De georiënteerde parochiekerk Sint-Martinus met omringend kerkhof is heropgebouwd in 1924-1925, naar ontwerp van de Brugse architect Théodore Raison. De kerk is omringd door het ruime kerkhof, met aan de zuidwestzijde het ereperk voor Belgische militairen uit de Eerste Wereldoorlog, en de gedenkkapel voor de oorlogsslachtoffers. Het kerkhof is deels afgeboord door een lage muur. Ter hoogte van de gedenkkapel is deze muur opengewerkt met smeedijzeren hekken en poortje tussen bakstenen pijlers in verzorgd metselwerk.
Door de bevolkingsgroei in de 19de eeuw ontstond in Vladslo een monumentale kerkhofcontext met de architecturale allures en begravingsdensiteit van een begraafplaats. De oudst bewaarde graftekens gaan terug tot circa 1860. Voorbeelden hiervan zijn het grafteken Van Overschelde en het priestergraf Van Tambacht, dit laatste met duidelijke oorlogsschade. De sterker wordende burgerlijke cultuur vanaf de 19de eeuw resulteerde in een rijkdom aan funeraire symbolen: kruisen in boomstamvorm of met eredoek, kransen, klimop, eikenblad, meiklokjes, rozen, fakkels, zuilen enzovoort. De blauwhardstenen, neogotische en eclectische graftekens dateren veelal uit het laatste kwart van de 19de eeuw en de eerste decennia van de 20ste eeuw, en zijn meestal opgebouwd uit een stèle of een cippe met kruisbekroning. Er zijn ook enkele portiekgraven bewaard. Soms is de begraving afgezoomd met paaltjes en kettingen. Kenmerkend voor het interbellum zijn art-decogetinte graftekens en ook eenvoudige betonnen grafkruisen. De veelvuldig voorkomende porseleinapplicaties werden nu aangevuld met bronzen bas-reliëfs met Christusmedaillon of –buste.
Op het kerkhof zijn alle lagen van de bevolking herkenbaar, van burgemeester tot pastoor (kelk) en kloosterlingen, van adel (voorbeeld familie de Crombrugghe de Picquendaele circa 1919, wapenschild) tot middenklasse en Jan met de pet. In de gevel van de sacristie is een eind 19de-eeuwse grafsteen voor de grafmakersfamilie Hoste ingemetseld. Er zijn ook enkele ijzeren kruisen bewaard. De calvarie is opgevat als een veldstenen Lourdesgrot, in de hoek van zuidbeuk en portaal. De nis, met altaar en kleine calvarie, is afgesloten met ijzeren hekken. De grot werd in 1946 uit dankbaarheid gebouwd, omdat Vladslo ongeschonden uit de Tweede Wereldoorlog kwam.
Aan het einde van de 10de eeuw zou er reeds een kerk gebouwd zijn in Vladslo. Deze ontstond als een ‘eigen kerk’ op het allodium van de edelman Eilbodo. "Frordeslo", het latere Vladslo, werd voor het eerst vermeld in 992, wanneer de parochie door bisschop Radbod van Noyon-Doornik onder het patronaat gesteld werd van de Gentse Sint-Pietersabdij. Ook Sint-Martinus als patroonheilige wijst op een vroege stichting. Verder speelde ook Sint-Livinus een (devotionele) rol in Vladslo. Relieken van deze 7de-eeuwse, mogelijk legendarische Ierse bisschop, zijn sinds het begin van de 11de eeuw bewaard in de Gentse Sint-Baafsabdij. Bij het 17de-eeuws reliekbeeld van de H. Livinus staat een bord met volkskundig opschrift: "'t jaar 400 breekt de zeedijk door – 't jaar 655 landt de H. Livinus te Frordeslo en geneest er de kranken". Tijdens het ancien régime was Vladslo een belangrijke en dichtbevolkte parochie van Vladslo-Ambacht (Beerst, Leke, Keiem, Schore en Vladslo), een bestuurlijke omschrijving binnen de kasselrij van het Brugse Vrije. Het ammanschap van het ambacht kwam toe aan de heren van de heerlijkheid Ter Heyde in Vladslo. In de wederopbouwkerk getuigen enkele eind 17de-eeuwse en vroeg 18de-eeuwse grafplaten van de familie Kemele van het binnenkerks begraven tijdens het ancien régime. Antheunis was hoofdman van de parochie en Cornelis ontvanger van de watering van Vladslo-Ambacht.
Na het afbranden van de Sint-Martinuskerk in de 15de eeuw, mogelijk circa 1489, bleef enkel de 12de-eeuwse vieringtoren bewaard. Circa 1537 werd de kerk heropgebouwd in gotische stijl, met integratie van de romaanse toren. In de 17de eeuw volgden de werken elkaar op. Voor 1609-1610 werden timmerwerken in de kruisbeuk vermeld, voor 1625-1626 het vernieuwen van de drie koren. In 1641-1643 werd de romaanse toren verstevigd, met vernieuwing van "twee bogen onder de toren". In 1727 werd een biechtstoel vervaardigd door Hendrik Pulinx (Brugge). In de 19de eeuw werd deze biechtstoel verkocht aan de parochie Beerst.
Vladslo behoorde in de 19de eeuw tot de grotere dorpen in de streek van Diksmuide, met iets meer dan 1000 inwoners in 1816. Het aantal inwoners groeide aan tot 2327 in 1886 (tegenover 1225 in 2003). Gezien deze aangroei werd de kerk in 1844-1848 uitgebreid naar ontwerp van provinciaal architect Pierre Buyck (Brugge). Aan de westzijde werd een neoromaans driebeukig schip, met kenmerkende rondboogvensters en dito fries, toegevoegd. De achthoekige romaanse vieringtoren, en het laatgotische transept en koor werden hierbij bewaard. In 1852-1853 voerde architect Buyck herstellingen uit aan de toren.
In 1856 werd het interieur verrijkt met de nog bewaarde neobarokke preekstoel naar ontwerp van de Brugse beeldhouwer François Dumon. In het laatste kwart van de 19de eeuw werd een bestaand orgel hersteld door de Gentse orgelbouwer L.-B. van Peteghem. In 1864-1873 volgden opnieuw herstellingswerken aan de toren, en werd de sacristie uitgebreid naar ontwerp van architect Pierre Buyck. In 1881 werd een nieuwe sacristie gebouwd en gebeurden er aanpassingen aan het kerkinterieur. Kort vóór de Eerste Wereldoorlog werd de vieringtoren gerestaureerd.
Tijdens de Eerste Wereldoorlog lag Vladslo ten oosten van de frontlinie, en dus in het door Duitse militairen bezette gebied. In tegenstelling tot buurdorp Beerst, lag Vladslo juist buiten het bereik van de dagelijkse beschietingen, en kwamen de Duitse troepen er uitrusten. In het Praetbos bevond zich een Duits hospitaal en een kampement voor de vermoeide en gewonde troepen. De Duitsers gebruikten ook de kerk als lazaret. In 1917 werd het dorp gedwongen ontruimd. Na het volledig afbranden van de kerk in 1917 door geallieerde brandbommen, werd de toren gedeeltelijk naar beneden gehaald. De preekstoel en twee schilderijen waren door een Duitse aalmoezenier in veiligheid gebracht in de kerk van Koekelare. Het is niet geweten wat er met andere schilderijen en/of meubilair gebeurde: de heropgebouwde Sint-Martinuskerk bewaart in totaal vijf schilderijen en de preekstoel uit de vooroorlogse kerk. In de gedenkkapel op het kerkhof worden 39 Vladslonaren herdacht, 22 "doodgeschoten burgers" en 17 "helden soldaten". Van de burgers stierven er 15 in de periode 20 tot 28 oktober 1914, 20 oktober kende een erg zware tol met zes burgers.
Na de oorlogsverwoesting stonden nog een aantal muren van de kerk en de monumentale toren overeind. Het eerste wederopbouwplan (6 mei 1921) door de Brugse architect Théodore Raison, en rapporten en adviezen van en aan de Koninklijke Commissie voor Monumenten en Landschappen gingen dan ook uit van het behoud van deze muren en van de recuperatie van oude bouwmaterialen. De eerste wederopbouwplannen stelden voor om de oudste, gotische delen van de hallenkerk en de romaanse toren naar vooroorlogs model te restaureren en herop te bouwen; de neoromaanse beuken "zonder kunstkarakter" zouden in laatgotische trant herbouwd worden (rapport briefwisselend lid architect Jozef Viérin, 13 maart 1922). De situatie op het terrein haalde de rapporten en adviezen van de commissie echter in. In een schrijven van 29 mei 1922 drong de pastoor aan op een vlugge restauratie van de kerkruïne. Dit niet enkel vanwege de hitte in de te kleine noodkerk, maar ook uit vrees voor een totale instorting van de ruïne. Op 21 november 1923 liet een ontgoochelde provinciale commissie weten dat de kerk ondertussen volledig afgebroken was, ondanks de eis tot het minutieus behoud van de oude delen. De kerk werd – in zijn totaliteit - heropgebouwd in 1924-1925 en in 1925 ingewijd.
Deze historiserende wederopbouw keerde grosso modo terug naar het beeld van de bakstenen hallenkerk in regionale laatgotiek, zoals deze hersteld was circa 1537. De ramen van het transept werden opnieuw voorzien van bakstenen traceringen in plaats van geharnaste ramen, en de koorramen werden opnieuw opengewerkt met dito traceringen. Naast deze focus op de laatgotiek, werd er veel belang gehecht aan de reconstructie van de 12de-eeuwse romaanse vieringtoren in veldsteen. Waarschijnlijk werden zowel voor de romaanse als voor de gotische delen oorspronkelijke materialen gerecupereerd uit de puinen van de kerk. De plattegrond van het neoromaanse, driebeukig schip van 1844-1848 werd behouden, maar de opstanden werden uitgewerkt naar analogie met de laatgotiek. In 1926-1929 werden voltooiingswerken uitgevoerd door de Ieperse architect A. De Poortere. Ook de sacristie en de nutsruimte (in 1930 bij het noordkoor aangebouwd) kregen een laatgotisch uitzicht.
Het kerkmeubilair werd grotendeels vernietigd tijdens de oorlog. De huidige neogotische communiebanken, koorgestoelte en biechtstoelen werden in 1924 aangekocht als herbelegging van de oorlogsschade. De monumentale neo-barokke preekstoel van 1856 werd hersteld en herplaatst in de kerk. In 1928 werd een orgel gebouwd door Jos. en Pieter Loncke (Esen). In 1932-1934 werden de vijf vooroorlogse, 17de-eeuwse schilderijen uit de Sint-Martinuskerk gerestaureerd door de Brugse restaurateur Leegenhoek.
De kerk is opgevat als een driebeukige, geelbakstenen hallenkerk onder leien zadeldaken. Een veelhoekige traptoren in de hoek van de noordbeuk en het -transept, leidt naar de achtzijdige, romaanse vieringtoren. Deze toren is erg beeldbepalend, onder meer door het gebruik van natuursteen, en de spitse leien naald. Het hoogkoor is driezijdig gesloten. De kortere zijkoren zijn, net als de transepten, recht gesloten. In het verlengde van het zuidkoor en het noordkoor, zijn de lage sacristie en een nutsruimte gebouwd. De westgevels zijn uitgewerkt als tuitgevels, telkens met lichtgleuven in het gevelveld, en centraal jaaraanduiding 1924. Ze zijn begrensd door haaks op elkaar gestelde steunberen en opengewerkt door hoge spitsboogvensters op afzaat. De drielichten met bakstenen maaswerk zijn gevat in een omlijsting van profielbaksteen. De vooruitspringende tuitgevel van de middenbeuk is opengewerkt met een korfboogportaal, ingeschreven in een spitsboog.
De zijbeuken en de koren zijn geritmeerd door versneden steunberen en spitsboogvensters (twee- en drielichten). De imposante transepten, uitgewerkt als tuitgevels, zijn begrensd door overhoekse steunberen met spitsboognis met drielobmotief. De spitsboogvensters op afzaat zijn hier breder en hoger uitgewerkt als vierlicht.
De sacristie wordt gekenmerkt door tuitgevels en natuurstenen kruiskozijnen, ingeschreven in geprofileerde bakstenen korfboognisssen. De glas-in-loodramen zijn voorzien van diefijzers. Een gekanteelde muur met korfboogpoortje verbindt de sacristie en het hoogkoor. Ook de lage nutsruimte is voorzien van kantelen, een kruiskozijn en een korfboogpoortje.
De natuurstenen vieringtoren is gereconstrueerd naar model van de 12de-eeuwse romaanse toren. De vierkante basis van de toren gaat over in een achtzijdige klokkenverdieping. De gekoppelde rondbogige galmgaten met middenzuiltjes en kapitelen in witte natuursteen zijn verdiept in rondboognissen onder doorgetrokken druiplijst.
De toren heeft een monumentale vierkante basis. De ruime vierkante torenruimte heeft een houten zoldering, met indrukwekkende moerbalken rustend op houten korbelen op natuurstenen consoles. Rondbogig geprofileerde hoekzwikken markeren de overgang naar de achthoekige klokkenverdieping. In de klokkenverdieping - met gelijkaardige balkenzoldering - zijn drie bronzen klokken opgehangen waaronder de Martinusklok van 1956 en de Livinusklok van 1985.
De kerk is toegankelijk via het tochtportaal onder het doksaal. Drie houten paneeldeuren zijn gevat in een tudorbogige omlijsting van profielbaksteen. Het bepleisterde interieur van de ruime gotische hallenkerk wordt gekenmerkt door een spel van volumes en doorkijken doorheen de beuken, gevormd door scheibogenarcades in profielbaksteen, bakstenen zuilen en houten spitsgewelven. De spitsbogenritmiek wordt herhaald in de kleurrijke glasramen en de in baksteen uitgewerkte credensnissen, arcadevormende bogen en deuromlijstingen in de koren. De viering is overwelfd door middel van een bakstenen kruisribgewelf met natuurstenen ribben en omlijsting van het mangat. De zware, gebundelde bakstenen zuilen en pijlers geven de locatie van de toren aan.
De glasramen in het hoogkoor, gesigneerd J. Peene-Delodder, stellen onder meer de verrezen Christus, en de bisschoppen Livinus en Martinus voor. De iconografisch zeldzame afbeeldingen in de bovenregisters tonen de (kerk)torens van Brugge en Diksmuide, geflankeerd door onder meer de torens van Vladslo en van buurdorp Esen. In de onderregisters zijn telkens wapenschilden met leuzen afgebeeld, rondom in memoriam-opschriften voor de schenkers van de glasramen in 1925. Het glasraam van 1926 boven het Maria-altaar (noordkoor) stelt Maria's opdracht voor. De aanpalende glasramen beelden Mariale attributen en symboliek af. Het glasraam van 1926 boven het Livinusaltaar (zuidkoor) stelt de marteldood van de heilige voor. Het glasraam is opgedragen aan overleden pastoors en aan "de gesneuvelde oud-strijders en doodgemartelde burgerlyke slachtoffers van Vladsloo". De aanpalende glasramen beelden attributen en marteltuigen van Sint-Livinus af.
In de westgevels van de zuidbeuk en de noordbeuk zijn drie eind 17de-eeuwse en vroeg 18de-eeuwse grafstenen van de familie Kemele ingemetseld. De in de zijbeuken ingemetselde kruisweg dateert van 1927.
De natuurstenen altaartafels, op vierkante pilasters, in het zuidkoor en het noordkoor zijn gelijkend uitgewerkt. Kenmerkend zijn de spitsboognissen en de inleg met mozaïeksteen. Op de altaartafels zijn identieke neogotische retabels met spitsbogig traceerwerk geplaatst. Centraal zijn de retabels hoger uitgewerkt voor het polychrome, gipsen Onze-Lieve-Vrouwbeeld (noordkoor) en het 17de-eeuwse polychrome, houten Sint-Livinusbeeld (zuidbeuk). De sokkel van de monumentale neobarokke preekstoel (1856, beeldhouwer François Dumon) stelt de profeet Elias in de woestijn voor, die uitgeput tegen een boom leunt. Vier vrouwenfiguren die geloof, hoop en liefde en de kerk verzinnebeelden, fungeren als trappalen van de dubbele trap. De gebeeldhouwde engelen van de trapleuningen houden passiewerktuigen vast. Vier zwevende engeltjes houden het klankbord vast.
De neogotische biechtstoelen, koorbanken (huis Hautekiet, Wingene) en communiebanken met kenmerkend traceerwerk dateren van 1924. Vijf 17de-eeuwse schilderijen, olie op doek, van de Vlaamse School zijn bewaard. "De bewening" en de "Aanbidding der wijzen" worden toegeschreven aan de Brugse schilder Johannes Claeyssens. Ook "Onze Lieve Vrouw schenkt de Heilige Dominicus de rozenkrans", "Onze Lieve Vrouw van de Rozenkrans met de Heiligen Barbara en Catharina van Alexandrië" en "Heilige Veronica met zweetdoek" worden toegeschreven aan Brugse schilders, respectievelijk Herregodts, Maes en Montmorency.
In het noordkoor is een houten rouwbord opgehangen, met wapenschild en leuze van de familie de Crombrugghe en opschrift "Natus Gand 13 Martii 1865 - Obiit 8 Septem. 1919".
In de sacristie zijn sierlijke houten muurkasten bewaard. De vensters zijn uitgewerkt met binnenluiken.
Bron: Beschermingsdossier 4.001/32003/150.1
Auteurs: Vanneste, Pol
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Vanneste P. 2017: Heropgebouwde parochiekerk Sint-Martinus met omringend kerkhof [online], https://id.erfgoed.net/teksten/195741 (geraadpleegd op ).
Parochiekerk uit de wederopbouwperiode, georiënteerd bedehuis te midden van een kerkhof; grotendeels omringd door lage geelbakstenen muur onder ezelsrug. Bewaarde arduinen grafmonumenten uit de tweede helft van de 19de eeuw en begin 20ste eeuw, ook bewaarde ijzeren kruisen (onder meer van 1911). Witgeschilderde bakstenen grafkapel van de familie Verhelst uit het midden van de 20ste, met boven het altaar, glasraam met voorstelling van "Aanbidding aan het kruis". Ten noorden van het koor, arduinen grafmonument voor de Zusters van het Onbevlekt Hart, afgesloten met ijzeren kettingen tussen arduinen paaltjes. In de zuidgevel van de sacristie, ingemetselde grafsteen (1820) voor de familie Hoste. Voorts op het kerkhof, een elftal grafzerken van Belgische militairen en een grafzerk van het Gemenebest (Tweede Wereldoorlog).
Ten zuidwesten van de kerk een gedenkkapel voor de slachtoffers van de Eerste Wereldoorlog . Hier is de kerkhofmuur uitgewerkt met smeedijzeren hek met opschrift op banderol "ONTFERM U MYNER VRIENDEN GY TEN MINSTE MYNE (VRIENDEN)", tussen twee bakstenen pijlers met gedenkplaten.
Tegen de westgevel van de zuidbeuk, in de oksel met de vooruitspringende hoofdbeuk, begroende veldstenen Lourdesgrot, waaronder kleine calvarie op altaar, afgesloten met ijzeren hekken. Naar verluidt gebouwd in 1946, als dank voor het beëindigen van de Tweede Wereldoorlog.
In 991 zou er reeds een (romaanse) kerk gebouwd zijn te Vladslo. De kerk ontstaat als een ‘eigen kerk’ op het allodium van de edelman Eilbodo. In 992 eerste vermelding van Vladslo als "Frordeslo" wanneer de parochie door bisschop Radbod van Noyon-Doornik onder het patronaat gesteld wordt van de Sint-Pietersabdij van Gent.
15de eeuw: de kerk wordt vernield door een brand (mogelijk circa 1489), enkel de vieringtoren van de 12de eeuw blijft intact.
1537: de kerk wordt heropgebouwd in gotische stijl, de romaanse vieringtoren blijft behouden.
1609-1610: uitvoering van timmerwerken in de zuidelijke kruisbeuk.
1625-1626: de drie koren worden vernieuwd (confer bewaarde rekeningen).
1641-1643: vermelding van "verstevigen van de romaanse toren en de vernieuwing van twee bogen onder de toren".
1727: plaatsen van biechtstoel, vervaardigd door Hendrik Pulinx (Brugge). In de 19de eeuw wordt deze biechtstoel verkocht aan de parochie Beerst.
1844-1848: de kerk wordt uitgebreid en hersteld naar ontwerp van architect P. Buyck (Brugge). Westelijke uitbreiding met een neoromaans driebeukig schip (confer rondbogenfries en -vensters), dit met behoud van de achthoekige romaanse vieringtoren, het laatgotische transept en het dito koor.
1852-1853: herstellingen aan de toren naar ontwerp van architect P. Buyck (Brugge).
1856: plaatsen van de preekstoel naar ontwerp van F. Dumon (Brugge).
1864-1873: herstel aan de toren, uitbreiding van de sacristie naar ontwerp van architect P. Buyck.
1881: bouw van de sacristie en interieuraanpassingen.
Kort vóór de Eerste Wereldoorlog wordt de vieringtoren grondig gerestaureerd.
Tijdens de Eerste Wereldoorlog gebruiken de Duitsers de kerk als lazaret. In 1917 brandt de kerk volledig af, ten gevolge van geallieerde brandbommen. De preekstoel en twee schilderijen waren - op vraag van de parochianen - door een Duitse aalmoezenier in veiligheid gebracht in de kerk van Koekelare.
De kerk wordt in 1924-1925 heropgebouwd in neogotische stijl naar ontwerp van architect Théodore Raison (Brugge). Hierbij wordt grosso modo 'teruggekeerd' naar het beeld van de laatgotische hallenkerk (de regionale baksteengotiek), met een min of meer getrouwe reconstructie van de romaanse vieringtoren. Het neoromaans driebeukig schip van 1844-1848 wordt in plattegrond behouden, doch krijgt opstanden naar analogie met de laatgotiek. De voltooiingswerken worden uitgevoerd onder leiding van architect A. De Poortere (Ieper) tussen 1926-1929. De eigenlijke wederopbouw verschilt op één punt van de bij de KCML ingediende plannen (1921, zie illustratie): de sacristie wordt niet in de noordoosthoek gebouwd, maar wel in de zuidoosthoek. Tegen het noordoostelijk zijkoor wordt in 1930 een nutsruimte aangebouwd.
De plattegrond ontvouwt een driebeukige hallenkerk. Schip van drie traveeën met vooruitspringende middenbeuk (portaal); transept met rechte sluiting; achtzijdige vieringtoren op vierkante basis; in de oksel van de noordbeuk en het transept, veelhoekige traptoren; hoofdkoor van drie traveeën met driezijdige sluiting, zijkoren van twee traveeën met rechte sluiting. In het verlengde van het zuidelijke koor: sacristie van twee traveeën op L-vormig grondplan. In het verlengde van het noordelijk koor: nutsruimte op rechthoekig grondplan.
Materialen. Gele baksteenbouw op hoge dito plint. Afdekking door middel van leien zadeldaken op geprofileerde bakstenen kroonlijst. Gebruik van veldsteen en natuursteen voor de toren. Achthoekige leien torenspits.
Westgevel met drie tuitgevels: vooruitspringend portaal, begrensd door haaks op elkaar gestelde versneden steunberen; korfbogig portaal ingeschreven in spitsboog met druiplijst; erboven spitsboograam op afzaat, met maaswerk (drielicht) en druiplijst In de geveltop, twee lichtgleuven en jaartal "1924" in baksteen uitgewerkt.
Zijbeuken en koor geritmeerd door versneden steunberen en spitsboogramen op afzaat (tweelichten en drielichten).
Transepten begrensd door overhoekse versneden steunberen met spitsboognis met drielobmotief; spitsboograam op afzaat en voorzien van maaswerk (vierlicht); in de geveltoppen, kruisen uitgewerkt in baksteen. In de oksel van de noordbeuk en het transept, veelhoekige traptoren onder leien torenspits, voorzien van lichtgleuven.
Hoofdkoor van drie traveeën met driezijdige koorafsluiting; geritmeerd door versneden steunberen en spitsboogramen op afzaat en met maaswerk (drielichten).
Aansluitend bij het zuidkoor, lage sacristie: tuitgevels met aandaken bekleed met leien. Natuurstenen kruiskozijnen ingeschreven in geprofileerde bakstenen korfboognis. Roodbeschilderd houtwerk met glas in lood en diefijzers. Recent vernieuwde westgevel met gerecupereerd natuurstenen kruiskozijn. Een gekanteelde muur met korfboogpoortje maakt de verbinding tussen de sacristie en het hoofdkoor.
Aansluitend bij het noordkoor, bergruimte onder plat dak en voorzien van kantelen, natuurstenen kruiskozijn en korfboogpoortje.
Vieringtoren in veldsteen, gereconstrueerd naar de vooroorlogse toren (12de eeuw): achtzijdige vieringtoren op vierkante basis; gekoppelde rondbogige galmgaten met middenzuiltjes en kapitelen in witte natuursteen, verdiept in rondboognis en op afzaat; doorgetrokken druiplijst, hoekkettingen, waterlijst en kroonlijst in dito materiaal.
Tochtportaal onder het doksaal, houten paneeldeuren met glas in lood. Witbeschilderde bepleisterde hallenkerk, gemarkeerd door de geelbakstenen omlijstingen van onder meer de spitsbogige scheibogenarcade op dito zuilen met sokkels en kapitelen. Overwelving van middenbeuk, zijbeuken, transept en zijkoren door middel van houten spitstongewelven op houten kroonlijst op consoles van witte natuursteen, houten trekbalken. De viering is overwelfd door middel van een bakstenen kruisribgewelf met mangat, natuurstenen ribben en omlijsting van mangat. In de koren, bewaarde eiken lambrisering met paneelstructuur in de drie koren, telkens onderbroken door bakstenen spitsboognisssen.
Schilderijen in de noordbeuk: "De bewening", olie op doek, Vlaamse School, vermoedelijk 17de eeuw; "Onze Lieve Vrouw schenkt de H. Dominicus de rozenkrans", olie op doek, Vlaamse School, eind 17de eeuw. Zuidbeuk: schilderij "Onze Lieve Vrouw van de Rozenkrans met de H. Barbara en de H. Catharina van Alexandrië", olie op doek, Vlaamse School, begin 18de eeuw.
Zuidtransept: schilderijen "Aanbidding der wijzen" en "H. Veronica met zweetdoek", beiden olie op doek, Vlaamse School, 17de eeuw.
Natuurstenen altaar in het zuidkoor, houten neogotisch retabel met polychroom beeld van Sint-Livinus (17de eeuw) en opschrift " ' T JAAR 400 BREEKT DE ZEEDIJK DOOR 'T JAAR 655 LANDT DE H. LIVINUS TE FLORDESLO (Vladslo) EN GENEEST ER DE KRANKEN". Quasi identiek altaar in noordkoor, neogotisch retabel met polychroom beeld van Onze-Lieve-Vrouw met kind.
Preekstoel met klankbord, vervaardigd door F. Dumon (Brugge) in 1856; beelden: vier vrouwen die het geloof, de hoop, de liefde en de godsdienst verzinnebeelden; sokkel in de vorm van de profeet Elias die uitgeput tegen een boom leunt; trapleuning met gebeeldhouwde engelen met passiewerktuigen als trappaal; kuip met afbeeldingen van Christus, Onze-Lieve-Vrouw, Sint-Johannes en Maria-Magdalena.
Glasramen in hoofdkoor: "H. Johannes de Apostel, H. Livinus en gevolg" met op achtergrond kerktorens van Diksmuide en Brugge, onderaan wapenschild van Baron de Crombrugghe met leuze "EPERONS DE NOS VERTUS", wapenschild van België en opschrift "IN MEMORIAM NOB. BARONIS CAROLI DE CROMBRUGGHE 1925"; "Christus aanbeden door de Engelen" met kerktorens op achtergrond, opschrift "ADVENIAT REGNUM TUUM", tevens wapenschilden met leuzes; zuidelijk "H. Maria, H. Rosalia, H. Appollonia, H. Maria Margaretha, H. Godrun ", opschrift "IN MEMORIAM ALBINI VANDEPER F.T. ROSALIA DECEUNINCK 1925" geflankeerd door de wapenschilden van Vladslo en West-Vlaanderen.
Glasramen in noordelijk koor: "Maria's opdracht" (1926), twee glasramen met de attributen en symboliek betreffende Onze-Lieve-Vrouw.
Glasramen in zuidelijk koor: "Marteldood van den H. Livinus" (1926) met opschrift "TER NAGEDACHTENIS DER EERW. H.H. PASTOORS (...) - TER NAGEDACHTENIS VAN DE GESNEUVELDE OUD-STRIJDERS EN DOODGEMARTELDE BURGERLYKE SLACHTOFFERS VAN VLADSLOO -WERELDOORLOG 1914-1918 1926"; "Attributen en monogram van Sint-Livinus" en "Marteltuigen van Sint-Livinus". Alle glasramen vermoedelijk van het huis J. Peene-Delodder.
Grafstenen ingemetseld in westgevels van de zuidbeuk en de noordbeuk: respectievelijk van Joseph Corn. Kemele (gestorven 1715), en van voor Antheunis Corn. Kemele (hoofdman van de parochie Vladslo, gestorven 1689). Houten gedenkplaat in noordelijk zijkoor met centraal wapenschild en leuze van Baron de Crombrugghe met opschrift "NATUS GAND 13 MARTII 1865 - OBIIT 8 SEPTEM. 1919".
Bron: MISSIAEN H. & VANNESTE P. met medewerking van GHERARDTS F. & SCHEIR O. 2005: Inventaris van het bouwkundig erfgoed, Provincie West-Vlaanderen, Gemeente Diksmuide, Deel I: Deelgemeenten Diksmuide, Beerst, Esen, Kaaskerke, Keiem en Lampernisse, Deel II: Deelgemeenten Leke, Nieuwkapelle, Oostkerke, Oudekapelle, Pervijze, Sint-Jacobskapelle, Stuivekenskerke, Vladslo en Woumen, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen WVL18, onuitgegeven werkdocumenten.
Auteurs: Vanneste, Pol; Missiaen, Halewijn
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Vanneste P. & Missiaen H. 2005: Heropgebouwde parochiekerk Sint-Martinus met omringend kerkhof [online], https://id.erfgoed.net/teksten/78587 (geraadpleegd op ).
Gelegen in het centrum van Vladslo, tussen de Beerststraat en Vladslostraat. Omgeven door kerkhof, met aan de rand gedenkkapel.
De kerk van Vladslo werd tijdens WOI als lazaret gebruikt door de Duitsers, maar werd in 1917 nagenoeg volledig vernield. In 1924-25 werd de kerk gedeeltelijk naar haar vroeger uitzicht heropgebouwd.
Kerk in gotische stijl.
Bron: DECOODT H. & BOGAERT N. 2002-2005: Inventarisatie van het Wereldoorlogerfgoed in de Westhoek, project in opdracht van de provincie West-Vlaanderen, “Oorlog en Vrede in de Westhoek”, en Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, Afdeling Monumenten en Landschappen.
Auteurs: Decoodt, Hannelore; Bogaert, Nele
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Decoodt H. & Bogaert N. 2004: Heropgebouwde parochiekerk Sint-Martinus met omringend kerkhof [online], https://id.erfgoed.net/teksten/196297 (geraadpleegd op ).