is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed Begijnhof
Deze vaststelling is geldig sinds
is aangeduid als beschermd monument Begijnhof
Deze bescherming is geldig sinds
is aangeduid als beschermd cultuurhistorisch landschap Begijnhof
Deze bescherming is geldig sinds
is deel van de aanduiding als vastgesteld bouwkundig erfgoed Handzamevaart met omgeving
Deze vaststelling is geldig sinds
is deel van de aanduiding als beschermd stads- of dorpsgezicht, intrinsiek Handzamevaart met omgeving
Deze bescherming is geldig sinds
is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed Begijnhof
Deze vaststelling was geldig van tot
Na de Eerste Wereldoorlog heropgebouwde begijnhofsite ten noorden van de historische stadskern ingeplant aan de rand van de waterzieke 'Beerstblote'-broeken en in de nabijheid van de Handzamevaart.
13de eeuw: de stichting van het begijnhof klimt naar alle waarschijnlijkheid terug tot de eerste helft van de 13de eeuw. Niettemin verhaalt een overlevering dat Thomas Becket, aartsbisschop van Canterbury, circa 1164 in dit begijnhof verbleef na zijn verbanning uit Engeland (zie Kleine Dijk nummer 17).
1273: vroegste vermelding van het Diksmuidse begijnhof in een schenkingsakte aan haar infirmerie door een zekere Marguerite Godscalc. Tweede kwart 15de eeuw: door een uitbreiding van de stadsversterkingen op initiatief van Thierri van Beveren, heer van Diksmuide, komt het begijnhof binnen de Diksmuidse omwalling te liggen.
1434: de oorspronkelijke kapel wordt aanzienlijk vergroot, wat mogelijk een verklaring biedt voor het hoogteverschil tussen koor (oudste gedeelte) en schip.
1503: een brand teistert het begijnhof. De heropbouw gaat wellicht gepaard met een uitbreiding van het begijnhofareaal.
1643: bouw van het "Groot Convent" of het huis van de grootjuffrouw.
1657: stichting van het genootschap 'H. Godelieve' door grootjuffrouw Martine Ghys.
17de eeuw: de begijnenbeweging kent in de Zuidelijke Nederlanden onder meer ten gevolge van de Contrareformatie een grote opgang. Ook het gebouwenbestand van het Diksmuidse begijnhof wordt grotendeels vernieuwd.
1716: op het figuratieve stadsplan van Martinus Haecke (Ieper) is het begijnhof reeds in zijn huidige configuratie afgebeeld.
6 november 1796: het begijnhof wordt door de Franse overheid verbeurd verklaard. Ongeveer één derde van het begijnhof wordt aan de oostzijde door middel van een muur afgescheiden om er een 'gendarmerie-brigade' in onder te brengen. Het resterende begijnhofareaal wordt geschonken aan het bestuur van de burgerlijke godshuizen, maar blijft tot aan de Eerste Wereldoorlog bewoond door begijnen.
1914-1918: het begijnhof wordt tijdens de Eerste Wereldoorlog volledig verwoest.
1923-1933: in de gemeenteraadszitting van 5 oktober 1923 wordt de wederopbouw van het begijnhof naar vooroorlogs model goedgekeurd. De huizenrijen worden heropgebouwd naar ontwerp van architecten Jozef en Luc Viérin (Brugge) en Richard Acke (Kortrijk), terwijl architecten Luc Viérin (Brugge) en Lucien Coppé (Brugge) instaan voor het ontwerp van de kapel. Door de precaire financiële toestand van het land en problemen bij de aanbesteding laat de voltooiing van het begijnhof tien jaar op zich wachten.
In 1946 wordt het begijnhof aangekocht door de "VZW Huis Godelieve", die het inricht als rust- en bezinningshuis voor dames. In 1990 verkoop aan "De Lovie" uit Proven (Poperinge), die het inricht als een verblijfscentrum voor volwassen mentaal gehandicapten.
Typisch pleinbegijnhof, bestaande uit twee huizenrijen gelegen langs de lange zijden van een grosso modo driehoekig begraasd pleintje met centraal gelegen ronde waterput en diverse bloemenperkjes. De schuingeplaatste Sint-Godelievekapel sluit de twee naar elkaar toelopende huizenrijen ten westen visueel af. Ten oosten naast de poort, dubbelhuis (onder meer voormalige portierswoning) met aansluitend blinde muur die het begijnhof scheidt van het woonerf "Stichting van Wezel" of het 'klein begijnhof' (zie Kleine Dijk nummers 21-32).
Toegang uitgevend op de Begijnhofstraat: rondbogige poortomlijsting van blauwe hardsteen met negblokken en geprofileerde waterlijst op schouderstukken ter hoogte van de aanzet van de boog.
De huizenrijen zijn van het binnenplein afgesloten door vrij hoog ommuurde voortuintjes, toegankelijk via getoogde (zuidzijde) of rondbogige (noordzijde) poortjes. Tegen de tuinmuurtjes aangebouwde nutsgebouwtjes onder lessenaars- en zadeldaken. Breedhuizen van twee bouwlagen met licht verspringende hoogte onder zadeldaken (Vlaamse pannen) met hanggoten. Houten dakvensters onder onder meer afgewolfde daken en zadeldaken. Witgekalkte, verankerde baskteenbouw boven gepikte natuurstenen plint. Getoogde en rechthoekige muuropeningen op bakstenen of tegelvormige onderdorpels. Verzorgd houtwerk zie houten kruisramen met kleine roedeverdeling.
Het huis van de grootjuffrouw ten noordwesten onderscheidt zich van de andere woningen naar afwerking en volume. Dubbelhuis van vijf traveeën en twee bouwlagen met verhoogde begane grond. Zadeldak met aandaken en geprofileerde gootlijst op klossen. Op begane grond rechthoekige vensteropeningen verdiept in korfboogomlijsting. Hergebruikte T-vormige muurankers en jaarankers.
Interieur. De meeste huisjes werden ingrijpend aangepast aan hedendaagse comforteisen, zie de grote raamopeningen in de achtergevels van de noordelijke huizenrij. Bij de zuidelijke huizenrij bleef het gesloten karakter van de achtergevels uitgevend op de Begijnhofstraat intact.
Eenbeukige kapel in gele baksteen. Schip van twee traveeën en hoger opgetrokken koor (eveneens twee traveeën) met driezijdige koorsluiting onder twee afzonderlijke leien zadeldaken. Ter hoogte van het koor, klokkenruiter met leien spits. Rechts tegen het schip, kleine aangebouwde sacristie onder mank zadeldak. Gevel uitgevend op het binnenpleintje: tuitgevel met tussen twee versnijdende steunberen een spitsboogportaal gevat in geprofileerde omlijsting. Erboven, rondboognisje met beeldje van de Heilige Begga en kleine spitsboogvormige muuropeningen. Hoger oprijzende verankerde tuitgevel voor het koor met blinde oculus en gekoppelde blinde spitsboogramen. Zijgevels: kleine gekoppelde spitsboograampjes. De zijgevels van het koor zijn daarentegen geritmeerd door steunberen met versnijdingen en grote spitsboogvensters met bakstenen maaswerk (drielicht) op afzaat.
Ontpleisterd interieur met bepleisterd spitstongewelf.
Mobilair. Terracota kruisweg en Sint-Godelievebeeld van 1947 door de Tsjechische kunstenaar J.A. Gause (Nieuwpoort); in koor glasraam "de Emmaüsgangers" naar ontwerp van H. Vandeperre en uitgevoerd door A. Mestdagh.
Bron: MISSIAEN H. & VANNESTE P. met medewerking van GHERARDTS F. & SCHEIR O. 2005: Inventaris van het bouwkundig erfgoed, Provincie West-Vlaanderen, Gemeente Diksmuide, Deel I: Deelgemeenten Diksmuide, Beerst, Esen, Kaaskerke, Keiem en Lampernisse, Deel II: Deelgemeenten Leke, Nieuwkapelle, Oostkerke, Oudekapelle, Pervijze, Sint-Jacobskapelle, Stuivekenskerke, Vladslo en Woumen, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen WVL18, onuitgegeven werkdocumenten.
Auteurs: Vanneste, Pol; Missiaen, Halewijn
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
In het huidige kerkje bevindt zich geen orgel. Over het orgel in de oude - in de Eerste wereldoorlog vernielde - begijnhofkerk zijn geen gegevens bekend. Wel is er een afbeelding van bewaard gebleven.
Is deel van
Begijnhofstraat
Omvat
Begijnhofstraat 2
Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Begijnhof [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/77927 (geraadpleegd op ).
Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed
Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.