De niet-georiënteerde parochiekerk toegewijd aan Sint-Veerle is in 1922-1923 ex situ heropgebouwd ten westen van het nieuwe Sint-Veerleplein. Daar er na de dorpsverplaatsing verder begraven wordt op het kerkhof rond de vernietigde oude kerk, is er rond de wederopbouwkerk geen kerkhof, maar enkel een plantsoen met hagen en bomen. Het trapeziumvormige Sint-Veerleplein wordt bepaald door de kerk in regionale gotiek aan de westzijde, de pastorie in de noordwestelijke hoek, de eenheidsbebouwing van arbeidershuizen aan de noordzijde, en de oorlogsgedenkkapel op de noordoostelijke pleinhoek. De Antwerpse architecten Fernand de Montigny en Louis Somers ontwerpen onder meer de kerk en de pastorie.
Circa 1180 laten afstammelingen van Volcraven, heer van Lampernisse, een kapel bouwen op de schorren, gewonnen ten oosten van de Oude Zeedijk. Deze kapel, circa drie kilometer ten oosten van de kerk van Lampernisse, vormt de basis voor de latere parochie Oostkerke, die tot op vandaag bijna volledig omsloten wordt door Lampernisse. Deze ontstaansgeschiedenis verklaart ook de eerste benaming "Volcravenkinderkerke" voor Oostkerke. Op de P.C. Poppkaart (circa 1850) is ten oosten van de vooroorlogse parochiekerk de omwalde pastorie gesitueerd. Mogelijk was deze omwalling een restant van de motte van de heren van Oostkerke. Het areaal van de kerk en de aansluitende bewoning zou dan het oorspronkelijk neerhof kunnen zijn. Circa 1244 wordt "Volcravenkinderkerke" een zelfstandige parochie, onder het patronaat van het kapittel van Sint-Omaars (Noord-Frankrijk).
In 1554 worden er twee nieuwe altaren geplaatst, waaronder een altaar voor de H. Veerle. De vermelding van "de kieckens van Sint-Veerle" in de kerkrekeningen van 1566 verwijst naar de gans waarmee de heilige afgebeeld wordt. In een zogenaamd "schettekot", dat nog bewaard was bij de vooroorlogse kerk, werden giften in natura en vooral pluimvee gelegd door mensen die kwamen 'dienen'. De toewijding van de kerk aan Sint-Veerle vormt een zeldzaam gegeven in Vlaanderen: wellicht bewaart naast Oostkerke enkel Smetlede (Lede) een Sint-Veerlekerk. Bij de opheffing van het bisdom Terwaan in 1559 wordt de parochie Oostkerke onder het nieuwe bisdom Ieper gevoegd. In 1566 hebben veel dorpen in Veurne-Ambacht, en wellicht ook Oostkerke, te lijden onder de beeldenstorm. Circa 1584 is Oostkerke nagenoeg volledig ontvolkt, ten gevolge van de godsdiensttroebelen.
De Ferrariskaart (1770-1778) geeft een duidelijk beeld van het kleine dorp. Het toenmalige "Oostkercke", gelegen ten zuiden van de Lettenburgstraat en de Oostkerkevaart, telt slechts twee elkaar kruisende straten met op de kruising de dorpskern. Rondom de omwalde kerk en pastorie staan zeer verspreid enkele huizen. Bij de herverdeling van de bisdommen in 1801 ressorteert Oostkerke onder het bisdom Gent, en vanaf 1834 onder het bisdom Brugge. In 1835 wordt in Oostkerke de Confrerie van de H. Barbara opgericht.
Over de bouwgeschiedenis van de vooroorlogse kerk is weinig bekend. Toch kan in combinatie met iconografische en cartografische bronnen een evolutie geschetst worden. De westtoren (drie geledingen) met stompe leien spits was gedeeltelijk ingebouwd in het smalle schip. De éénbeukige kerk onder leien zadeldak verbreedde ter hoogte van het koor tot een tweebeukige hallenkerk. Tegen de koorsluiting van het vooruitspringende noordkoor was de sacristie aangebouwd en de vrijstaande westgevel bood plaats aan de calvarie. Mogelijk werd een oorspronkelijk éénbeukig kerkje in de 16de of 17de eeuw uitgebreid met een noordelijk Onze-Lieve-Vrouwekoor.
Op 18 oktober 1914 (gedurende de IJzerslag) vlucht de bevolking van Oostkerke westwaarts. De kerktoren, twee kilometer ten westen van de gestabiliseerde frontlinie, is het mikpunt van zware Duitse beschietingen. Reeds in 1915 is de Sint-Veerlekerk grotendeels verwoest. Een lange ladder op een foto (09.07.1915) bewijst het gebruik van de zwaar beschadigde toren voor observatie. De verwoesting van 1915 was nog maar een begin: maximaal twee jaar later toont een prentkaart met opschrift “Guerre 1914-1917” dat de kerk ondertussen gereduceerd is tot enkele stompen. Voor de ruïne poseren vijf militairen en één burger, met houweel en kruiwagens vol puin. Vermoedelijk dient het puin om frontwegen en loopgraven te versterken. Een aantal kunstwerken uit de kerk - waaronder de schilderijen van de vier evangelisten - worden in veiligheid gebracht in het hospitaal van Dokter Depage in De Panne.
Oostkerke behoort door zijn ligging nabij de frontlinie tot de zwaarst verwoeste dorpen in de IJzervlakte. In "Une visite à l'Yser" beschrijft journalist A.G. De Graeve, kort na de wapenstilstand, hoe de verwoestingen van west naar oost enorm toenemen naarmate men de frontlinie bij Diksmuide nadert: "La commune de Alveringem n'a pas souffert. Mais une fois à Lampernisse nous apercevons les premières destructions (...) Oostkerke est un amas de pierres pulverisées". De bijna volledige verwoesting en de tussen de huizen gebouwde bunkers openen de weg voor de wederopbouw op een nieuwe locatie. Burgemeester en herenboer Medard Duchatelez (1862-1947) wil Oostkerke snel herbouwen, zonder te wachten op de opruiming van ruïnes of rekening te houden met oude rooilijnen. Hij roept reeds op 15 april 1919 de eerste gemeenteraad samen met drie teruggekeerde raadsleden. In de eerste helft van 1920 worden een houten noodkerk en -school gebouwd en vindt de pastorie onderdak in een barak van het Koning Albertfonds. In dat jaar slaagt de burgemeester er ook in om zowel koning Albert I als wederopbouwminister Henri Jaspar uit te nodigen in het verwoeste dorp. Aan Jaspar wordt gevraagd of het dorp kan verplaatst worden naar landbouwgronden bij de spoorweg Lichtervelde-Veurne.
Het aanleg- en rooilijnenplan, op 21 september 1920 opgemaakt door gemeentelijk architect Fernand de Montigny (Antwerpen, 1885-1974) en zijn collega-architect Louis Somers (1871-?) geeft, zij het schetsmatig, naast de grote trapeziumvormige Marktplaats als kern van het nieuwe dorp, ook reeds de inplanting en plattegrond van de voornaamste gebouwen aan. De georiënteerde éénbeukige kruiskerk (een eerste, niet gerealiseerd ontwerp) vormt samen met de vrijstaande pastorie een aparte religieuze entiteit aan de Grintweg, en is met het oostkoor naar het plein gericht. De school en een bakkerij zijn daarentegen wel aan het plein gelegen. De gemeenteraad van 23 december 1920 keurt de koopakte voor de weiden goed, waar het nieuwe dorp zal gebouwd worden. De raad motiveert dat "onze dorpplaats gansch en geheel door de verbondene legers tot (...) verdedigingsmaatregelen is aangelegd geworden en tevens door het vijandelijk geschut omwoeld is geweest”. Het zou erg veel geld kosten om die bunkers weg te ruimen en de gronden te effenen.
Een belangrijke stap in de vormgeving van het nieuwe dorp is de perspectieftekening, in april 1921 opgemaakt door de Montigny met inbreng van pastoor Gustaaf Vanderstraeten (1875-1942). De pastorie wordt nu ten noordoosten van het kerkkoor ingeplant, waardoor ze naar het plein gericht is. Door de vooruitspringende rooilijn is de pastorie in één zichtas opgenomen met de aansluitende lage huizenrij. De tekening benadert reeds de vanaf 1921 en vooral 1922 gerealiseerde historiserende wederopbouw: een innoverend stedenbouwkundig concept met aaneengesloten bebouwing rondom een beboomd plein in combinatie met de traditionele trap- en tuitgevels van pastorie en huizen. Een groot verschil betreft de oriëntatie van de kerk: de tekening toont reeds de in 1922-1923 gebouwde driebeukige hallenkerk, maar de vooruitspringende toren - gelijkend op de oude toren - is nog naar het westen, en dus weg van het plein gericht. Dit tweede kerkontwerp is, blijkens een brief van pastoor Vanderstraete (1 maart 1921, aan Koninklijk Hoogcommissaris De Groote) gebaseerd op het oude kerkje, bestaande uit een kleine ‘zijbeuk’ en een ‘middenbeuk’. De tweede ‘zijbeuk’ die “in de loop der tijden” afgebroken was, zou men nu ook herbouwen. De stilistische keuze voor een traditionele hallenkerk wordt gemotiveerd als het ‘herwinnen’ van een ooit bestaande kerk. De pastoor versterkt zijn pleidooi voor een grotere kerk door te wijzen op het bevolkingspotentieel in Oostkerke. In 1914 waren er 300 parochianen, maar ook inwoners van Lampernisse, Kaaskerke en Pervijze kwamen er naar de mis. Begin 1921 volgden circa 250 mensen regelmatig de zondagsdienst in de kerkbarak van Oostkerke. De pastoor besluit dat de toekomst van Oostkerke is: “er zal hier geerne gewoond zyn, dus wij mogen onze kerk en scholen met dat vooruitzicht bouwen".
Na de goedkeuring van de kerkvergroting door de Dienst der Verwoeste Gewesten, laat de eerstesteenlegging nog meer dan een jaar op zich wachten vanwege een discussie over de oriëntatie. In een gezamenlijke brief van 13 maart 1922 houden de pastoor en de burgemeester bij de koninklijk commissaris een pleidooi om de toren met het portaal naar het Sint-Veerleplein te draaien, dit omwille van schoonheid en toegankelijkheid. Na de toestemming hiervoor volgt de openbare aanbesteding op 12 mei 1922. De slechte kwaliteit van de ondergrond voor de toren vertraagt echter de bouwwerken. Een ontwerp, eind november of begin december 1922 opgemaakt door de Bouwdienst van de Dienst der Verwoeste Gewesten, voorziet in bijkomende funderingspalen van meer dan vijf meter lang. Het is een huzarenstukje dat de kerk gebouwd wordt in een tijdsspanne van ongeveer één jaar: op kermiszondag 17 september 1923 wijdt de deken de kerk in. Op 21 september 1924 worden de kerk en het dorp onder de bescherming van het Heilig Hart geplaatst, door de plaatsing van een beeld boven het portaal.
De niet-georiënteerde kerk in regionale gotiek heeft een voorgeplaatste, vierkante oosttoren, die naar het Sint-Veerleplein gericht is. De driebeukige, geelbakstenen hallenkerk zonder transept is gevat onder leien zadeldaken. Het hoogkoor is driezijdig gesloten, de zijbeuken en zijkoren zijn recht gesloten door tuitgevels met muurvlechtingen. Bij het zuidkoor sluit een sacristie onder leien zadeldak aan, bij het noordkoor een haaks ingeplante bergruimte onder leien schilddak.
De slanke oosttoren van drie geledingen wordt gemarkeerd door zware hoeksteunberen met versnijdingen en een spitse leien naald met windvaan. Doorgetrokken waterlijsten lijnen de geledingen af. Boven het spitsboogportaal in een omlijsting van profielbaksteen, is een natuurstenen baldakijn met Heilig Hartbeeld voorzien. Daarboven wordt de eerste geleding gemarkeerd door een grote oculus in een omlijsting van profielbaksteen. De tweede geleding is voorzien van een grote geprofileerde rondboognis op afzaat met rechthoekig torenluik en kleine oculus. De derde geleding met licht afgeschuinde hoeken en borstwering is aan de vier zijden opengewerkt door spitsbogige galmgaten in een geprofileerde omlijsting, ingeschreven in spitsbogige spaarvelden.
De zijbeuken en koren worden geritmeerd door geprofileerde spitsbogige drielichten met bakstenen traceringen en steunberen met versnijdingen. In de gevelvelden van de westgevel wordt de oculus van de toren herhaald. De sacristie en de bergruimte zijn opengewerkt met natuurstenen bolkozijnen.
In het portaal, onder de toren, is een blauwhardstenen 17de-eeuwse grafsteen uit de oude kerk in de vloer ingewerkt. In de klokkenverdieping zijn drie bronzen klokken opgehangen, respectievelijk daterend van 1923, 1924 en 1955. Het witbepleisterde kerkinterieur wordt geritmeerd door de spitsbogenarcade in gele profielbaksteen. De scheibogen tussen de beuken rusten op bakstenen zuilen, met kapitelen en basementen in blauwe hardsteen. Boven het korfboogportaal in een omlijsting van profielbaksteen (tussen toren en kerk) kraagt de neogotische doksaalbalustrade uit op sierlijk uitgewerkte korbelen. In de hoge spitsbogige opening erboven bevindt zich de neogotische orgelkast. Het schip en de koren zijn overwelfd door houten spitsgewelven - beschilderd met vergulde sterren - op houten kroonlijsten en met metalen trekstangen. Het hoofdkoor is overwelfd door een houten straalgewelf, met gemaroufleerde schilderingen van Christus geflankeerd door een wijze en een dwaze maagd met banderollen met Bijbelse opschriften. Het neogotische binnenschrijnwerk met hang- en sluitwerk is verzorgd uitgewerkt.
De spitsboogvensters met bakstenen monelen zijn ingevuld met verzorgde neogotische glasramen, in het hoogkoor gesigneerd en gedateerd "Camille Wybo 1924". De glasramen in het hoogkoor stellen onder meer de Verrijzenis van Christus voor, en in de boogvelden Oudtestamentische taferelen, zoals Jona en de walvis. In de zijkoren wordt geput uit de volkse bijbeltraditie, zoals Onze-Lieve-Vrouw Hemelvaart. De glasramen van de zijbeuken zijn volledig gewijd aan de Tien Geboden.
De neogotische altaren en het meubilair zijn in 1924 geplaatst door het Kortrijkse beeldhouwersatelier Lelan. De verzorgde natuurstenen altaartafel van het hoogaltaar is voorzien van basreliëfs en zuiltjes met knoppenkapitelen. Hierop zijn het houten retabel met polychrome medaillons met bustes van de vier evangelisten en het tabernakel met sierlijke koperen deurtjes geplaatst. Het linker zijaltaar is gewijd aan Onze-Lieve-Vrouw van de Rozenkrans. Op de natuurstenen altaartafel met medaillon van het Lam Gods, is het drieledige eikenhouten, neogotische retabel geplaatst. In de centrale spitsboognis is een polychroom gipsen beeld van Onze-Lieve-Vrouw, gesigneerd "J.F. Lelan, beeldhouwer Kortrijk", geplaatst, geflankeerd door polychrome bas-reliëfs met verhalende voorstellingen rond Maria en de Heilige Dominicus.
Het zijaltaar in de rechter zijbeuk is gewijd aan Sint-Jozef. Op de natuurstenen altaartafel met medaillon "De pelikaan voedt zijn jongen", is het drieledige eikenhouten, neogotische retabel geplaatst. In de centrale spitsboognis is een polychroom gipsen beeld van Sint-Jozef met kind geplaatst, gesigneerd Lelan, geflankeerd door polychrome bas-reliëfs met de Heilige Familie en de vlucht naar Egypte.
Ook de neogotische preekstoel, met bewaarde hemel, is ontworpen door de Kortrijkse beeldhouwer Lelan. Onder meer de kuip is erg verzorgd uitgewerkt met neogotisch traceerwerk en medaillons met symbolen van de evangelisten. Ook de neogotische koorbanken, biechtstoelen en communiebanken met gotisch traceerwerk zijn ontworpen door het huis Lelan. De blauwhardstenen doopvont met koperen deksel is afgesloten door smeedijzeren hekwerk.
De kerk bewaart een reeks van zes neogotische heiligenbeelden naar ontwerp van het huis Lelan. Ze zijn geplaatst op in de muur of de zuilen verankerde consoles. De twee bewaarde vroeg 18de-eeuwse schilderijen (olie op doek), met voorstelling van evangelisten, worden toegeschreven aan de Vlaamse school. Blijkens het opschrift op de kaders zijn ze in 1716 geschonken door een pastoor. Ook de neogotische kruisweg op zinken platen, van circa 1900, werd gered uit de vooroorlogse kerk. De sacristie wordt gekenmerkt door een sierlijke witstenen schouw.
Bron: Onroerend Erfgoed, digitaal beschermingsdossier 4.001/32003/147.1, Het ensemble van de Sint-Veerleplein, de pastorie en de gedenkkapel als monument, het Sint-Veerleplein als dorpsgezicht.
Auteurs: Vanneste, Pol
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Vanneste P. 2017: Ex situ heropgebouwde parochiekerk Sint-Veerle [online], https://id.erfgoed.net/teksten/203318 (geraadpleegd op ).
Parochiekerk toegewijd aan Sint-Pharaildis (Sint-Veerle). Niet georiënteerd bedehuis in 1922-1923 heropgebouwd ten westen van het nieuwe Sint-Veerleplein. Langs het Sint-Veerleplein afgezoomd door deels recent bakstenen muurtje en overige zijden door middel van lage haag.
Circa 1180: afstammelingen van Volcraven, heer van Lampernisse laten een kapel bouwen op zo'n drie km ten oosten van de kerk van Lampernisse. Deze kapel vormt de basis voor de latere parochie "Volcravenkinderkerk". Circa 1244: "Volcravenkinderkerke", het latere Oostkerke wordt een zelfstandige parochie. Het kapittel van Sint-Omaars (Noord-Frankrijk) verkrijgt het patronaatsrecht van de kerk. 15de eeuw: de vooroorlogse kerk was een gotische éénbeukige kerk, vermoedelijk uit de 15de eeuw, met ingebouwde westtoren. Op een niet nader te bepalen tijdstip wordt de kerk aan de noordzijde uitgebreid met een Onze-Lieve-Vrouwkoor en een sacristie in het verlengde van het hoofdkoor.
Circa 1843: op de Atlas der Buurtwegen is de plattegrond van de éénbeukige kerk met het Onze-Lieve-Vrouwkoor aan de noordoostelijke zijde en de aangebouwde sacristie duidelijk weergegeven. Vóór de Eerste Wereldoorlog: éénbeukige gotische bakstenen kerk onder leien zadeldak met ingebouwde westtoren van drie geledingen met ingesnoerde naaldspits. Ten noordoosten, Onze-Lieve-Vrouwkoor van drie traveeën onder leien zadeldak met aangebouwde sacristie en aan de westzijde een calvarie. 1914-1918: door de ligging dicht bij de gestabiliseerde frontlinie wordt de kerk samen met de volledige dorpskern tijdens de Eerste Wereldoorlog in puin geschoten. Een aantal kunstvoorwerpen worden echter in veiligheid gebracht in het hospitaal van Dr. Depage in De Panne. Zowel tijdens als na de oorlog doet de kerkruïne dienst als groeve voor bouwmateriaal.
1922-1925: de verwoesting van het dorp is dermate groot dat na de Eerste Wereldoorlog beslist wordt om Oostkerke her op te bouwen ten noorden van de voormalige dorpskern. De parochiekerk wordt heropgebouwd naar een nieuw ontwerp van de architecten F. De Montigny en L. Somers (Antwerpen) met inslag van de regionale baksteengotiek. 17 september 1923: Mgr. Waffelaert wijdt de kerk in. 21 september 1924: de kerk wordt onder de bescherming geplaatst van het Heilig Hart. Bij deze gelegenheid wordt een Heilig Hartbeeld boven het portaal geplaatst.
De plattegrond ontvouwt: voorgeplaatste vierkante oosttoren, driebeukige hallenkerk van vier en een halve travee, zijkoren met rechte koorsluiting en hoofdkoor van één travee met driezijdige koorsluiting. In het verlengde van het zuidkoor: sacristie van twee traveeën op rechthoekige plattegrond onder leien zadeldak en bergruimte onder leien schilddak haaks achter het noordkoor ingeplant. Omlopend druippad in baksteen. Gele baksteenbouw en afdekking door middel van leien zadeldaken. Aansluitend bij de regionale baksteengotiek. Slanke voorgeplaatste oosttoren van drie geledingen gemarkeerd door zware versneden hoeksteunberen en leien torenspits met windvaan. Onderste geleding: geprofileerd bakstenen spitsboogportaal onder dito druiplijst met erboven geprofileerde oculus. Tussen beide, later toegevoegd natuurstenen Heilig Hartbeeld onder dito baldakijn met op de sokkel het opschrift "OOSTKERKE AAN 'T H. HERTE". Tweede geleding met grote geprofileerde rondboognis op afzaat met rechthoekig torenluik en oculus. Derde geleding met licht afgeschuinde hoeken, geprofileerd spitsboogvenster met ingeschreven rondboogvormige galmgaten en borstwering. Zijbeuken en koren: veralgemeende toepassing van geprofileerde spitsboogramen (drielichten) op afzaten en tuitgevels op schouderstukken met aandaken en muurvlechtingen. Zijgevels geritmeerd door versneden steunberen en dito spitsboogramen. Sacristie en bergruimte: bolkozijnen met natuurstenen onderdorpel, middenstijl en latei.
Interieur. Oosttoren met houten balkenzoldering op witte natuurstenen consoles. Witbepleisterde hallenkerk. Geprofileerde spitsboogarcade op bakstenen zuilen met achtzijdige kapitelen in blauwe hardsteen en dito basementen op bakstenen sokkels. Overwelving van schip en koren door middel van met gouden sterren beschilderd houten spitstongewelven op houten kroonlijst en verzorgde metalen trekstangen. Afdekking hoofdkoor door middel van beschilderd houten straalgewelf met de voorstelling van Christus geflankeerd door een wijze en een domme maagd met banderollen met het opschrift "DEZE IS EEN WIJZE MAAGD - EEN VAN 'T GETAL DER VOORSICHTIGEN " en "KOM O BRUID VAN CHRISTUS - ONTVANG DE KROON U VOORBEREID". Dit iconografische programma van de maagden werd ook in het schip verder gezet, maar is nu overschilderd.
Mobilair. Arduinen 17de-eeuwse grafsteen met het opschrift "Sepulture van Cornelis Willems F. Frachois die overleet den VII meye 1631 ende van Ianneken F. Lodewyck Pranghe den voor Cornelis Huysvr. die over. XVI". Twee vroeg 18de-eeuwse schilderijen, respectievelijk 'Heilige Mattheus' en 'Heilige Lucas', olie op doek, toegeschreven aan de Vlaamse school en in 1716 geschonken door pastoor de Mulder (zie opschrift) als onderdeel van een reeks van vier. Voorts voornamelijk mobilair met neogotische inslag van de jaren 1920: verzorgd natuurstenen hoofdaltaar met basreliëf, zuiltjes met knoppenkapitelen en houten retabel met medaillons van de vier evangelisten. Dito, maar soberdere zijaltaren, talrijke polychrome heiligenbeelden van 1925 naar ontwerp van beeldhouwer J.F. Lelan-Declerck (Kortrijk), neogotische preekstoel, biechtstoel, communiebanken en arduinen doopvont met smeedijzeren hekwerk. Verzorgde neogotische glasramen naar ontwerp van Camille Wybo (Doornik): in het schip de voorstelling van de 10 geboden; in de oostelijke gevel twee oculi met enerzijds de allegorie van "Geloof - Hoop - Liefde" en "Dood - Oordeel - Hel - Hemel" anderzijds; boven de altaren respectievelijk "Onze-Lieve-Vrouw Hemelvaart" en "De dood van Sint-Jozef"; in het hoofdkoor: achtereenvolgens "Kersttafereel", "Jezus sterft aan het kruis", de "Verrijzenis" en in de venstertraceringen bovenaan taferelen van het Oude Testament.
Bron: MISSIAEN H. & VANNESTE P. met medewerking van GHERARDTS F. & SCHEIR O. 2005: Inventaris van het bouwkundig erfgoed, Provincie West-Vlaanderen, Gemeente Diksmuide, Deel I: Deelgemeenten Diksmuide, Beerst, Esen, Kaaskerke, Keiem en Lampernisse, Deel II: Deelgemeenten Leke, Nieuwkapelle, Oostkerke, Oudekapelle, Pervijze, Sint-Jacobskapelle, Stuivekenskerke, Vladslo en Woumen, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen WVL18, onuitgegeven werkdocumenten.
Auteurs: Vanneste, Pol; Missiaen, Halewijn
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Vanneste P. & Missiaen H. 2005: Ex situ heropgebouwde parochiekerk Sint-Veerle [online], https://id.erfgoed.net/teksten/78454 (geraadpleegd op ).