Esenkasteel ()

"Esenkasteel", in zijn huidige vorm daterend uit de wederopbouwperiode.

In de eerste helft van de 19de eeuw bevond zich op deze plaats een bescheiden landhuis, door de plaatselijke bevolking ‘jachtpavilioen’ genoemd (bekend als lusthuis en gebouwen bij het kadaster). Tussen 1870 en 1875 wordt dit paviljoen afgebroken: ridder Edmond de Ruysscher-Hynderick bouwt op dezelfde plaats een kasteel met omliggend park met orangerie, dienstgebouwen en woning voor hovenier. Volgens een andere bron was het kasteel echter reeds gebouwd door de vorige eigenaar, Pierre Antoine de Ruysscher (gestorven in 1863).

Maurice Maeterlinck (Gent, 1862-Nice, 1949), Franstalig toneelschrijver en neef van Edmond de Ruysscher, beschreef het kasteel in "Bulles Bleues" (vertaald): "Het kasteel van Diksmuide was indrukwekkend lelijk. Het was gebouwd op de puinen van een lieflijk riddergoed uit de zestiende eeuw, waarvan slechts een oude kopergravure als herinnering achtergebleven is. De plaatselijke architect had de stijl Tourangeau (de streek van Tours) geamalgameerd met de Engelse rustieke bouwtrant, gekruist met het Zwitserse landhuis. (...)". De orangerie was opgetrokken in een eclectische baksteenarchitectuur met kantelen en torentjes (zie prentbriefkaart). Aan het einde van de 19de eeuw werd een kapel bijgebouwd. Aan het begin van de 20ste eeuw kreeg het kasteel de benaming "de witte toren" naar de toren met witstenen ornamenten die aan de voorzijde van het kasteel bijgebouwd was.

Tijdens de Eerste Wereldoorlog vonden er ter hoogte van het kasteel hevige gevechten plaats: op 24 oktober 1914 staken de Duitsers het "Esenkasteel" in brand, ze bouwden de ruïne en het park om tot een haast oninneembare vesting met loopgraven, prikkeldraad, schietgaten, uitkijkposten, mitrailleurbunkers en commandopost. De Duitsers zaten op circa 500 meter van de vooruitgeschoven Belgische posten. Eind oktober en begin november 1914 probeerden de Belgen en de Fransen meerdere malen om het kasteel te heroveren, doch moesten daar uiteindelijk van af zien.

In 1925 werd het kasteel heropgebouwd in een neoclassicistische baksteenarchitectuur, dit door de familie Hynderyck de Ghelcke en naar ontwerp van architect Lauwers (Brussel). Tijdens de Tweede Wereldoorlog werd het kasteel opnieuw bezet door de Duitsers, het kasteel liep echter geen schade op.
Eind 1944 verbleven de Canadese generaal Foulkes en de Britse veldmaarschalk Montgommery in het kasteel. In 1983 werd het kasteel verkocht aan de stad Diksmuide die er een oorlogsmuseum inrichtte. In 1996, aankoop door de provincie West-Vlaanderen die van daaruit de streekwerking voor de Westhoek uitbouwt.

Neoclassicistische gele baksteenbouw uit de wederopbouwperiode, gelegen op een talud in park. Breedhuis van negen traveeën en twee bouwlagen onder leien schilddak (eenvoudige witgeschilderde kroonlijst op blokken en tandlijst, dakkapellen onder gebogen kroonlijst), links en rechts geflankeerd door lage traveeën onder plat dak en met balusterleuningen. Voorgevel opgevat als pilastergevel met breed centraal gedeelte met toegang en geaccentueerd door fronton met oculus. Deze inkompartij wordt links en rechts geflankeerd door vooruitspringende risalieten met hoekpilasters en geaccentueerd door dakschilden. Tevens horizontale geleding. Getoogde muuropeningen in een geriemde omlijsting, de portaaltravee wordt echter gekenmerkt door een rondbogige vleugeldeur en dito deurvenster met balkon op de verdieping (radvormige bovenlichten). Ook het overige beschilderde houtwerk is bewaard: kruisindeling en persiennes. Soberdere achtergevel met enkel hoekpilasters.
Park met onder meer vijver en waterput uit de jaren 1920.

  • Inventarisatie van Relicten uit de Eerste Wereldoorlog in de Westhoek (Provincie West-Vlaanderen, "Oorlog en Vrede in de Westhoek", en Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, Afdeling Monumenten en Landschappen).
  • ERVINCK L., DEBAEKE S., Het drama van Esen, Koksijde, 1996, p. 21.
  • PRIEM V., Kastelen en landhuizen in de Westhoek, Tweede deel, Ieper, 1998, p. 11-17.
  • VLAEMYNCK J., Geschiedkundige aantekeningen omtrent het kasteel van Esen. Fictie en realiteit omtrent het kasteel, in Den Dyzere, jg. 7, n° 3, 1988, p. 4-66.

Bron: MISSIAEN H. & VANNESTE P. met medewerking van GHERARDTS F. & SCHEIR O. 2005: Inventaris van het bouwkundig erfgoed, Provincie West-Vlaanderen, Gemeente Diksmuide, Deel I: Deelgemeenten Diksmuide, Beerst, Esen, Kaaskerke, Keiem en Lampernisse, Deel II: Deelgemeenten Leke, Nieuwkapelle, Oostkerke, Oudekapelle, Pervijze, Sint-Jacobskapelle, Stuivekenskerke, Vladslo en Woumen, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen WVL18, onuitgegeven werkdocumenten.
Auteurs:  Vanneste, Pol; Missiaen, Halewijn
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Je kan deze tekst citeren als: Vanneste P. & Missiaen H. 2005: Esenkasteel [online], https://id.erfgoed.net/teksten/78234 (geraadpleegd op ).


Esenkasteel Woumenweg 100 (Esen - WOI) ()

Gelegen langs de Woumenweg, de baan van Diksmuide naar Ieper. Omgeven door een grote tuin.

Historische achtergrond

Eind 18de eeuw bezat een apotheker De Ruysscher langs de Woumenweg een jachtpaviljoen, dat in de jaren 1860 vervangen werd door een kasteel in Victoriaanse stijl, uitgevoerd in rode baksteen. Vandaar de naam 'de Ruysschers kasteel' en zelfs vervormd tot ''t Russisch kasteel'. Door huwelijk kwam het in handen van de Ieperse adellijke familie Hynderick-de Ghelcke. Begin 20ste eeuw werd het kasteel met een witstenen toren uitgebreid, vandaar de naam 'Chateau de la tour blanche' of 'De witte torre'.

Tijdens de gevechten om Diksmuide, eind oktober – begin november 1914 (Eerste Wereldoorlog) zou het kasteel totaal vernield geraken.

Reeds op 16 oktober 1914, toen de Slag om de IJzer nog moest losbarsten, bezette de 6de Duitse legerdivisie (behorende tot het 6de Duitse legercorps van von Beseler) het kasteel van Esen, om van daaruit een aanval op Diksmuide in te zetten. Deze aanval werd door de Franse Fusiliers Marins vanuit hun stellingen op het kerkhof van Diksmuide (dat zich toen aan de overzijde van de Woumenweg bevond) neergeschoten. Een eerste Duitse aanval op de stad Diksmuide was afgeslagen. De Duitsers, die eigenlijk geen bevel gekregen hadden om Diksmuide aan te vallen, trokken zich in allerijl achteruit.

De volgende dagen ondernamen de Duitsers nog verschillende pogingen om Diksmuide via de Woumenweg te naderen, maar de Franse en Belgische verdedigers konden deze aanvallen telkens met mitrailleurvuur afslaan. De 29ste oktober zagen de Franse Fusiliers Marins zich echter gedwongen zich terug te trekken uit het kasteel en kasteelpark. De Fusiliers Marins ondernamen begin november enkele heel bloedige pogingen om het kasteel te heroveren (onder leiding van generaal Grossetti), zonder resultaat. Het domein zou tot het Eindoffensief (september 1918) in Duitse handen blijven.

Nadat Diksmuide op 10 november 1914 door de Duitsers veroverd werd, werd het kasteel en park uitgebouwd tot een haast oninneembare vesting, met loopgraven, prikkeldraadversperringen, betonnen bunkers en schuilplaatsen, enzovoort. Eind oktober – begin november 1917 waagde de Belgische legerleiding drie nachtelijke aanvallen op de oostelijke IJzeroever, met de bedoeling de vijandelijke stellingen te verkennen en een eventuele aanval op Diksmuide voor te bereiden. De drie raids mislukten grotendeels. Tijdens de nacht van 28 op 29 oktober werden ook de stellingen rond het kasteel van Esen, Abschnitt Schloss genoemd, geviseerd. Toeval of niet, die nacht werd het R.I.R. (Reserve Infanterie Regiment) 384 afgelost door het R.I.R. 246. Ongeveer 300 man, afkomstig van het 7de en 17de Linieregiment en genietroepen, namen deel aan de raid. Ze slaagden erin de “Kasteelloopgraaf” binnen te dringen en Duitse krijgsgevangenen te maken, maar verder geraakten ze niet.

In 1925 werd het kasteel in neoclassicistische, Franse stijl heropgebouwd door architect Lauwers. Nu werd gele baksteen gebruikt.

Tijdens de Tweede Wereldoorlog werd het kasteel niet beschadigd, maar was het lange tijd bezet door de Duitsers. Eind 1944 verbleef onder meer de Britse veldmaarschalk Montgommery in het Esenkasteel.

Suzanne Hynderick de Ghelcke verliet het domein en verkocht het in 1983 aan de stad Diksmuide, die er niet meteen een bestemming voor had. In de tweede helft van de jaren 1980 werd het een tijdje een oorlogsmuseum. Omstreeks 1996 werd het landhuis gekocht door de Provincie West-Vlaanderen. Sindsdien is de provinciale streekwerking voor de Westhoek hier gezeteld.

Beschrijving

Landhuis in neoclassicistische, Franse stijl in gele baksteen met een symmetrische ordening van een voorgevel bestaande uit een middenpartij van vijf traveeën. De hoofdgevel wordt bekroond door een driehoekfronton met oculus. Het dak is bezet met dakkapellen. Het hoofdgebouw wordt links en rechts ingesloten door annexen van één bouwlaag en een borstwering van balusters.

  • DELANNOO E. 1999: Rond de minoterie, Shrapnel, november 1999, 44-83.
  • DEMOEN H. 1984: Het Diksmuidse van toen, Brugge.
  • DEMOEN W. 1993: Diksmuide, een stad in beweging. Wederopbouw 1915-1935, Eindverhandeling, 1992-1993 - Hoger Instituut voor Architectuur, Sint-Lucas Gent.
  • VLAEMYNCK J. 1988: Het kasteel van Esen, Den Dyzere, VII.3, 4-66.

Bron: WOI Relict (385): Esenkasteel Woumenweg 100 (Esen - WOI)
Auteurs:  Decoodt, Hannelore; Bogaert, Nele
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Je kan deze tekst citeren als: Decoodt H. & Bogaert N. 2004: Esenkasteel [online], https://id.erfgoed.net/teksten/195722 (geraadpleegd op ).