De Dorpsmolen van Oostkerke of Molen van Thooft is een stenen bergmolen, die in 1875 werd opgetrokken ter vervanging van een eeuwenoude houten staakmolen. Tegen de molenromp is de mechanische maalderij uit het interbellum bewaard. Ten zuiden van de molen staat de ondertussen aangepaste molenaarswoning uit 1905.
De molen is opgericht op een molenbelt, op 200 meter ten noordwesten van de dorpskern van Oostkerke. De molen zou voor het eerst vermeld zijn in 1336. Hij wordt aangehaald in een ommeloper van de Kerkwatering Oostkerke van 1459. De molen was eigendom van de heren van Oostkerke. In 1481 wordt de molen omschreven als "myns heeren van Sint Joris muelne": Jan de Baenst was Heer van Oostkerke en van Sint-Joris-ten-Distel. Pieter Pourbus tekende de staakmolen op zijn kaart van het Brugse Vrije in 1571. In 1612 verkocht François de Croy, Heer van Oostkerke, de molen aan de familie de Saldaigne uit Brugge. Tijdens de Tachtigjarige oorlog (1568-1648) raakte de molen vernield. In 1643 werd de houten staakmolen heropgebouwd. In 1709 was de toenmalige molenaar eigenaar van de molen maar niet van de grond. In 1831 behoorden zowel molen als grond tot de molenaar Augustin de Vilder. Volgens de kaart Vandermaelen (1846) heette de molen toen "Carline Molen" naar de molenarin. Op 27 januari 1875 brandde de houten windmolen af door een blikseminslag.
Onmiddellijk daarna bouwde molenaar Armand Tytens de huidige stenen grondzeiler op de terp waarop de vorige molen stond. Een staakijzer is gemerkt met “ISb” en “1643”, en op een balk in de molenkap was vroeger het jaartal “1874” terug te vinden. In 1903 werd een stoommachine in de molen geplaatst, waardoor er vanaf nu zowel met wind als met stoom werd gemalen. Vanaf 1907 was de molen eigendom van laatste molenaar Jules Thooft. Hij verwijderde de stoommachine. Op de wiekenas was "JULES THOOFT / 1907" geschilderd. Hij legde de molen in 1924 stil nadat zijn negenjarig zoontje overleden was door een slag van een molenwiek. Geleidelijk aan raakte de molen in verval.
Na de Tweede Wereldoorlog ijverde een plaatselijk comité voor het behoud, de bescherming en de restauratie van de molen: in 1962 werden de meest dringende herstellingswerken uitgevoerd, in 1964 werd de molen beschermd. In de periode 1971-1973 volgde een grootscheepse restauratie onder leiding van architect Paul Goethals uit Brugge en uitgevoerd door de gebroeders Peel uit Gistel. Hierbij werden de romp en kap hersteld en werd een nieuw gelast gevlucht geplaatst. In 1983 gebeurden restauratiewerken aan de romp. In 1991 werden dringende instandhoudingswerken uitgevoerd, waarbij onder meer het metselwerk, schrijnwerk, de dakstructuur en mechaniek werden hersteld onder leiding van architect P. Viérin uit Brugge. Molenbouwer Roland Wieme uit Deinze plaatste in 1992 een nieuwe molenas. In 2004 werden nieuwe onderhoudswerken uitgevoerd en werd het vroegere maalderijgebouw naast de molen gerenoveerd.
Bakstenen grondzeiler gebouwd op kunstmatige molenwal, ingezaaid met gras. Witgekalkte smalle conische molenromp met gepekte plint, met twee ingangen. De molen telt drie bouwlagen van respectievelijk twee, vier en twee vensters. Alle openingen zijn licht getoogd en voorzien van een waterlijst. De molen wordt bekroond met een gebroken kap met rechte voorwand, bedekt met leien. De windvaan is getooid met een vriesgans. Het gevlucht met gelaste ijzeren roeden is ongeveer 21 meter lang.
De steenzolder bevat twee maalstoelen en een spoorwiel met vijftig kammen, die twee kamwielen van 28 respectievelijk 25 kammen aandrijft. Daarnaast is er nog een luizolder en een kapzolder, met een bovenwiel met 48 kammen, waarop een kamwiel van 28 kammen inhaakt. Op één klauwijzer staat "I S b" en "1643". Vermoedelijk betreffen dit onderdelen die zijn gerecupereerd van de oude staakmolen.
De mechanische maalderij is een langgestrekt volume met verspringend grondplan, haaks op de straat ingeplant, opklimmend tegen de molenberg. Het gebouw wordt gekenmerkt door verankerde baksteenbouw onder zadeldaken belegd met rode dakpannen en rechthoekige of licht getoogde muuropeningen. In de zijgevel aan straatzijde steekt een rechthoekige poort.
Auteurs: Decoodt, Hannelore; Hooft, Elise; Callaert, Gonda
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Decoodt H. & Hooft E. & Callaert G. 2020: Dorpsmolen van Oostkerke met maalderij [online], https://id.erfgoed.net/teksten/359338 (geraadpleegd op ).
Dorpsmolen of Molen van Thooft. Stenen grondzeiler op molenbelt, gelegen op 200 meter ten noordwesten van de dorpskern van Oostkerke. De stenen korenmolen werd in 1875 opgetrokken ter vervanging van een eeuwenoude houten molen die op die plaats aanwezig was. Ten zuidwesten van de molen, het witgeschilderde molenaarshuis uit 1905. Tegen de molenbelt aan, de bakstenen mechanische maalderij uit het interbellum; sinds de jaren 1960 is de machinerie weggehaald.
Voor het eerst vermeld in een ommeloper van de Kerkwatering Oostkerke van 1459. Eigendom van de Heren van Oostkerke. In 1481 vermeld als "myns heeren van Sint Joris muelne": Jan de Baenst was Heer van Oostkerke en van Sint-Joris-ten-Distel. Weergegeven als houten molen door Pieter Pourbus in 1561-1571. In 1612 verkocht François de Croy, Heer van Oostkerke, de molen aan familie de Saldaigne uit Brugge. In 1709 was de toenmalige molenaar eigenaar van de molen maar niet van de grond. In 1831 behoorden zowel molen als grond tot de molenaar Augustin de Vilder. Volgens de kaart Vandermaelen (1846) heette de molen toen "Carline Molen", ontleend aan de molenarin. Op 27 januari 1875 brandde de houten windmolen af. Ter vervanging werd de huidige stenen windmolen gebouwd door molenaar Armand Tytens. Vanaf 1907 was de molen eigendom van laatste molenaar Jules Thooft. Molen buiten bedrijf gesteld nadat het negenjarige zoontje van de molenaar in 1924 overleed door een slag van een molenwiek (zie straatinleiding, kapel bij nummer 4). Vervanging door mechanische maalderij, windmolen raakt in verval.
Na de Tweede Wereldoorlog ijverde een plaatselijk comité voor behoud en restauratie: in 1962 werden de meest dringende herstellingswerken uitgevoerd. Bescherming als monument in 1964. Grootscheepse restauratie in periode 1971-73 onder leiding van architect Paul Goethals uit Brugge, door gebroeders Peel uit Gistel: molen voorzien van nieuwe kap en wieken. In 1983 gebeurden restauratiewerken aan de romp. In 1991 dringende instandhoudingswerken, onder andere herstellen metselwerk, schrijnwerk, dakstructuur en mechaniek, en schilderwerken, onder leiding van architect P. Viérin uit Brugge. Verbouwing van maalderij in 1999.
Bakstenen bergmolen, bovenkruier, type grondzeiler, gebouwd op hoge kunstmatige molenwal. Witgekalkte conische molenromp met gepekte plint, met twee ingangen, drie bouwlagen van respectievelijk twee, vier en twee vensters. Alle openingen zijn licht getoogd en voorzien van een waterlijst. Bekroond door gebroken kap met rechte voorwand, bedekt met leien. Vlucht circa 21 meter.
Steenzolder met twee maalstoelen, spoorwiel met vijftig kammen; luizolder, kapzolder; bovenwiel met 48 kammen.
Gedateerd in kap: "1874". Molenijzer is ouder: op het klauwijzer (met het 28 kammen tellende kamwiel) staat "I S b" en "1643"; vermoedelijk recuperatie van oude staakmolen. Op een balk op de kapzolder staat "1874"; op de wiekenas is "JULES THOOFT / 1907" geschilderd.
Bron: CALLAERT G. & HOOFT E. met medewerking van SANTY P. & SNAUWAERT L. 2006: Inventaris van het bouwkundig erfgoed, Provincie West-Vlaanderen, Gemeente Damme, Deel I: Stad Damme, Deelgemeenten Hoeke, Lapscheure en Moerkerke, Deel II: Deelgemeenten Oostkerke, Sijsele en Vivenkapelle, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen WVL17, onuitgegeven werkdocumenten.
Auteurs: Hooft, Elise; Callaert, Gonda
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Hooft E. & Callaert G. 2006: Dorpsmolen van Oostkerke met maalderij [online], https://id.erfgoed.net/teksten/78875 (geraadpleegd op ).