plaats waar in 2004 de "Portus Dixmuda" heraangelegd is (Bloemmolenkaai), aan de oostelijke oever van IJzer. Aan de andere kant van de IJzer is de site van de IJzertoren gelegen.
Tegen de IJzer, nabij de Hoge Brug in Diksmuide stond reeds voor de oorlog een meelfabriek, de “Minoterie” of “Bloemmolens” genaamd, stevig opgebouwd uit ijzer en beton.
Vanaf midden oktober 1914, toen hevig gevochten werd om Diksmuide, boden de ruïnes van de fabriek bescherming voor de Belgische militairen. Toen Diksmuide op 10 november 1914 in Duitse handen viel, begonnen de Duitsers de ruïnes van de “Minoterie” te versterken en rondom rond geduchte stellingen uit te bouwen. Van hieruit konden de Belgen aan de overkant van de IJzer in het vizier genomen worden, maar ook de Belgische stellingen aan kilometerpaal 16 (waar de “Boyau de la mort” zou ontstaan) werden vanuit de stellingen aan de “Minoterie” onder vuur genomen.
De uitbouw van de versterkingen rond de “Minoterie” vereisten een voortdurende aanvoer van materiaal zoals beton, kiezel en cement. Bij de Einsdijk, aan het Handzamekanaal, richtten de Duitsers daartoe een pionierspark in, met een betonfabriek waar arbeiders van de genie en opgeëiste arbeiders (“simentarbeiders”) versterkte betonblokken (40x40x40cm) fabriceerden, voorzien van draagopeningen, die dienden voor de aanleg van betonnen borstweringen. Achter deze betonmuren werden vervolgens betonnen schuilplaatsen gebouwd, opnieuw met materialen die vanaf de Einsdijk aangevoerd werden. Zo kwam de “Kückstellung” aan de oostelijke oever van de IJzer, ter hoogte van Diksmuide in de periode tussen februari 1915 en maart 1916 tot stand.
De “Minoterie” en de bijbehorende Duitse stellingen bleken heel moeilijk in te nemen. Eind oktober – begin november 1917 waagde de Belgische legerleiding drie nachtelijke aanvallen op de oostelijke IJzeroever. De bedoeling was de vijandelijke stellingen te verkennen als voorbereiding op een aanval op Diksmuide, maar alle raids mislukten grotendeels. Pas tijdens het eindoffensief zouden de stellingen heroverd kunnen worden.
Na de Eerste Wereldoorlog werd de meelfabriek elders heropgebouwd. De restanten van de “Minoterie” bleven tot 1952 bewaard als "site de guerre" (nummer 15). Nadien ging het complex onder de sloophamer. Tijdens graafwerkzaamheden in maart 2004, in het kader van de heraanleg van "de Portus Dixmuda", stootten arbeiders op de funderingen van de vroegere meelfabriek. De arbeiders vonden er eveneens allerhande oorlogstuig, hoogstwaarschijnlijk uit de Eerste Wereldoorlog.
Bron: WOI Relict (439): Bloemmolens (Diksmuide - WOI)
Auteurs: Decoodt, Hannelore; Bogaert, Nele
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Decoodt H. & Bogaert N. 2003: Bloemmolens Société Minoterie et Huilerie de Dixmude [online], https://id.erfgoed.net/teksten/195748 (geraadpleegd op ).