Schellemolen ()

De Schellemolen is een stenen beltmolen met doorgang, die in 1867 als koren- en oliemolen werd opgetrokken op de plaats waar in 1865 een houten staakmolen was omgewaaid. Reeds in 1438 was er sprake van een staakmolen op deze plek, voordien van een watermolen, die reeds in 1267 als banmolen wordt vermeld. 

De molen ligt op een restant van de middeleeuwse aarden stadsomwalling aan de noordwestelijke zijde van de Damse Vaart. In het gebied ten noorden van Schellemolen is het natuurreservaat "De Oude Stadswallen" gelegen. Naast de molen, op huisnummer 4, ligt de molenaarswoning, die in 1920 werd opgetrokken op de plaats van een ouder molenaarshuis.

De molen is genoemd naar de "scellenmeulen", een banmolen die in de middeleeuwen nagenoeg op dezelfde plaats stond tussen de Reie en de Koolkerkse poort. Het leenrecht hoorde toe aan de graven van Vlaanderen. Margaretha van Constantinopel en haar zoon Gwijde van Dampierre verkochten in 1267 dit recht aan de stad, doch bleven de helft van de opbrengst opeisen. Aanvankelijk betrof het een getijdemolen (watermolen). In 1438 is er sprake van een houten korenwindmolen. Deze houten staak- of standaardmolen is onder meer weergegeven op de kaarten van Jacob van Deventer (1550-1560), Marcus Gerards (1562) en Pieter Pourbus (1561-1571). De Scellemeulen wordt ook als staakmolen voorgesteld op de Ferrariskaart (rond 1775) en op de Atlas der Buurtwegen (rond 1844). Rond 1865 waaide hij om.

De huidige stenen molen werd gebouwd in 1867 als koren- en oliemolen. Bij de bouw werden wellicht onderdelen van de vorige molen gerecupereerd, zoals blijkt uit de inscriptie "1768" op een onderijzer. De molen werd uitgerust met twee steenkoppels en een olieslagerij in de kelder. Wellicht tijdens de vroege 20ste eeuw werd een armgasmotor geplaatst om ook tijdens windstille dagen te kunnen malen. De molen werd ongeveer een eeuw door de familie Dullaert bediend. In 1954 gebeurden herstellingswerken aan de houten onderdelen en het kruiwerk. De molen werd in 1963 buiten bedrijf gesteld en geraakte in verval. In 1971 werd de molen aangekocht door het provinciebestuur van West-Vlaanderen, die de molen in 1975-1977 volledig maalvaardig liet restaureren door de firma Peel uit Gistel. In 1992 onderging de armgasmotor een restauratie.

Bakstenen bovenkruier van het type beltmolen met doorgang. De molen staat op een met gras begroeide molenwal, waarop molenstenen liggen en een trap is ingewerkt. Doorheen de belt steekt een overwelfde inrit met poort, die toegankelijk is via een kasseiweg. De witgekalkte conische romp is voorzien van geschrankt geplaatste rechthoekige muuropeningen onder druiplijst. De molenkap bestaat uit een gebroken dak met rechte voorwand, bedekt met houten leien. Het gevlucht van ongeveer 24 m lang is voorzien van gelaste ijzeren roeden. Tijdens de restauratie in 1976 is het sleepwerk uit 1954 vervangen door kruirollen.

Op het gelijkvloers is een kollergang met een koppel pletstenen (diameter 162 cm) aanwezig. De onderschijfloop op de koningsspil telt 17 staven, het kamwiel op het staakijzer 60 kammen. Boven de schijfloop is er een conisch kamwiel dat door een kamwiel van de mechanische aandrijving in werking gezet wordt. Op het gelijkvloers staat een liggende, ééncilinder-benzinemotor met stijgstroomcarburator, die bij windstilte het aandrijfwerk van de molen doet draaien. Deze machine is van gietijzer met stalen onderdelen.

De molen telt vier zolders, met name een maalzolder, steenzolder, luizolder en kapzolder. Op de maalzolder staat de haverpletter. Op de steenzolder staan twee maalstoelen, aangedreven door een spoorwiel van 72 kammen waarop twee kamwielen van 40 kammen inhaken, evenals een halve schijfloop (21 staven) voor de aandrijving van de haverpletter via conische ijzeren kamwielen. De luizolder is uitgerust met sleepluiwerk. Hier bevindt zich onder meer een windas voor het optrekken van het klauwijzer van de maalstoel op de lager gelegen steenzolder. De kapzolder is uitgerust met de zetelkap en kruirollen. Het bovenwiel telt 54 kammen. Op een onderijzer staat de inscriptie "INS 1768", wat wijst op hergebruik.

In de molen staat nog een builmolen en een wanmolen.

  • DEVLIEGHER L. 1984: De molens in West-Vlaanderen, Kunstpatrimonium van West-Vlaanderen, deel 9, Tielt-Weesp, 164-169.
  • LAGAE B. & HOORNAERT A. 2014: Schellemolen, onuitgegeven inspectierapport Monumentenwacht West-Vlaanderen.

Auteurs:  Decoodt, Hannelore; Hooft, Elise; Callaert, Gonda
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Je kan deze tekst citeren als: Decoodt H. & Hooft E. & Callaert G. 2020: Schellemolen [online], https://id.erfgoed.net/teksten/359282 (geraadpleegd op ).


Schellemolen ()

Koren- en oliemolen gelegen op kunstmatige heuvel aan de noordzijde van de Damse Vaart. In het gebied ten noorden van Schellemolen, is het natuurreservaat "De Oude Stadswallen" gelegen.

De molen is genoemd naar de "scellenmeulen", een banmolen die in de middeleeuwen nagenoeg op dezelfde plaats staat tussen de Reie en de Koolkerkse poort. Het leenrecht hoorde toe aan de graven van Vlaanderen. Margaretha van Constantinopel en haar zoon Gwijde van Dampierre verkopen in 1267 dit recht aan de stad, doch blijven de helft van de opbrengst opeisen. Naar verluidt staat hier in de 15de eeuw (1479) een houten staak- of standaardmolen, zoals weergegeven op onder meer de kaarten van Jacob van Deventer (1550-1560), Marcus Gerards (1562) en Pieter Pourbus (1561-1571).

De huidige stenen molen wordt gebouwd in 1867 die ongeveer een eeuw door de familie Dullaert wordt bediend. In 1954 gebeuren herstellingswerken aan de houten onderdelen en het kruiwerk. De molen geraakt in 1963 buiten bedrijf. In 1971 aangekocht door het provinciebestuur van West-Vlaanderen, dat de molen en de molenwal in 1975-1977 volledig laat restaureren door de firma Peel uit Gistel. In 1992 restauratie van de armgasmotor. De graanmolen is thans opnieuw bedrijfsklaar en maalvaardig. In 2004 nog onderhoudswerken aan de gang.

Bakstenen bovenkruier, type berg- of beltmolen. Witgekalkte conische molenromp onder gebroken zetelkap met rechte voorwand, bedekt met houten leien. Rechthoekige muuropeningen waarboven druiplijst. Vlucht van circa 24 m; gelaste ijzeren roeden. Tijdens de restauratie in 1976 is het sleepwerk uit 1954 vervangen door kruirollen.

Benedenverdieping. Molenwal waarop molenstenen en ingewerkte trap; doorheen de wal overwelfde inrit met poort. Ingericht als olieslagerij; enkel de 'kollergang', een koppel kantstenen (diameter 162 cm) van de vroegere oliemolen is bewaard. Onderschijfloop op de koningsspil (17 staven); kamwiel op de steenspil (60 kammen). Boven de schijfloop conisch kamwiel dat door eenzelfde kamwiel van de mechanische aandrijving in werking gezet wordt. Oude liggende, thans gerestaureerde, ééncilinder-benzinemotor met stijgstroomcarburator, die bij windstilte het aandrijfwerk van de molen doet draaien.

Vier zolders. Maalzolder met haverpletter; steenzolder met twee maalgangen (spoorwiel 72 kammen, kamwielen 40 kammen, halve schijfloop 21 staven); hijs- of luizolder met sleepluiwerk en kapzolder met zetelkap en kruirollen (bovenwiel 54 kammen). Inscriptie op een onderijzer: "INS 1768" (hergebruik).

  • Administratie Ruimtelijke Ordening, Huisvesting en Monumentenzorg West-Vlaanderen, Cel Monumenten en Landschappen, W/00618.
  • Kadasterarchief West-Vlaanderen te Brugge, 207: Mutatieschetsen, Damme, 1927/26.
  • DEVLIEGHER L. 1971: Damme, Kunstpatrimonium van West-Vlaanderen, deel 5, Tielt, 174-175.
  • DEVLIEGHER L. 1984: De molens in West-Vlaanderen, Kunstpatrimonium van West-Vlaanderen, deel 9, Tielt, 164-169.
  • ROUSSEL L. & RYCKAERT M. 2003: Wenkende Wieken in West-Vlaanderen 2003, Brochure Provincie West-Vlaanderen, Brugge, 7.
  • S.N. 1981: De windmolen te Damme, Brugse Gidsenkroniek 14.4, 1-4.
  • WEYMEIS C. 2001: Het land van Uilenspiegel. Damme, Knokke, Sluis, Leuven, 35.

Bron: CALLAERT G. & HOOFT E. met medewerking van SANTY P. & SNAUWAERT L. 2006: Inventaris van het bouwkundig erfgoed, Provincie West-Vlaanderen, Gemeente Damme, Deel I: Stad Damme, Deelgemeenten Hoeke, Lapscheure en Moerkerke, Deel II: Deelgemeenten Oostkerke, Sijsele en Vivenkapelle, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen WVL17, onuitgegeven werkdocumenten.
Auteurs:  Hooft, Elise; Callaert, Gonda
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Je kan deze tekst citeren als: Hooft E. & Callaert G. 2006: Schellemolen [online], https://id.erfgoed.net/teksten/78661 (geraadpleegd op ).