erfgoedobject

Parochiekerk Sint-Pieter met kerkhof

bouwkundig element
ID
78542
URI
https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/78542

Juridische gevolgen

Beschrijving

De georiënteerde parochiekerk met omringend kerkhof werd heropgebouwd in 1924-1927. De kerksite van Nieuw-Stuivekenskerke gaat terug tot de kerkverplaatsing circa 1870. De toren van deze kerk werd herbouwd naar model van de vernietigde toren van Oud-Stuivekenskerke.

Het kerkhof

Het ommuurde, rechthoekige kerkhof is toegankelijk via ijzeren poortjes met geometrisch motief, gevat tussen bakstenen pijlers onder ezelsrug. Circa 2000 werd de muur ter hoogte van de Stuivekenskerkestraat oostelijker herbouwd zodat een dorpspleintje ontstond. Aan de noordrand van het kerkhof werd in de wederopbouwperiode een vergaderzaaltje onder leien zadeldak gebouwd. De linde, ten oosten van het koor, verwijst naar het aanlegplan van 1925. Op het zuidelijk deel van het kerkhof is een Heilig Hartbeeld op blauwhardstenen sokkel geplaatst. Een gerestaureerde, betonnen wegwijzer met metalen platen is herplaatst op het kerkhof. De graftekens vormen een belangrijke historische bron voor de sociale stratigrafie en evolutie van de dorpsgemeenschap vanaf het einde van de 19de eeuw. Alle lagen van de bevolking zijn herkenbaar: van pastoor en burgemeester tot de middenklasse en Jan met de pet. Het materiaalgebruik varieert van blauwe hardsteen tot eenvoudige betonnen kruisen, soms met cimorné-inleg, en ijzeren kruisen. Een aantal graftekens kunnen stilistisch en aan de hand van sterfdata voor 1914 gedateerd worden. Traditionele blauwhardstenen kruisen (in boomstamvorm) op voet in rotsimitatie komen nog voor in het interbellum. Het priestergraf van Cyriel Declercq (+ 1932) is art-decogetint: de eenvoudige blauwhardstenen stèle met kruisbekroning is ingepast in een geometrisch uitgewerkte nis van oranje sierbaksteen. Het perk is afgeboord in dito baksteen en met geometrisch uitgewerkt ijzeren hekwerk. Een heldenhuldezerk met opschriften "AVV-VVK" en "Hier rust Henri De Wicke soldaat geb. te Kaaskerke 22-8-1896 gev. voor vaderland 11-6-1918 (…)" herinnert aan de Eerste Wereldoorlog.

Geschiedenis van Stuivekenskerke tot de 18de eeuw

In 1161 verwierven de Norbertijnen van Vicogne (Raisme aan de Schelde, Noord-Frankrijk) een schaapskooi in de IJzerpolders. Circa 1170-1180 werd deze norbertijnse nederzetting onder bescherming genomen van graaf Diederik van de Elzas (1128-1168) (zie landgoed Vicogne). In 1219 werd Stuivekenskerke voor het eerst vermeld als "parochia de Stuvinskerke in loco qui Vatha Dicitur" of vrij vertaald "de parochie Stuivinskerke op de plaats die Vate genoemd wordt". Dat de Gentse Sint-Pietersabdij het patronaatsrecht voor deze parochie bezat, verklaart Sint-Pieter als patroonheilige van de kerk.

In 1247 wijdde de bisschop in het kloosterdomein een altaar en een kerkhof in, waar alleen monniken en personeel mochten begraven worden. Tijdens de middeleeuwen kende het monnikendomein een grote bloei.

Circa 1566, tijdens de godsdiensttroebelen, werden de kerk en het klooster van Vicogne door de Geuzen aangevallen en geplunderd. In 1572 (jaartal in de oude toren), mogelijk ten gevolge van de aangerichte schade, kreeg de Sint-Pieterskerk een nieuwe westtoren.

In 1596 werd het kloosterdomein versterkt als onderdeel van de Spaanse anti-penetratielijn tegen de systematische plundertochten van de hervormingsgezinden vanuit de havenstad Oostende. Het kloosterdomein kende verval in de 16de en 17de eeuw.

In de 17de eeuw werd de Sint-Pieterskerk hersteld na de godsdiensttroebelen. In 1643 werd de kerk uitgebreid met een noordbeuk, de zogenaamde Onze-Lieve-Vrouwebeuk.

In de 18de eeuw kende het kloosterdomein opnieuw een bloei. Op de Ferrariskaart (1770-1778) is " 't Clooster Vicogne" aangeduid met losstaande bestanddelen binnen een dubbele omwalling. De "Clooster Molen" bevond zich in de onmiddellijke omgeving. In 1794 werden de monniken uit de kloosterdomein met klooster, hoeve en windmolen verjaagd. Na de verkoop ervan als nationaal goed in 1797 werd het domein omgevormd tot landgoed Vicogne met hoeve.

Kerkverplaatsing 1870: het ontstaan van Nieuw-Stuivekenskerke

In 1867 legde de gouverneur het project voor een nieuwe kerk en pastorie, met als implicatie de kerkverplaatsing en de sloop van de oude kerk (in het huidige Oud-Stuivekenskerke), voor aan de Koninklijke Commissie voor Monumenten. Briefwisselend lid kanunnik F. van de Putte pleitte voor de verplaatsing. Het oude dorp, aan de gemeentegrens, bestond immers slechts uit vier à vijf huizen rond de vervallen kerk. Aan het andere uiteinde van Stuivekenskerke, op circa 2,5 kilometer van de oude kerk, kende het gehucht Tervate bij de Tervatebrug over de IJzer een grote bevolkingsaangroei. Het herstel van de oude kerk zou veel geld kosten en zou de bereikbaarheid ervan niet vergroten. Burgemeester, provincieraadslid en herenboer Jean-Baptiste De Graeve schonk een terrein nabij zijn Vicognegoed, en meer bepaald bij de "kloostermolen", en geld voor de bouw van de nieuwe kerk. Deze locatie lag maar goed een kilometer van Tervate af of half zo ver als de oude dorpskern. De neogotische kerk werd ontworpen door provinciaal architecten Pierre Croquison en Pierre Buyck. De kerk en de pastorie werden voor het eerst in het kadaster vermeld in 1871. Door deze kerkverplaatsing telde Stuivekenskerke vanaf 1870 naast het kleine oude dorp, voortaan het gehucht Oud-Stuivekenskerke genoemd, en het meer bevolkte Tervate, een derde, klein gehucht rond de nieuwe kerk en pastorie, met name Nieuw-Stuivekenskerke.

De oude Sint-Pieterskerk werd, met uitzondering van de 16de-eeuwse westtoren, afgebroken in 1870. Door de bouwvalligheid van de toren kwam het begraven op de oude site in het gedrang. Er zou dan ook een kerkhof ingericht worden rond de nieuwe kerk. De Provinciale Commissie voor Monumenten en de gouverneur bepleitten in 1897 de opname van de toren met rijzige bakstenen spits van Oud-Stuivekenskerke als monument. De Koninklijke Commissie voor Monumenten rangschikte de laatgotische toren van 1572 in de tweede klasse, maar drong aan op onmiddellijke herstellingen. In 1898-1901 werden er door architect Thierry Nolf dringende restauratiewerken uitgevoerd.

Eerste Wereldoorlog: onderwaterzetting en vernietiging van Oud- en Nieuw-Stuivekenskerke

Na de val van Antwerpen bereikten de Belgische militairen op 14 oktober 1914 oververmoeid de IJzer om er een front van bijna 40 kilometer lang te verdedigen. Op 18 oktober barstte de Slag aan de IJzer in volle hevigheid los: de Belgische voorposten ten oosten van de IJzer werden massaal aangevallen. Ondanks hardnekkige weerstand was Diksmuide op 20 oktober de enige plaats aan de oostelijke IJzeroever, die nog niet door de Duitsers ingenomen was. In de nacht van 21 op 22 oktober 1914 kon een Duitse legereenheid de IJzer voor het eerst oversteken in de bocht van Tervate (ten noordoosten van Stuivekenskerke). Na pogingen op 22 oktober om de Duitse opmars te stuiten, moesten de Belgen zich verder terugtrekken tot in Stuivekenskerke. In de nacht van 22 op 23 oktober staken de terugtrekkende Belgen de kerk van Nieuw-Stuivekenskerke in brand, zodat de Duitsers de kerktoren niet als observatiepost konden gebruiken. De Belgen werden eveneens verdreven uit hun stellingen bij het Vicognegoed en de Kloosterhoek. De volgende dagen staken Duitse militairen massaal de IJzer over en verdreven de Belgen tot achter de spoorwegbedding Nieuwpoort-Diksmuide. De beslissing om het gebied tussen die spoorwegbedding en de IJzer te laten overstromen via het Nieuwpoortse sluizencomplex en de keuze van de Duitse legerleiding om een pauze in de gevechten in te lassen, beëindigde de Duitse opmars en leidde de stellingenoorlog in. Op 31 oktober 1914 zag het Duitse leger zich door het wassende water verplicht tot een algemene terugtocht tot op de oostelijke IJzeroever. In het geïnundeerde niemandsland tussen de Belgische en de Duitse eerste linie werden door beide partijen observatieposten en voorposten ingericht op hoger gelegen eilandjes, die enkel bereikbaar waren via ‘passerellen’. Deze voorposten groeiden doorheen de oorlogsjaren uit tot zwaar versterkte steunpunten met loopgraven, prikkeldraadversperringen, betonnen verdedigingsposten enz. Onder meer de dorpskom van Nieuw-Stuivekenskerke en het landgoed Vicogne vormden belangrijke Duitse steunpunten. Daartegenover, op nauwelijks enkele honderden meter, lagen de Belgische steunpunten rond Reigersvliet en het gehucht Oud-Stuivekenskerke, die uitgroeiden tot respectievelijk "Grand Garde Nord" en "Grand Garde Sud". Door dit jarenlange oorlogsgeweld raakten de kerk en de pastorie met omringende bebouwing, en het landgoed Vicogne van Nieuw-Stuivekenskerke bijna volledig verwoest. Ook het gehucht Oud-Stuivekenskerke en de oude toren werden vernietigd.

In en rondom de Sint-Pieterskerk herinneren diverse relicten aan de Eerste Wereldoorlog: de bronzen gedenkplaten van 1959, links en rechts van het kerkportaal, herdenken het "8ste linieregiment" en het "1ste en 2de regiment karabiniers" die sneuvelden tijdens de Slag aan de IJzer. In het kerkportaal (torenruimte) is de gedenkplaat voor de militaire slachtoffers van Stuivekenskerke ingewerkt. In het linker zijkoor troont in een gemaroufleerde schildering Onze-Lieve-Vrouw boven de overstroomde IJzervlakte. De afbeelding van het verwoeste Nieuw-Stuivekenskerke, als achtergrond van deze schildering, is vermoedelijk gebaseerd op een aquarel van de Duitse schilder en onderofficier Franz Eichhorst, dat verscheen in het 14-daagse tijdschrift "An Flanders Küste. Kriegszeitung für das Marinekorps" (1916). In de kerk bevindt zich tevens een Mariabeeld, dat gered werd net voordat de kerk in oktober 1914 afbrandde. In de zijbeuken herinneren twee glasramen respectievelijk aan Henri Dewicke, soldaat bij het 15de Artillerieregiment, overleden op 11 juni 1918, en Theophile De Keyne, soldaat 2de klasse bij het 8ste Linieregiment, overleden in mei 1918. De stoffelijke resten van Henri Dewicke, aanvankelijk begraven in Izenberge, werden overgebracht naar het kerkhof van Stuivekenskerke, waar het heldenhuldezerkje bewaard is.

Reconstructie van de toren van Oud-Stuivekenskerke in Nieuw-Stuivekenskerke

De vooroorlogse situatie met twee gehuchten was uniek: de nieuwe kerk was in 1870 op het gehucht Nieuw-Stuivekenskerke gebouwd, maar Oud-Stuivekenskerke behield symboolwaarde met de gerangschikte 16de-eeuwse toren van de gesloopte kerk. De oorlogsvernietiging zadelde het dorp op met een wederopbouwdilemma: aan de nieuwe kerk werd, onder meer door de Koninklijke Commissie voor Monumenten en Landschappen, geen architecturale waarde toegekend, terwijl een in situ reconstructie van de oude toren onmogelijk werd gemaakt door de inrichting van een Site de guerre rondom de torenruïne. De Brugse architect René Buyck tekende plannen om de toren van Oud-Stuivekenskerke als voorgeplaatste westtoren te reconstrueren bij de nieuwe hallenkerk van Nieuw-Stuivekenskerke (29 juni 1922). Het gunstige advies van de Koninklijke Commissie (28 oktober 1922) en de goedkeuring door koninklijk commissaris de Haene (20 maart 1923, Dienst der Verwoeste Gewesten) beletten het Comité van Toezicht niet om de plannen alsnog af te keuren op 11 mei 1923. Volgens dit comité volstonden de afmetingen van de vooroorlogse kerk voor de geringe bevolking. De reconstructie van de oude toren vormde een nutteloze uitgave, gezien de streek reeds een groot aantal torens telde. Bovendien was de grond waarop de kerk moest komen "gansch ontredderd door de ontploffing van bommen" en de onderwaterzetting. Voor het herbouwen van "den ouden steenen toren [zouden] ingezien zijne zwaarte, kostelijke grondvesten nodig zijn". Hierna sleepte commissaris de Haene alsnog de reconstructie van de oude toren met stenen spits uit de brand met een compromisvoorstel: toch de oude toren herbouwen bij de kerk van Nieuw-Stuivekenskerke, én besparen door de kerk te projecteren op de grondvesten van 1870. Als juridisch argument gold dat de gemeente recht had op het "wederbeleg" van zowel toren als kerk. Ook het probleem van de slechte grond werd gerelativeerd want dit deed zich voor in de hele polderstreek. Gezien de ziekte van René Buyck tekenden Charles Schaessens en Valère Lievens namens de Dienst der Verwoeste Gewesten in juni 1923 een gewijzigd ontwerp, gebaseerd op het kerkje van Oeren (Alveringem) en typisch voor de "gewestelijke kerkarchitectuur". De kerk werd heropgebouwd tussen april 1924 en begin 1927. Alle retoriek ten spijt over het hergebruik van de oude funderingen, voorzag het lastenboek in betonnen palen, onder de toren 10 m diep. Ook het "Ontwerp tot het aanleggen van processieweg en kerkhof" van 31 januari 1925 werd opgemaakt door Charles Schaessens. Van de 16 voorziene bomen op brede plantafstand (lindes, kastanjes en twee treurwilgen) is enkel een lindeboom ten oosten van het koor bewaard.

In vergelijking met andere dorpen werd de Sint-Pieterskerk van Stuivekenskerke vrij laat herbouwd in de periode 1924-1927. De decoratieve aankleding en de art-deco-meubilering van de kerk vond voornamelijk in 1928-1929 plaats. Op 30 juni 1930 werd de kerk ingewijd.

In 2002 is in het hoofdkoor een hoog neobarok marmeren altaar geplaatst. Dit altaar werd circa 1883 in een kloosterkapel in Poperinge gebouwd. Na de Eerste Wereldoorlog werd het herbouwd in Zonnebeke en in 2002 naar Stuivekenskerke overgebracht. Dit altaar bezit artistieke waarde, maar vormt een vreemd element in deze wederopbouwkerk met art-decogetint meubilair. In 2006-2012 werd de kerk gerestaureerd naar ontwerp van de Diksmuidse architect Peter Seys (zie inhuldigingsplaat in de inkom van de kerk).

De wederopbouwkerk van Nieuw-Stuivekenskerke

De georiënteerde Sint-Pieterskerk met voorgeplaatste westtoren, is opgebouwd uit een pseudo-basilicaal schip van vier traveeën en een recht afgesloten koor van twee traveeën. Bij de noordbeuk sluit de haakse doopkapel aan. Een ruime sacristie onder schilddak sluit ten zuiden aan in de hoek van de zuidbeuk en het hoofdkoor, ten noorden een kleine bergruimte. De geelbakstenen kerk is afgedekt door leien zadel- en schilddaken. De vier geledingen tellende toren, een reconstructie van de 16de-eeuwse toren van Oud-Stuivekenskerke, is bekroond met een achtzijdige, ranke bakstenen spits, versierd met hogels. De haaks op elkaar gestelde hoeksteunberen met versnijdingen lopen op in polygonale hoektorentjes met bakstenen spitsjes. Het korfboogportaal en het spitsboograam (tweede geleding) zijn gevat in een omlijsting van profielbaksteen. De derde geleding is gekenmerkt door blinde rondboognissen met lichtgleuven. De klokkenverdieping met gekoppelde spitsbogige galmgaten is afgeboord door een blinde bakstenen balustrade met spitboogfries. De achtzijdige traptoren (zuidzijde) is bekroond met een bakstenen spits. Door de strak gelede steunberen, met versnijdingen, die doorlopen over alle geledingen en de verbindende korfboognissen van de klokkenverdieping wordt het beeld gecreëerd van een gevelhoge, korfbogige spaarnis van de grond tot de borstwering. De calvarie onder leien zadeldakje is tegen de noordzijde van de toren opgesteld. De witgeschilderde keramische beelden, gesigneerd J. De Visscher, zijn geplaatst op een bakstenen sokkel met ezelsrug en penanten. De gevels van het schip en het koor zijn geritmeerd door steunberen en spitsboogvensters met bakstenen monelen.

Ondanks het eerder bescheiden exterieur van een kleinere pseudobasilicale kerk, imponeert het kerkinterieur. De hoge houten spitsgewelven en de arcade in verzorgd metselwerk hebben een ritmerend karakter en versterken de focus op het grote kleurrijke glasraam in het middenkoor.

Het portaal in de toren is overdekt met een samengestelde balkenzoldering. Ter hoogte van het doksaal verbindt een hoge spitsboog de toren met de kerk. In de klokkenverdieping zijn drie bronzen klokken opgehangen.

Het witbepleisterde pseudo-basilicale kerkinterieur is overwelfd door houten spitsgewelven met gordelribben en trekstangen (middenbeuk en koor) en schuine houten gewelven (zijbeuken). De spitsbogige scheibogenarcade en de gordelboog (overgang middenbeuk-koor), uitgewerkt in verzorgde gele profielbaksteen, hebben een ritmerende werking. De scheibogen rusten op ronde bakstenen zuilen met achtzijdige kapitelen. Ook de spitsboogvensters- en nissen zijn gevat in een omlijsting van profielbaksteen. In het koor met rechte koorsluiting wordt de ritmering van de scheibogen verdergezet door lagere spitsbogige blindnissen, op halfronde bakstenen zuilen. Vanuit deze nissen bieden twee verzorgde eiken deuren toegang tot sacristie en bergruimte. De rechte afsluiting van de zijbeuken is eveneens voorzien van spitsbogige blindnissen. De doopkapel, haaks op de noordbeuk, is toegankelijk via een accoladeboog, en is afgesloten met een laag smeedijzeren hekwerk met geometrische motieven. Het houten doksaal en de orgelkast dateren van bij de inrichting van de wederopbouwkerk.

Het kerkinterieur is uitzonderlijk rijk uitgewerkt. Opvallend zijn onder meer de glasramen, de gemaroufleerde schilderingen (mogelijk van 1929) en het homogene art-deco-meubilair gekenmerkt door een decoratieve versiering met geometrische motieven. Het grote hoge spitsbogige drielichtvenster van het hoofdkoor, toegekend aan het Brugse huis Peene-Delodder, is ingevuld met een glasraam, met onderaan jaartal 1926 in Romeinse cijfers. De voorstellingen in drie registers vormen een thematische eenheid: van de Bruiloft in Kana (onderste register), over de verheerlijking van het Heilig Sacrament (middenregister) tot de Heilige Drievuldigheid in de bovenlichten. De glasramen van de oculi in de zijdelingse koormuren beelden engelen af.

De spitsboognissen in het koor zijn ingevuld met neogotische muurschilderingen met omlopende band met opschrift "Gij zijt Petrus en op deze/ rots bouw ik mijn kerk/ en de poorten der hel zullen/ haar niet overweldigen" (hersteld bij interieurrestauratie in 2011) en voor het bovengedeelte gemaroufleerde schilderingen. De vier gemaroufleerde schilderingen beelden Petrus' levensverhaal af. De achtergrond van de taferelen toont de kerktoren en een hoeve met inrijpoort.

Ook in de blindnissen van de zijbeuken (fungerend als zijkoren) zijn gemaroufleerde schilderingen aangebracht. In het noordkoor troont Maria met kind Jezus, omkranst door een stralenbundel, boven de overstroomde IJzervlakte. Het achterplan toont het verwoeste Nieuw-Stuivekenskerke: van de vernietigde kerk loopt een passerelle over het water naar een vernietigde herberg. Het voorplan beeldt een stelling af, met een loopbrug, en een afgebrokkelde baksteenmuur en zandzakjes waartegen een uitgeputte burger en soldaat liggen. Op de schildering in het zuidkoor worden de heropgebouwde kerktoren en het landgoed Vicogne getoond rondom de figuur van Sint-Antonius-abt.

De glasramen in de zijbeuken, toegekend aan het Brugse huis Peene-Delodder, vormen de kruiswegstaties. De glasramen zijn op statie XIV gesigneerd en gedateerd: "Fecit M. Dinnewet 1926". De altaren en het meubilair zijn art-decogetint met geometrische motieven. De drie oorspronkelijke altaren zijn opgevat als natuurstenen tafels versierd met ingelegde mozaïekbanden met goudkleurige zigzag- en ruitmotieven. Het hoofdaltaar dat oorspronkelijk tegen de koorsluiting stond, verhuisde naar voor.

Het in geometrische art deco uitgewerkte tabernakel van dit altaar werd op het rechter zijaltaar geplaatst. De koperen deurtjes zijn versierd met reliëfs van biddende engelen. De houten tabernakels van de zijaltaren zijn opgevat in eenvoudige art deco en versierd met geometrische patronen in contrasterende houtsoorten. De eikenhouten kruismedaillons boven de zijaltaren zijn opgevat als eenvoudige houten muurkruisen, waarrond stralenkrans. De natuurstenen doopvont (doopkapel) en de consoles van de beelden zijn naar analogie met de altaren uitgewerkt met mozaïekbanden.

Het meubilair van preekstoel, biechtstoel en twee communiebanken ("Beeldhouwerij & Meubelmakerij Verlinde" uit Torhout) is uitgewerkt met geometrische, ruitvormige versiering in contrasterende houtsoorten. De vierkante preekstoel is centraal opgesteld aan de noordzijde van de middenbeuk. De biechtstoel in de noordbeuk is drieledig opgebouwd met paneeldeuren en -wanden. De bovenzijde van de lederen priesterzetel is versierd met een gesculpteerd bas-reliëf met pauselijke symbolen. Ook andere elementen behoren tot hetzelfde type meubilair.

  • Archief Onroerend Erfgoed, Archief KCML, Plannen betreffende de wederopbouw van de parochiekerk toegewijd aan Sint-Petrus.
  • Algemeen Rijksarchief Brussel, Dienst der Verwoeste Gewesten, dossier 4920, 4922.
  • Decanaal Archief Diksmuide, Stuivekenskerke, nr. 3, 9, 10.
  • Provincie West-Vlaanderen, "Oorlog en Vrede in de Westhoek", en Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, Afdeling Monumenten en Landschappen, Inventarisatie van relicten uit WO I in de Westhoek (2002-2005).
  • BEERNAERT B. 1993: René Aimé Buyck, in: Lexicon van Westvlaamse beeldende kunstenaars Deel 2, Kortrijk, 55.
  • BUFFEL C. & VANDENKERCKHOVE A. 1964: Stuivekenskerke, Langemark, 11-18, 25-29.
  • DEMOEN H. 1984: Het Diksmuidse van toen, Een verzameling beknopte historische gegevens, aangevuld met historische foto's en prentbriefkaarten, Brugge, 131-135.
  • DE SMET J. 1955: Stuivekenskerke, in Biekorf: Westvlaams archief voor geschiedenis, archeologie, taal- en volkskunde, 56.1 7-8.
  • LANNOYE B. 1991: Stuivekenskerke: de moeite waard, Diksmuide, 5-6.
  • RASKIN B.: 2015, Vijandige vergezichten, De Groote Oorlog op kleine schaal, Leuven.
  • VANNESTE P. 2015: Wederopbouw van dorpskerken tussen Diksmuide en Nieuwpoort. Oorlogstrauma en kunsthistorische erfenis, Monumenten & Landschappen, 34, 5, 18-41.

Auteurs: Vanneste, Pol
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Relaties

  • Is deel van
    Kerkdorp Nieuw-Stuivekenskerke

  • Is deel van
    Stuivekenskerkestraat

  • Omvat
    Orgel kerk Sint-Petrus


Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Parochiekerk Sint-Pieter met kerkhof [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/78542 (geraadpleegd op ).

Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed

Contact

Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.