De Kruiskalsijdemolen was een stenen stellingmolen, die aangepast werd tot mechanische maalderij. Vandaag is enkel nog de molenromp met aanpalend bijgebouw bewaard. Het molenaarshuis, de stallen en de schuur op de molensite zijn intussen ingrijpend verbouwd in functie van een herbestemming als feestzaal, met respect voor het oorspronkelijke volumespel. Ook het molenerf is heraangelegd.
De stenen Kruiskalsijdemolen werd omstreeks 1871 gebouwd door molenaar Isidoor Debacker-Duytschaver. Voorheen stond op dezelfde plaats sinds het begin van de 17de eeuw een houten graanwindmolen, de zogenaamde Kruisvaartmolen. De nieuwe stenen stellingmolen, die was ingericht met een graan- en oliemoleninstallatie, telde negen verdiepingen (een kelder-, een gelijkvloerse en zeven zolderverdiepingen) en was maar liefst 25 meter hoog. De windmolen was daarmee één van de hoogste in Vlaanderen. Door een molen hoger op te trekken kon deze ook in een bebouwde omgeving operationeel blijven.
In 1888 werd de molen verkocht aan Bernardus Vandenberghe-Vivey, die vermoedelijk kort daarna parallel met de straat een nieuw woonhuis liet bouwen ter vervanging van de oude molenaarswoning die haaks op de straat stond. Omstreeks 1899 werd de molen uitgebreid, vermoedelijk met het bijgebouwtje dat ten zuidwesten tegen de molenromp is aangebouwd, en dit wellicht voor de plaatsing van een stoommachine. Voortaan werd de Kruiskalsijdemolen immers aangeduid als “graanmolen door wind en stoom”. In 1910 werd de molen mede-eigendom van Hippoliet Vandenberghe, die zijn vader intussen als molenaar was opgevolgd.
Tijdens de Eerste Wereldoorlog werd de molen op 17 oktober 1914 door het Belgische leger gedynamiteerd om te vermijden dat de Duitsers deze als observatiepost zouden gebruiken. Hierbij werden de wieken, een deel van de molenromp boven de stelling en de stelling zelf vernield. Dit belette de Duitsers echter niet om in de molen precies voor dit doeleind te gebruiken.
Na de Eerste Wereldoorlog werd de stellingmolen niet meer heropgebouwd. Het ruïneuze gedeelte werd omstreeks 1919 afgebroken tot op stellinghoogte (12 meter). In de (ingekorte) molenromp werd een kleine mechanische maalderij ingebracht, die werd aangedreven door een in het aanleunende bijgebouwtje opgestelde motor.
In de beginjaren 1970 werd de mechanische maalderij in de molenromp door Silvester Dulst, die zijn schoonvader Hippoliet Vandenberghe in de Kruiskalsijdemolen was opgevolgd, buiten werking gesteld.
Voor de restauratie van de molenromp, het bijgebouw en de maaluitrusting werd in 2014 in opdracht van eigenaar Antoon Dulst door het Nieuwpoortse erfgoedbureau Monument in Ontwikkeling een restauratiedossier opgemaakt.
De stenen stellingmolen, gebouwd op een kleine belt, werd in een staand metselverband opgetrokken in de voor de regio karakteristieke gele baksteen (22 x 10,5 x 6 cm). De molenbelt is afgezet met een bakstenen muurtje en toegankelijk via een bakstenen trapje. In oorsprong telde de als graan- en oliemolen fungerende windmolen een kelderverdieping, een gelijkvloerse verdieping en zeven zolderverdiepingen. De kelderverdieping fungeerde als oliekelder voor de olieslagerij die de door de gelijkvloerse en eerste zolderverdieping gevormde ruimte innam. De tweede verdieping, die met een houten goot met de onderliggende olieslagerij in verbinding stond, werd gebruikt als voorraadzolder voor oliehoudende zaden. De derde verdieping deed dienst als graanzolder. Op de vierde zolder, de meelzolder, werd het meel opgezakt en bewaard. De vijfde zolder was ingericht als steenzolder met twee maalstoelen, en de zesde zolder als luizolder. Op de zevende zolder, de kapzolder, werd de koning door het inhaken van het aswiel in het vangwiel op de molenas aangedreven.
Vandaag zijn nog de kelderverdieping, de gelijkvloerse verdieping en drie zolders bewaard. De gewelfde kelderverdieping is in het zuiden van buitenaf bereikbaar. Op de gelijkvloerse verdieping, toegankelijk via een rondbogige poort met vleugeldeur en waaiervormig bovenlicht, bevindt zich de mechanische maalderij uit het vroege interbellum. Deze bestaan uit een maaltafel met twee steenkuipen met elk een koppel maalstenen. In het ene geval gaat het om ‘Jaspers’-maalstenen in kunststeen, in het andere geval om natuurstenen maalstenen. Een van de steenkoppels is afkomstig van de Hovaeremolen in Koekelare. Bovenop de kuipdeksels die de steenkuipen afdekken, draagt een houten draagstel de houten graanbak met graanschuif. Onderaan de graanbak bevindt zich de schudbak, van waaruit het graan tussen de stenen valt. Via de twee houten graangoten die doorheen de houten plankenvloer met de eerste verdieping in verbinding staan werd het graan in de respectieve graanbakken gegoten. Het meel werd via de meelmonden (met scheiplankje) in de maaltafel opgevangen in zakken. Tussen de twee steenkuipen bevindt zich een steengalg om de lopers op te lichten in functie van het scherpen van de stenen. Uiterst links staat op de maaltafel een deels houten deels ijzeren haver- en bonenbreker van het werkhuis ‘Doom & Mahieu Ieper’. Boven deze breekmolen steekt in de zolder een houten tremel voor de haver- en bonentoevoer. De houten goot vlakbij deze breekmolen staat in verbinding met de builmolen op de eerste verdieping. De aandrijving van de maaluitrusting gebeurde van onderuit door middel van een horizontale gietijzeren overbrengingsas en gietijzeren conische kamraderen. Van de voormalige olieslagerij zijn geen materiële sporen meer aanwezig. Op dit gelijkvloers zorgen drie rondbogige vensters samen met het bovenlicht boven de deur voor het nodige licht. In twee van de drie vensteropeningen steekt – net zoals elders in de molenromp – houten raamwerk. Enkel de vensteropening aan de zuidzijde vertoont nog het enige authentieke ijzeren raamwerk. De vloer bestaat grotendeels uit op hun kant geplaatste klinkaarts. De randzones zijn voorzien van grotere, vlak gelegde bakstenen. De eerste zolderverdieping is uitgerust met een builmolen en met luiwerk. Beide installaties werden eveneens via het drijfwerk onder de maaltafel aangedreven. De tweede en derde zolderverdieping deden dienst als graanzolder. Ter hoogte van de tweede zolder wordt de bakstenen molenromp in de vier windrichtingen doorbroken door een rondbogige vensteropening. Op de derde zolder steekt enkel aan de oost- en westzijde een rondbogig venster. Op dit niveau laat het buitenparament nog duidelijk aflezen waar de keerblokken staken waarop de houten stellingschoren steunden. Alle zolders zijn voorzien van houten plankenvloeren en toegankelijk via scheluwe houten trappen.
Het bijgebouw tegen de molenromp is opgetrokken in staand metselverband met handvormbakstenen (21 x 10 x 6 cm) en steekt onder een met Vlaamse pannen gedekt zadeldak. In dit als machinekamer ingericht gebouwtje staat een semi-dieselmotor “Claeys” van het type ‘L 101’ en het bouwjaar 1938. Karakteristiek voor deze motor zijn de horizontale monocylinder, de 25 / 30 pk, de 300 tpm, de waterkoeling met waterpomp (monocylinder) en waterton, de gloeikop en de twee vlieg- of riemwielen. Door middel van een riem werd gezorgd voor de overbrenging naar de maaltafel in de molenromp.
De evenwijdig met de straat ingeplante molenaarswoning en de achterliggende nutsgebouwen, gelegen rond een gekasseid erf, alsook het stal- en schuurvolume zijn verbouwd, met respect voor de oorspronkelijke volumewerking.
Auteurs: Becuwe, Frank
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Becuwe F. 2020: Molensite Kruiskalsijdemolen [online], https://id.erfgoed.net/teksten/359156 (geraadpleegd op ).
Site van de zogenaamde "Kruiskalsydemolen" met molenromp, molenaarswoning en molenerf.
Eerste helft 17de eeuw: bouw van een houten staakmolen. Hoelang deze houten staakmolen in werking blijft, is niet zeker: op de Atlas der Buurtwegen (circa 1843) is namelijk enkel een molenterp aangeduid, terwijl op de kaart van Ph. Vandermaelen (circa 1850) opnieuw een molen voorkomt.
Circa 1871: I. de Backer bouwt ter vervanging van de houten "Kruisvaartmolen" een nieuwe stenen stellingmolen.
17 oktober 1914: de molen wordt door het Belgische leger gedeeltelijk opgeblazen, waarbij de wieken en de stelling worden vernield. Na de Eerste Wereldoorlog: de molen wordt afgeknot tot aan de vroegere stelling (circa 12 m) en de molenkuip wordt ingericht als een mechanische maalderij. Om de aandrijving van de mechanische maalderij te herbergen wordt tegen de molenromp een bijgebouwtje onder zadeldak aangebouwd.
Begin jaren 1970: de mechanische maalderij wordt stilgelegd.
Molenromp. Geelbakstenen (22 x 10,5 x 6 cm) romp van een voormalige stellingmolen op een molenberg afgezet met bakstenen muurtje en toegankelijk via dito trapje. Rondbogige poorttoegang met dubbele vleugeldeur en waaiervormig bovenlicht. Voorts rondbogige muuropeningen met bewaard houtwerk. Aangebouwd roodbakstenen volume onder zadeldak (Vlaamse pannen) met rechthoekige vensteropeningen en schuifpoort.
Inrichting: twee maalstenen (afkomstig van de "Hovaeremolen" te Koekelare), haverpletter en bonenbreker. Riemaandrijving door middel van semi-dieselmotor van 1938 (merk Claeys, 25/30 pk, 300 t.p.m.)
Molenerf: molenaarswoning en bakstenen nutsgebouwen U-vormig rondom gekasseid erf opgesteld en toegankelijk via roodgeschilderd metalen hek. Evenwijdig met de straat, deels witgeschilderde roodbakstenen molenaarswoning van anderhalve bouwlaag en vijf traveeën met rechts aansluitend nutsgebouw (zie schuifpoort) onder doorlopend pannen zadeldak (Vlaamse pannen). Met uitzondering van de begane grond, getoogde muuropeningen met bewaard houtwerk (onder meer T-ramen). Erfgevelzijde met bewaarde gootlijst op klossen en laadvenster toegankelijk via houten trap ter hoogte van het nutsgebouw. Haaks op de molenaarswoning, laag nutsgebouw met rechthoekige muuropeningen (betonlateien). Voorts: stal- en schuurvolume onder zadeldak (mechanische pannen).
Bron: MISSIAEN H. & VANNESTE P. met medewerking van GHERARDTS F. & SCHEIR O. 2005: Inventaris van het bouwkundig erfgoed, Provincie West-Vlaanderen, Gemeente Diksmuide, Deel I: Deelgemeenten Diksmuide, Beerst, Esen, Kaaskerke, Keiem en Lampernisse, Deel II: Deelgemeenten Leke, Nieuwkapelle, Oostkerke, Oudekapelle, Pervijze, Sint-Jacobskapelle, Stuivekenskerke, Vladslo en Woumen, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen WVL18, onuitgegeven werkdocumenten.
Auteurs: Vanneste, Pol; Missiaen, Halewijn
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Vanneste P. & Missiaen H. 2005: Molensite Kruiskalsijdemolen [online], https://id.erfgoed.net/teksten/78356 (geraadpleegd op ).
Gelegen ten zuidoosten van Leke, langs de Kruiskalsijdestraat, bij het huis nummer 7, in een vlakte, temidden van bebouwing.
Tot oktober 1914 waren er te Leke nog 2 houten en 1 stenen molen: de Kaaimolen (of Van Eygensmolen; 18de eeuwse houten windmolen van de familie Catteau aan de Kaaidijk; door Belgische genie op 17 oktober 1914 omver getrokken), de Vijvermolen (de 17de eeuwse houten staakmolen onder meer van de familie Roose bij de Vijvermolenwijk en -beek; werd afgebroken in 1935) en de Kruiskalsijdemolen.
Op de plaats van de huidige Kruiskalsijdemolen werd vermoedelijk in de eerste helft van de 17de eeuw, door de familie Willaert een houten koorn- en windmolen gebouwd, die men in die tijd de 'Kruisvaartmolen' noemde. In 1790 noemde men de molen 'Kruiscalchiedemolen' naar het belangrijk kruispunt te Leke.
In 1861 werd de molen openbaar verkocht aan Isodore De Backer uit Staden. Hij liet de houten windmolen slopen en liet op dezelfde plaats een bakstenen stellingmolen bouwen in 1871. In deze korenmolen was er ook een 'stampkot' of oliemolen.
In 1888 werd de koren- en oliemolen opgekocht door Bernard Vandenberghe, vandaar de volksnaam 'Berghens Meulen'. In 1911 nam Hypoliet Vandenberghe de molen over van zijn vader.
Op 17 oktober 1914, toen de Slag aan de IJzer losgebarsten was, werd bij de terugtrekking van de Belgen, de 25 m hoge molen grotendeels vernietigd met dynamiet om te beletten dat deze door de Duitsers als observatiepost zou gebruikt worden. De kap, wieken en een deel van de romp en gaanderij werden weggeblazen.
De molenruïne heeft dan echter toch nog gediend als uitkijkpost voor de Duitsers: ze plaatsten er hun periscopen met sterke lange afstandslenzen. Vanaf de vernielde molen konden de Duitsers het front overzien vanaf de zee tot aan Veurne en Ieper.
Na de oorlog werd de molen gedeeltelijk afgebroken: tot op 12m hoogte (tot aan de gaanderij, de 3de zolder, namelijk meelzolder) en onderin werd een mechanische molen geplaatst die tot in de zeventiger jaren dienst deed.
In 1995 werd de molen en het molenerf met de molenaarswoning beschermd als respectievelijk monument en dorpsgezicht, als typisch voorbeeld van een 19de eeuwse molensite.
Bakstenen molenkuip in gele baksteen op kleine berg. Op de benedenverdieping een mechanische maalderij. Naast de molen staat een klein bijgebouw met semi-dieselmotor Claeys.
Bron: WOI Relict (331): Kruiskalsijdemolen (Leke - WOI)
Auteurs: Decoodt, Hannelore; Bogaert, Nele
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Decoodt H. & Bogaert N. 2004: Molensite Kruiskalsijdemolen [online], https://id.erfgoed.net/teksten/195691 (geraadpleegd op ).