is aangeduid als beschermd monument Neogotische pastorie Onze-Lieve-Vrouw-Geboorte en Heilige Philippusparochie
Deze bescherming is geldig sinds
is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed Neogotische pastorie Onze-Lieve-Vrouw-Geboorte en Heilige Philippusparochie met tuin
Deze vaststelling is geldig sinds
is deel van de aanduiding als beschermd stads- of dorpsgezicht, intrinsiek Dorpskern Vivenkapelle
Deze bescherming is geldig sinds
is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed Neogotische pastorie
Deze vaststelling was geldig van tot
Voormalige woning van de proost en later pastorie van de parochie Vivenkapelle. Neogotische losstaande woning met tuin naar een ontwerp uit 1860 van baron Jean-Baptiste de Béthune (1821-1894). Eerste realisatie binnen het beroemde 'neogotische complex' in Vivenkapelle, bestaande uit kerk, pastorie en scholen, dat in opdracht van de plaatselijke mecenassenfamilie Verhulst werd gerealiseerd onder begeesterende leiding van de Béthune. Meer informatie over het neogotische complex in de straat- en gehuchtsinleiding.
In 1824 koopt Philippe Verhulst (1777-1858) uit Brugge de middeleeuwse kapel van Vivenkapelle om ze van dreigende afbraak te redden en ze opnieuw voor de eredienst te gebruiken. Voor het herstel van de kapel wendt hij zich tot baron Jean-Baptiste de Béthune, vriend van de familie en topfiguur binnen de neogotische beweging in Vlaanderen. Gaandeweg groeit bij de familie Verhulst de idee om Vivenkapelle uit te bouwen tot een zelfstandige parochie met eigen volwaardige kerk, pastorie en schoolgebouwen. Dit wordt, hoofdzakelijk om politieke redenen, slechts mogelijk na de dood van Philippe Verhulst in 1858. De Brugse bisschop Malou, een grote aanhanger van de Maria-verering, geeft de toestemming om jaarlijks twee missen te lezen in de Mariakapel van Vivenkapelle. In 1855 wordt de kapel plechtig ingewijd, in 1858 wordt ze tot proosdij verheven, waardoor aan de bidplaats een priester wordt verbonden, die elke dag een mis mag lezen. August Van Becelaere (1820-1909), leraar aan het Sint-Lodewijscollege in Brugge, wordt de eerste proost van Vivenkapelle. Hij zal een belangrijke inspirator zijn voor de uitbouw van de bedevaartplaats tot parochie. Eens een pastoor benoemd, moet men overgaan tot het bouwen van een pastorie. Dit initiatief is meteen het begin van het volledige ensemble. Nadat in 1859 een plan voor een kerk wordt gevraagd aan de Béthune, volgt op 25 mei van dat jaar de aanvraag voor de plannen voor een woning voor de proost. Aanvankelijk voorziet men het gebouw langs de Moerkerksesteenweg (nu Bradericplein), maar op 30 mei besluit men tot inplanting achter de kapel. Een eerste ontwerp uit 1859 toont een klein gebouw getypeerd door kruisvensters in eenvoudige rechthoekige nissen zonder versiering. Het tweede, definitieve ontwerp uit 1860 is ruimer en decoratiever opgevat, geïnspireerd op de Brugse burgerlijke baksteengotiek uit de 16de eeuw. De werken vangen aan op 22 juni 1859 en werden uitgevoerd door het vaste team medewerkers rond de Béthune, zoals aannemer Louis Bulckaert (1819-1897) uit Loppem en de Brugse schrijnwerker Charles van Robays (1822-1872). De proost neemt zijn intrek in de woning op 14 juli 1861. Als in 1885 de proosdij tot parochie verheven wordt, worden de pastorie en de kerk door Eliza Verhulst geschonken aan de Kerkfabriek. In de jaren 1960 worden restauratiewerken uitgevoerd. In 1987-88 worden dringende herstellingswerken uitgevoerd in spoedprocedure onder leiding van architect Aimé Meyer (Brugge), zoals hang- en sluitwerk, schilderwerken, bouwkundige herstellingen, dak- en gootherstellingen. In 1988 gebeurt de overdracht van de pastorie aan de stad Damme. In 2005 staat de pastorie leeg en wacht op herbestemming.
De pastorie ligt ten zuidoosten van de neogotische parochiekerk Onze-Lieve-Vrouw-Geboorte en Heilige Philippus, op het einde van een beboomde dreef die langs de ommuurde kerktuin leidt. Er is een klein voorpleintje en een grote tuin achter het huis. Een paadje verbindt het voorplein van de pastorie met de sacristie. Kerktuin en voorpleintje zijn deels van elkaar afgescheiden door een haag.
Alleenstaand neogotisch gebouw op L-vormig grondplan, waarvoor baron J.-B. de Béthune zich inspireerde op de Brugse baksteengotiek uit de 16de eeuw, getypeerd door onder meer kruisvensters en spitsboognissen in de boogvelden boven de vensters. Rode verankerde baksteenbouw van zes traveeën en twee bouwlagen op kelderverdieping, gevat onder gecombineerde steile leien zadeldaken met twee kleine houten dakkapellen en hoge gemetselde schoorstenen. Gebruik van witsteen voor monelen, dekplaten en schouderstukken. Op schoorsteenaanzet in westgevel, gebruik van contrasterende gele baksteen voor een decoratief kruismotief en jaartal "1861". Voorgevel met in derde travee het inkomportaal met puntgevel op natuurstenen schouderstukken, doorbroken door spitsboogopening waarin trappen naar de voordeur; een nis met Mariabeeld in de geveltop. Aan voor- en tuinzijde lijstgevels, met hoge puntgevels voor het westelijke haakse gedeelte van de woning. Gevels doorbroken met stenen kruisvensters, blinde spitsbogen boven de benedenvensters; invulling met glas in lood.
Interieur. De pastorie bewaart de originele ruimte-indeling. Centrale inkom met een vooruitspringend inkomportaal, uitgevend op een gang met brede vestibule aan tuinzijde. Links in de vestibule, het trappenhuis. Links van de gang bevindt zich de keuken waarachter de bijkeuken. Rechts van de inkom bevindt zich een kleine spreekkamer. Rechts in de woning, een enfilade van salon en bibliotheek, in de voor- en achtergevel geaccentueerd door een puntgevel. Op de verdieping, dezelfde indeling voor slaap- en werkkamers; hoge zolderverdieping. Een eerste ontwerp uit 1859 toont een kleiner gebouw met een ander grondplan, waarin de gang achteraan op de vestibule uitkomt en op de trap naar de verdieping. Rechts van de ingang lagen aan de voorkant de keuken en de bibliotheek, met daarachter, aan de tuinzijde, de eetkamer; aan de linkerkant van de gang zou de spreekkamer komen.
Bij een bezoek van de Gentse Sint-Lucasgilde in 1900 aan het kerkdorp, wordt de inrichting van de pastorij als "een klein museum van middeleeuwse voortbrengselen" beschreven. Van deze voorwerpen is niets in situ bewaard. De vaste aankleding van de pastorie, die vrij sober is, werd wel bewaard. De kamers hebben gepleisterde en witgekalkte wanden en plafonds met moer- en kinderbalken. De vloeren op de gelijkvloerse verdieping zijn deels met een veelkleurig tegelpatroon bekleed, deels met planken vloeren; planken vloeren op de verdieping. Verzorgd binnenschrijnwerk, binnenluiken voor de vensters en met briefpanelen versierde deuren, hang- en sluitwerk bewaard. De schouwen en de trap, ontworpen door de Béthune, zijn authentiek.
Bron: CALLAERT G. & HOOFT E. met medewerking van SANTY P. & SNAUWAERT L. 2006: Inventaris van het bouwkundig erfgoed, Provincie West-Vlaanderen, Gemeente Damme, Deel I: Stad Damme, Deelgemeenten Hoeke, Lapscheure en Moerkerke, Deel II: Deelgemeenten Oostkerke, Sijsele en Vivenkapelle, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen WVL17, onuitgegeven werkdocumenten.
Auteurs: Hooft, Elise; Callaert, Gonda
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
De pastorie is toegankelijk van aan het Bradericplein via een verharde toegangsweg met een rij opgaande eiken die langs de kerktuin loopt. Mogelijk was dit oorspronkelijk een eikendreef naar analogie met de toegangsdreef naar de meisjesschool ten westen van de kerk.
Is deel van
Bradericplein
Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Neogotische pastorie Onze-Lieve-Vrouw-Geboorte en Heilige Philippusparochie met tuin [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/79017 (geraadpleegd op ).
Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed
Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.