is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed Parochiekerk Onze-Lieve-Vrouw-Hemelvaart met kerkhof
Deze vaststelling is geldig sinds
omvat de aanduiding als beschermd monument Parochiekerk Onze-Lieve-Vrouw-Hemelvaart
Deze bescherming is geldig sinds
is deel van de aanduiding als vastgesteld bouwkundig erfgoed Stadskern Damme
Deze vaststelling is geldig sinds
is deel van de aanduiding als beschermd stads- of dorpsgezicht, intrinsiek Stadskern Damme
Deze bescherming is geldig sinds
is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed Onze-Lieve-Vrouw-Hemelvaartkerk
Deze vaststelling was geldig van tot
omvat de aanduiding als vastgesteld bouwkundig erfgoed Kerkhof ten zuiden van de Onze-Lieve-Vrouw-Hemelvaartkerk
Deze vaststelling was geldig van tot
Overgebleven gedeelte van 13de-eeuwse georiënteerde vroeggotische kerk (Scheldegotiek), uitgebreid in de loop van de 13de tot de 16de eeuw en waarvan schip, transept en torenspits afgebroken in 1725-1727. De koorpartij die in de loop van de tweede helft van de 13de eeuw omgevormd wordt tot hallenkoor is één van de oudste voorbeelden van dit type in Vlaanderen. Gelegen in grotendeels ommuurd terrein ten zuidwesten van het stadscentrum met aanpalend kerkhof ten zuiden en kerkplein ten noorden.
Circa 1180 wordt aan de zuidzijde van de stad een bedehuis toegewijd aan Onze-Lieve-Vrouw opgericht, in oorsprong wellicht een kapel van de parochie Oostkerke, waaruit ook onder meer de parochies Lapscheure en Moerkerke zijn ontstaan. De groei van de stad maakt in het begin van de dertiende eeuw de oprichting van een nieuwe parochie, naast de reeds bestaande parochie Sint-Katharina-buiten-Damme, en de bouw van een nieuwe kerk noodzakelijk. Uit het twaalfde-eeuws bedehuis wordt een onafhankelijke parochie opgericht, waarvan het patronaatsrecht in handen is van de abdij van Saint-Quentin-en-l'Isle in het bisdom Noyon (patroon van moederparochie Oostkerke). Rond 1210-1225 bouw van de Onze-Lieve-Vrouwekerk, een vroeggotische driebeukige basilicale kruiskerk met westtoren. In de loop van de 13de en 14de eeuw wordt de kerk meermaals vergroot omwille van de toename van de bevolking; in de tweede helft van de 13de eeuw bouw van een noordelijk en zuidelijk zijkoor en verhoging van het middenkoor waardoor een "hallenkoor" ontstaat; rond 1340 worden de koren met drie traveeën en vijfzijdige apsis uitgebreid. Het koor met de zijkapellen zijn hierdoor groter dan het eigenlijke schip. In 1483 bouw van de Heilige Sacramentskapel tegen het zuidkoor in opdracht van burgemeester Joos de Man en zijn echtgenote Elisabeth Geerolfs, tot in de 19de eeuw in gebruik als sacristie. Restauratie van de kerktoren in 1513. In 1555-1558 bouw van een laatgotisch doksaal door de Brugse steenhouwers Joos Aerts en Jan de Smet. Tijdens de geuzenstrijd (vanaf 1578) plundering van de Onze-Lieve-Vrouwekerk; toch bleven een reeks 14de-eeuwse apostelbeelden en het laatgotische doksaal gespaard. Tevens totale verwoesting van de Sint-Katharinakerk; de parochianen van Sint-Katharina-buiten-Damme nemen erna het Sint-Annakoor van de hoofdkerk in gebruik voor de eredienst; in 1602 wordt deze parochie bij die van de Onze-Lieve-Vrouwekerk gevoegd.
In de jaren 1621 en 1626 wordt een octrooi verleend voor de nodige herstellingen aan de kerk, uitgevoerd tot 1639. In de loop van de 17de eeuw gebeuren aan het exterieur enkele aanpassingen in barokstijl, onder meer vervangen van de spitboogvensters in de apsis door barokke segmentboogvensters; tevens vernieuwing van het meubilair.
Omwille van de bouwvallige toestand van de kerk, het gebrek aan geld voor een grondige restauratie en het geleidelijk verval van de stad met bevolkingsafname als gevolg, besluit men een deel van de kerk te slopen. In 1704 is hiervoor toelating van de kerkelijke en burgerlijke overheid, maar betwistingen over ieders aandeel leiden tot een nieuwe overeenkomst die door de Grote Raad van Mechelen op 17 maart 1725 wordt goedgekeurd. Nog hetzelfde jaar wordt het transept en het schip en in 1727 de torenspits gesloopt. Twee muren van de middenbeuk blijven behouden omwille van stabiliteit en steun voor de toren; de zijkoren worden afgesloten met nieuwe westmuren en voor het middenkoor wordt een groot voorportaal gebouwd dat tevens het benedendeel van het oude doksaal bevat. Tevens herstelling van de toren. In gans het bisdom worden gelden verzameld om de werken te bekostigen.
In 1859 bouw van een sacristie. In 1873 goedkeuring van een restauratieontwerp van architect Pieter Buyck (Brugge, 1805-1877). De werken worden pas uitgevoerd in de periode 1890-1895 door architect Antoon Verbeke (Brugge, 1828-Assebroek, 1907), maar worden vroegtijdig stopgezet omwille van de onzorgvuldige uitvoering. Werkzaamheden in 1902 hernomen door architect Charles De Wulf (Brugge, 1865-1904) en, na zijn dood in 1906, voltooid door René Buyck (Brugge, 1850-1923). Tijdens deze ingrijpende restauraties worden veel authentieke elementen vervangen of vernieuwd, onder meer venstermonelen, muurnissen, triforium, moerbalken, tongewelven. Tevens ontmanteling van het barokke hoofd- en zuidkooraltaar en ontpleistering van het interieur waarbij middeleeuwse muurschilderingen verloren gaan.
Tijdens de Tweede Wereldoorlog beschadiging van het triforium en het traptorentje bij beschietingen (1944). In 1984 instandhoudingwerken aan het dak. In 1992 beveiligingswerken. In de periode 1998-2004 uitgebreide restauratiecampagne, onder meer aan daken en goten. Bij graafwerken (1999) komen enkele grafkelders uit de periode 1350-1400 aan het licht. Thans restauratie nog aan de gang (onder meer gevels).
Plattegrond. Oorspronkelijk basilicale kruiskerk met westtoren, driebeukig schip, transept, koor en twee zijkapellen. Thans resterende westtoren met traptoren in noordwestelijke hoek, ruïne van het schip van twee traveeën en van het gereduceerd transept van één travee en driebeukig vlak afgesloten hallenkoor van vijf traveeën met vijfzijdige sluiting. Thans voorzien van westportaal in middentravee van koor. Oostmuur van noordkoor afwijkend omwille van tracé van de Kerkstraat. Tegen uiterste travee van zuidkoor respectievelijk Heilig Sacramentskapel aan zuidzijde en sacristie aan oostzijde (tegen de apsis).
Materialen. Zie Scheldegotiek, gebruik van roodbruine baksteen (onder meer moefen) met Doornikse kalksteen in basis van de oudere delen; toren opgebouwd uit nog andere natuursteensoorten onder meer tufsteen. Leien bedaking. Driebeukig hallenkoor waarvan elke beuk afzonderlijk onder zadeldak; Sacramentskapel onder zadeldak (nok evenwijdig met kerk), sacristie onder lessenaarsdak.
Exterieur. Westtoren (45 meter hoog) eertijds bekroond door spits en hoektorentjes, gesloopt in 1727. Is één van de vier karakteristieke vlakke kerktorens in de polderstreek zonder spits, zie ook te Oostkerke (heropgebouwd na vernieling door de Duitse bezetter), Lissewege en Sint-Anna-ter-Muiden. Toren telt zes geledingen: drie onderste sober uitgewerkt en geschoord door versneden steunberen; drie bovenste als lisenen zonder onderbreking. Lichtere opbouw van bovendeel door blinde spitsboogjes in vierde en vijfde geleding; bovenste geleding aan elke zijde met twee gekoppelde galmgaten in Doornikse steen in verdiepte nissen. Sporen van oorspronkelijke ingang tot de kerk en bewaarde omlijsting van spitsboogvenster, beide dichtgemetseld. Ronde traptoren tegen noordwestelijke steunbeer aan noordzijde voorzien van blindbogen. Oorspronkelijk drie klokken in de toren, genaamd de "Vrieze", de "Nieuwe Klok" en de "Scelle". Opschrift van huidige klok (1804) : "PIETER GALLE : MEYER DER STEDE VAN DAMME EN EUGENIE PIETRONELLE DULLAERT ONDER DE REGIERINGE VAN D'HEER JOANNIS BAPTISTE DE MEY PASTOOR, JACOBUS VALCKE, JAC. D'HONDT ENDE LOUIS VAN DEN BULCKE KERCKMEESTERS. - JACOBUS DUMERY ME FECIT BRUGIS 1804".
Luwportaal in de ruimte onder de toren, open aan oostzijde en gescheiden van de rest door ijzeren hekken, met in zuidelijke torenwand gemetseld de grafplaat voor Jacob van Maerlant van de hand van de Brugse beeldhouwer Hendrik Pickery (1893). Ruïne van het schip, huidige "voorkerk", als restant van de (korte) middenbeuk daterend uit de tweede helft van de dertiende eeuw. Huidige opstand bestaande uit dichtgemetselde scheibogen op pijlers in Doornikse kalksteen met knopkapitelen en achtzijdige dekplaten; sporen van dichtgemaakte barokke segmentboogvensters. Erboven, buitenloopgang opengewerkt door fraaie "Doornikse" drielichten. Gereduceerd transept met grote spitsboogopeningen. Centraal voor het middelste van de drie koren, huidige voorportaal uit 1725, dat het benedengedeelte van het laatgotische doksaal bevat. Natuurstenen (Balegemse steen) rondboogportaal waarboven rondboognis met Onze-Lieve-Vrouwbeeld en gedicht segmentboogvenster. Huidige poort dateert van 1931.
Huidige hallenkerk gevormd door voormalig driebeukig koor. Vlak afgesloten zijkoren waarvan westmuur met sporen van de oude oostelijke transeptmuur; tevens sporen van gedichte segmentboogvensters. Cartouche in noordelijke westmuur. Koortraveeën van elkaar gescheiden door zware versneden steunberen. In meest westelijke steunbeer van noordkoor spitsboognis bekroond met kruisbloem en hogels waarin Mariabeeld met Kind. Twee uiterst westelijke koortraveeën (tweede helft dertiende eeuw) verlicht door telkens twee gekoppelde spitsboogvensters in natuurstenen omlijsting; drie oostelijke koortraveeën (begin veertiende eeuw) met gelijkaardige vensters gevat in rondboognissen en bakstenen omlijsting. Monelen en maaswerk vervangen eind negentiende eeuw. Oostgevels van zijkoren oorspronkelijk gedomineerd door groot bakstenen drielichtvensters, thans dichtgemetseld; blinde drielichten in geveltoppen. De vijf spitsboogvensters in de apsis dateren van de restauratie van 1890-1895 en 1906, ter vervanging van de twee zeventiende-eeuwse barokke segmentboogvensters. In centrale steunbeer nis met Mariabeeld en kind. Heilige Sacramentskapel verlicht door drie spitsboogvenstertjes.
Interieur. Interieur ontpleisterd waardoor veelvuldig gebruik van bak- en natuursteen zichtbaar. Luwportaal afgedekt door bakstenen kruisribgewelf met natuurstenen ribben. Huidig voorportaal bevat het benedengedeelte van het laatgotische doksaal (1555-1558) dat oorspronkelijk het koor van de viering scheidt; gebruik van Brabantse (wit-)steen, arduin (zuilen) en baksteen, overwelving door kruisribgewelven en opengewerkt door middel van twee korfbogen waarin fijn maaswerk; verdwenen triomfkruis. Het doksaal wordt aan noordzijde geflankeerd door oudere traptoren, opgetrokken in tuf- en kalksteen met latere verhoging in baksteen; oorspronkelijk gebouwd tegen vroegere oostmuur van noordelijke transeptarm van waaruit toegang tot het triforium en later tot het doksaal. De huidige ingang en trap dateren van 1906. Hallenkerk met nagenoeg drie even hoge beuken (koren), elk afgedekt door een houten tongewelf; trekbalken (vernieuwd eind negentiende eeuw) met balksleutels, korbelen en gesculpteerde muurstijlen met name apostelbeelden steunend op natuurstenen kopconsoles. Twee westelijke traveeën teruggaand op eerste, driezijdig gesloten koor uit tweede kwart van de dertiende eeuw. Natuurstenen hoge spitsbogige scheiboogarcade op pijlers met achtzijdige basis en krulkapiteel waarboven kalksteenparement; het baksteenmetselwerk erboven duidt op de verhoging van het koor in de tweede helft van de dertiende eeuw. Vanaf de twee verzwaarde pijlers in de centrale derde travee begint de veertiende-eeuwse kooruitbreiding zie onder meer bakstenen spitsbogige scheiboogarcade op natuurstenen pijlers. Overal langsheen de zijbeuken doorgetrokken schalken, deels in natuur-, deels in baksteen. Zuilen in uiterste oostelijke travee uitgevoerd in afwisseling van bak- en natuursteenlagen. Benedenwanden van huidig schip en koor afgeboord door sierlijke fries, respectievelijk van rondboogjes in twee meest westelijke traveeën en van spitsboogjes op natuurstenen maskerconsooltjes in overige traveeën. Wit-zwart betegelde natuurstenen kerkvloer, voornamelijk in noord- en middenbeuk hoofdzakelijk met ingewerkte oude grafstenen. Twee natuurstenen rondboogopeningen, overwelfd door kruisribgewelf, als toegang tot Heilig Sacramentskapel.
Mobilair. Beeldhouwkunst. Acht eiken apostelbeelden op muurstijlen van de ribben, onder meer Heilige Andreas, Heilige Bartolomeus en Heilige Johannes Evangelist (circa 1270-1280) met onder meer sporen van polychromie. Eén van de oudste voorbeelden van houtsculptuur aan middeleeuwse bekappingen in Vlaanderen. Eind dertiende-eeuwse vierlobbige gewelfsleutels met Bijbelse taferelen, thans witgeschilderd en aangebracht aan oostmuur van zuidbeuk sinds de vernieuwing van de houten gewelfribben rond 1894-1896. Aan penanten in apsis beelden met voorstellingen van patronen/patronessen van oude kapellen of heiligdommen te Damme, onder meer Sint-Niklaas, Sint-Joris, Heilige Magdalena en Sint-Catharina. Zittend eikenhouten Onze-Lieve-Vrouwbeeld met Kind (1630) op altaar in kapel, eertijds in nis bij hoogaltaar. Gepolychromeerd beeldje van Onze-Lieve-Vrouw-Vissers (circa 1650). Hoofdaltaar toegewijd aan Onze-Lieve-Vrouw-ten-Hemelopneming op plaats van altaar van Onze-Lieve-Vrouw-Vissers; overgebleven voetstuk van het marmeren barokaltaar uit 1630 geschonken door graaf Paul de Fontaine, militair gouverneur van de vesting Damme, zie gebeiteld wapenschild; bovengedeelte in 1906 afgebroken om de achterliggende apsisvensters weer open te maken; 18de-eeuws houten tabernakel. Heilig Kruisaltaar (1636) in noordelijke zijbeuk; barok portiekaltaar van steen, hout en marmer. "Miraculeus" kruis (circa 1620) ter vervanging van oorspronkelijk beeld dat volgens de overlevering door Damse vissers uit de zee werd opgevist, vernield tijdens de eind 16de-eeuwse godsdiensttroebelen. Verdwenen altaren onder meer van Sint-Anna, Heilige Barbara, Sint-Elooi, Sint-Adriaan, Sint-Sebastiaan, Heilige Petrus en Paulus, Sint-Andries en van de Heilige Drie Koningen.
Communiebank (1788-1790) in classicistische stijl met onder meerreliëfmedaillons vervaardigd door Pieter de Roo junior. Koorgestoelte uit begin 19de eeuw. Eikenhouten preekstoel uit 1675 (zie datering kuip) vervaardigd door de Brugse schrijnwerker Richard Brouckman in samenwerking met de Brugse beeldhouwer Jan Barot; erin fries van ouder meubel verwerkt met datering "1652". Kerkmeesterbank uit midden van de 17de eeuw in eik met paneelbekleding en gebeeldhouwd fries van acanthusbladeren. Twee eikenhouten barokke biechtstoelen uit de tweede helft van de 17de eeuw, afkomstig uit de Brugse Sint-Donaaskerk (afgebroken door de Fransen in 1801), beiden voorzien van onder meer getorste zuilen, gegroefde pilasters en beelden van Petrus en Maria-Magdalena (zuid) en engelen (noord).
Orgel uit 1844 naar ontwerp van Charles Van Houtte (Vichte) met oudere delen (kast) teruggaand tot 1639, mogelijk naar ontwerp van Boudewijn Ledou (Brugge); voorheen wellicht aan de zuidkant van de kerk; huidige opstelling op doksaal sinds 1725.
Marmeren doopvont van circa 1833, geschonken door Nicolaus De Roover, laatste monnik van de Brugse Duinenabdij.
Schilderijen. Zuidkoor : "De Hemelvaart van Maria" op doek door Jan Maes (circa 1630), komt uit retabel van hoofdaltaar. Noordkoor : Mirakelschilderij van het Heilig Kruis op paneel (circa 1535). Westmuren : twee schilderijen op doek naar voorstellingen uit tapijtenreeks "Triomf van de Eucharistie" van P.P. Rubens (1653): "De Oude Wet wijkt voor de Nieuwe" (noord) en "Triomf van de Nieuwe Wet" (zuid). In zijbeuken herdoekte schilderijen uit middenstukken van oude confrerievaandels. "Onze-Lieve-Vrouw met kind en Sint Anna" van voormalig Sint-Anna-altaar.
Muurrestant met fragment van 14de-eeuwse muurschildering. Talrijke grafstenen uit de 14de tot de 18de eeuw verzameld in voornamelijk de noord- en middenbeuk en in de Sacramentskapel; onder meer als enige herinnering aan de stad als hoofdzetel van de grafelijke tol, zie grafstenen van "JORIS VAN CLUCHTHOVE, TOLLENAERE ONS GHEDUCHS HERE" (13de eeuw) en van "JOORIS PAELDING ONTFANGHER VAN DEN TOL ONS GHEDUCHTS HEERE" (15de eeuw). Tevens van "JONCVRAUWE LIJSBETTE BAERS" uit het begijnhof van Damme (1500) en van commandanten onder meer van Baron Jan Baptiste de Camargo (+1648) en van Don Diego de Machua de Burgas (+ 1676).
Grafplaat van Jacob van Maerlant in luwportaal onderaan toren. De oorspronkelijke grafsteen van de dichterschrijver die hier begraven ligt vormt in de 17de eeuw de directe aanleiding tot het ontstaan van de Uilenspiegeltraditie in Damme. Door een verkeerde interpretatie van het uitgesleten opschrift en de afbeelding op de grafzerk wordt deze aanzien voor de grafzerk van Tijl Uilenspiegel. Hierdoor ontstaat een ware "Uilenspiegel-bedevaart" te Damme. In 1725 wordt zelfs een nieuwe tekst in de grafsteen gebeiteld : "GHY VOORBYGAENDER, STAET, SIET HIER UYLENSPIEGHEL; BIDT GODT VOOR HEM, HY WAS EEN RECHT CLUYTSPEELDER". Nadat een Damse pastoor op het einde van de 18de eeuw de grafzerk laat omdraaien, wordt deze tenslotte in 1829 in stukken gezaagd en verkocht. In 1893 wordt door het Stadsbestuur in de zuidelijke torenmuur een nieuwe gedenksteen voor Jacob Van Maerlant aangebracht naar ontwerp van de Brugse beeldhouwer Hendrik Pickery (zie Markt, beeld van Jacob Van Maerlant). In spitse driepas voorstelling van de schrijver zittend in een katheder met ondertekst : "HIER LIGT JACOB VAN MAERLANT BEGRAVEN".
Kerkplein ten noorden van de kerk omheind door hoge bakstenen muur voorzien van steunberen. Hoofdtoegang vanuit de Kerkstraat, andere toegangen vanuit de Burgstraat aan westzijde en privé-toegang vanuit het domein van het Sint-Janshospitaal (zie nummer 33) aan noordzijde: bakstenen poortgebouwtje onder zadeldak voorzien van vlechtingen en getoogde opening waarboven Marianisje met beeld. Aangelegd met grasperken doorkruist door kasseipaadjes en omzoomd door leibomen. Ten westen, vrijstaande sculptuur (trifaciaal) "Blik van licht" van de Waalse kunstenaar Charles Delporte (zie Burgstraat nummer 5).
Zandstenen bas-reliëf met voorstelling van Tijl Uilenspiegel door beeldhouwer Koos van der Kaaij (Brugge) geplaatst op bakstenen sokkel tegen de scheidingsmuur met het Sint-Janshospitaal. Wordt in 1963 geschonken door de nog jonge Damse Uilenspiegelvereniging. Voorstelling van Uilenspiegel op stap met de as van zijn vader Klaas in de hand.
De legendarische figuur Tijl Uilenspiegel duikt voor het eerst op eind 15de-begin 16de eeuw in geschriften van Hermann Bote uit Braunschweig (Duitsland). De druk wordt vanuit Straatsburg naar Antwerpen verspreid, waar de Nederlandse bewerking aan de basis ligt voor een verspreiding in heel Europa. Sinds de 17de eeuw kent Damme een grote Uilenspiegeltraditie zie de verkeerde interpretatie van de grafzerk van Jacob Van Maerlant in de Onze-Lieve-Vrouwekerk waardoor de legende ontstaat dat Uilenspiegel daar begraven ligt. In 1867 kent zijn figuur een nieuwe impuls door het werk "La légende d'Ulenspiegel et de Lamme Goedzak" van Charles De Coster (1827-1879), die hem laat geboren worden in Damme en hem sublimeert tot vrijheidsheld in de strijd van de Nederlanden tegen de Spaanse verdrukking onder Filips II.
Kerkhof ten zuiden van de Onze-Lieve-Vrouw-Hemelvaartkerk. Bakstenen toegangspijlers waartussen ijzeren sierhekkens (geschilderd). Centraal noord-zuid lopend toegangspad met originele bestrating (aardeweg) tussen leilindes; as beklemtoond aan het zuidelijk uiteinde door twee monumentale obeliskvormige arduinen graftekens met topkruis. Ten zuiden ervan, calvariekapel omgeven door bomen; baksteenbouw onder zadeldakje (nok in as van pad) aan achterzijde voorzien van hoeksteunberen. Calvarie in rondboognis voorzien van ijzeren hekwerk. Vóór de kapel grote arduinen dekplaat met moeilijk leesbare inscripties (grafkelder ?).
Beeld van begraafplaats bepaald door een aantal monumentale arduinen graftekens uit de 19de, begin 20ste eeuw, naast een aantal gietijzeren kruisen en graftekens uit het interbellum. De meest waardevolle bevinden zich aan weerszijden van het toegangspad; onder meer van Prosper des Loges (1824-1880) in neogotische stijl, verticale grafsteen uitgewerkt met fronton en Korinthische hoekzuilen, topkruis als bekroning; van familie De Roo-Declercq met horizontale tombe en verticale opstand waarop koperen Christusmedaillon; monumentale neoclassicistische sokkel van Haneca Petrus (1792-1886) bekroond door topkruis. Tevens grafplaat met opschrift "INGANK/ DER BEGRAEFPLAETS/ VAN DE FAMILIE VAN/ D'HEER FRANCISCUS/ WATELLE/ IN ZYN LEVEN/ BURGEMEESTER/ DER STEDE VAN DAMME/ OVERLEDEN 19 -BER 1807/ OUD 68 JAER".
Aanpalende begraafplaats van de kloosterzusters met betonnen afsluiting, gedenkzuil en perkje met kleine natuurstenen grafzerken. In de kerkhofmuur ingemetselde grafplaat (gerestaureerd). Aan westzijde overgang naar nieuw kerkhof; urnenveld en columbarium.
Oorspronkelijk tegen kerkhofmuur, thans op recent bakstenen muurtje geplaatst, gedenkplaat voor de militaire slachtoffers van de twee wereldoorlogen, onthuld op 21 juli 1986. Rechthoekige granieten plaat met vooruitspringende tekstplaat steunend op twee kleine kraagstenen. Inscriptie "MONUMENT DER GESNEUVELDEN"", "WO. I", (namen alfabetisch), "W.O. II" (namen niet alfabetisch).
Bron: CALLAERT G. & HOOFT E. met medewerking van SANTY P. & SNAUWAERT L. 2006: Inventaris van het bouwkundig erfgoed, Provincie West-Vlaanderen, Gemeente Damme, Deel I: Stad Damme, Deelgemeenten Hoeke, Lapscheure en Moerkerke, Deel II: Deelgemeenten Oostkerke, Sijsele en Vivenkapelle, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen WVL17, onuitgegeven werkdocumenten.
Auteurs: Hooft, Elise; Callaert, Gonda
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Deels vergroend kerkhof met een collectie 19de- en 20te-eeuwse graftekens.
Het ommuurde kerkhof omheen de Onze-Lieve-Vrouw-Hemelvaartkerk staat reeds aangeduid op Atlas des Pays-Bas uit 1550-1565. Mogelijk werd toen de westelijke zijde door een kanaaltje afgeboord. In 1756 is het kerkhof ten zuiden, zuidoosten en westen duidelijk afgeboord door een waterloop. De afbakening ten opzichte van de straat in het oosten is onduidelijk. Een ongedateerde kaart in het rijksarchief geeft dezelfde situatie weer maar de grenslijn met de straat is ingetekend met een rode lijn wat een kerkhofmuur laat vermoeden. Op beide kaarten is het kerkhof volledig vergroend en beboomd. De Ferrariskaart uit 1777 toont dan weer enkel te westen van het kerkhof een restant van een beek. Het kerkhof is omzoomd met bomen en ten noordoosten staat een gebouw op het kerkhof. In 1784 is het zuidelijke deel van het kerkhof expliciet als kerkhof aangeduid. Het plan toont een muur en toegang parallel met de zuidmuur van de kerk. Die kaart toont nog steeds een beek als afbakening van de zuid, zuidoost en westzijde van het kerkhof. De Atlas der buurtwegen is dan weer zeer duidelijk over de aanwezigheid van een kerkhofmuur ter hoogte van weg 23 die ten oosten van het kerkhof loopt.
Vandaag heeft het deels geruimde en vergroende kerkhof nog grotendeels de voetafdruk van de late 18de eeuw. In het oosten, langs de straat, en ten zuiden is er een bakstenen kerkhofmuur terwijl in het westen een beek het kerkhof afboordt. Ten noorden sluit het kerkhof aan bij de bakstenen tuinmuur van het buurpand.
Langsheen de hoofddreef staan de oudste graftekens opgesteld die terug gaan tot de late 19de eeuw. Dieper in staan recentere tot hedendaagse graftekens. Het geheel geeft een beeld van de grafcultuur in de 20ste eeuw. De types variëren van kruisen over boomstamkruisen tot cippes met een bekronend kruis, stèles met een kruisvorm, stèles met graftuinen en (verhoogde) zerken. Opmerkelijk is het grote aandeel van neogotische graftekens op het kerkhof, aangevuld met art deco en modernisme. Het materiaalgebruik overspant de 19de en 20ste eeuw met een overgewicht aan blauwe hardsteen aangevuld met gietijzer, mozaïek, kunststeen, leisteen, marmer tot cortenstaal en graniet. Grafsculptuur is er zeldzaam. Marbrieten tekstplaten en applicaties vooral in porselein decoreren de graftekens.
Geïntegreerd bouwhistorisch en dendrochronologisch onderzoek in 2009-2010 leidde tot een bijgestelde bouwgeschiedenis van de Onze-Lieve-Vrouwhemelvaartkerk. Met name de datering en fasering van het hallenkoor bleek anders dan voordien werd aangenomen. Daarnaast werden ook de gebruikte natuurstenen in het kerkgebouw onderzocht. Dat leidde tot de identificatie van voordien in Vlaanderen nog niet opgemerkte steensoorten.
Het oudste deel van de kerk zijn de resten van een eenbeukig koor in natuursteen, dat nog deels bewaard is in de middenbeuk van het huidige hallenkoor. Tot deze allereerste bouwfase van het kerkgebouw behoren ook de ronde traptoren aan de noordzijde en de oostwanden in natuursteen van het verdwenen transept. Sporen van de dakkap van dit eerste koor werden hergebruikt in de dakkap van de huidige middenbeuk. De balken konden dendrochronologisch worden gedateerd in 1241-1242. In deze eerste bouwfase van de Onze-Lieve-Vrouwekerk in het tweede kwart van de 13de eeuw werd uitsluitend in natuursteen gebouwd: veldsteen voor de funderingen en vulkanische tufsteen uit de Eifel en Artesische krijtsteen voor het opgaande muurwerk. De bewaarde oostelijke pijlers van de vroegere kruising bevatten Doornikse kalksteen, zandsteen van Baincthun in de Boulonnais en enkele blokken graniet uit Scandinavië. Die laatste twee bereikten Damme waarschijnlijk als onderdeel van scheepsladingen uit Noord-Frankrijk en de Baltische gebieden.
De volgende bouwfase omvat het transept, het driebeukige schip en de twee onderste bouwlagen van de westtoren. In deze bouwfase, die zich situeert in de periode 1240-1260, werd gebouwd in baksteen met afgewerkte onderdelen zoals zuilen en vensterlijsten in Doornikse kalksteen. In de westtoren is de bakstenen kern van de twee onderste bouwlagen bekleed met een parement van steenblokken dat herinnert aan opus quadratum. Naast Doornikse kalksteen werden in het parement tal van ingevoerde natuurstenen herkend, waaronder kalksteen van Marquise en zandsteen van Baincthun in de Boulonnais, kalksteen van Caen in Normandië en mogelijk zandsteen van Le Quesnoy in Henegouwen. Het rijke spectrum aan natuursteen weerspiegelt het maritieme netwerk van de haven van Damme in het midden van de 13de eeuw. Verder bevat de toren speklagen van vulkanische tufsteen en Artesische krijtsteen, en een blok kalktuf dat wellicht afkomstig is van een Romeinse bouwval in de buurt.
In het derde kwart van de 13de eeuw begon de volgende bouwfase. Bouwmaterialen waren baksteen en Doornikse kalksteen voor afgewerkte onderdelen. Tijdens deze bouwfase werd de westtoren voltooid en begon de bouw van het hallenkoor. In tegenstelling tot wat voordien werd aangenomen werd het hallenkoor van meet af aan gepland in zijn huidige omvang. De bouw van het hallenkoor verliep van west naar oost. Er werd aangebouwd tegen de dwarsarmen van het transept en rondom het eenbeukige koor uit 1241-1242, dat stelselmatig werd ontmanteld en geïntegreerd in de nieuwbouw.
Uit het dendrochronologisch onderzoek van de dakkappen van het hallenkoor blijkt dat er geen bouwactiviteit was tussen 1291 en 1312. Dit kan in verband worden gebracht met de Vlaams-Franse oorlog van 1297-1305, waarin Damme zowel door Franse als Vlaamse troepen werd belegerd en versterkt met grachten, ommuringen en poorten. Eigentijdse bronnen vermelden dat de opgeworpen versterkingen de commerciële scheepvaart tussen Damme en Brugge ernstig hinderden. Deze omstandigheden hebben ongetwijfeld geleid tot een tijdelijk tekort aan bouwmaterialen, waardoor de bouw van het hallenkoor gedurende enkele jaren werd stilgelegd.
Bij de stopzetting van de bouwwerf in 1297 waren van het hallenkoor alleen nog maar de twee westelijke traveeën van het zuid- en het noordkoor gebouwd, waarbij alleen het gebouwde deel van het zuidkoor al een dak had (opgericht tussen 1283 en 1291). Na het verdrag van Athis-sur-Orge (1305) werden de bouw hernomen. Tijdens deze laatste bouwfase werd het hallenkoor voltooid volgens het vooropgezette ontwerp uit het derde kwart van de 13de eeuw. Hierbij werden de overgebleven natuurstenen muren van het allereerste koor verhoogd in baksteen om het zadeldak van het middenkoor te kunnen dragen. De daken van het middenkoor, het noordkoor en het nog niet overdekte deel van het zuidkoor werden gezamenlijk opgericht tussen 1312 en 1315. Deze bijgestelde datering betekent dat de datering van de houten apostelbeelden en gewelfsleutels in de kerk moet worden gecorrigeerd. Ze dateren niet van rond 1270 maar behoren tot de bouwfase van de voltooiing van het koor in 1312-1315.
De grafplaat voor Franciscus Watelle sluit de toegang af naar een trap die leidt naar de eigenlijke begraafplaats. Deze begraafplaats was circa 4,5 m breed, 2,4 m lang en 1,6 m hoog. Daar was plaats voor 12 kisten, 6 aan de ene zijde en 6 aan de andere zijde. Wegens de slechte toestand heeft de gemeente de begraafplaats in 1966 gedempt.
Is deel van
Kerkstraat
Is deel van
Stadskern Damme
Omvat
Gekandelaarde zomerlinden op en rond het kerkhof van de Onze-Lieve-Vrouw-Hemelvaartkerk
Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Parochiekerk Onze-Lieve-Vrouw-Hemelvaart met kerkhof [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/78708 (geraadpleegd op ).
Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed
Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.