is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed Broederschool van de Heilige Jozef en broederklooster van Sint-Vincentius a Paulo
Deze vaststelling is geldig sinds
is aangeduid als beschermd monument Broederschool van de Heilige Jozef en broederklooster van Sint-Vincentius a Paulo
Deze bescherming is geldig sinds
is deel van de aanduiding als beschermd stads- of dorpsgezicht, intrinsiek Dorpskern Vivenkapelle
Deze bescherming is geldig sinds
is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed Broederschool van de Heilige Jozef en broederklooster van Sint-Vincentius a Paulo
Deze vaststelling was geldig van tot
Voormalige broederschool van de Heilige Jozef en broederklooster van Sint-Vincentius a Paulo. Neogotisch complex naar een ontwerp van baron Jean-Baptiste de Béthune (1821-1894) van 1860, uitgevoerd in 1860-1863, en in 1879 uitgebreid met een haakse vleugel aan de straatkant. Het gebouw maakt deel uit van het beroemde 'neogotische complex' van kerk, pastorie en scholen dat in opdracht van de plaatselijke mecenassenfamilie Verhulst in Vivenkapelle werd gerealiseerd, onder begeesterende leiding van baron Jean-Baptiste de Béthune. Meer informatie over het neogotische complex in de straat- en gehuchtsinleiding.
In 1824 koopt Philippe Verhulst (1777-1858) uit Brugge de middeleeuwse kapel van Vivenkapelle om ze van dreigende afbraak te redden en ze opnieuw voor de eredienst te gebruiken. Aanvankelijk had Philippe Verhulst zich enkel het eerherstel van de eeuwenoude kapel tot doel gesteld. De aanstelling in 1858 van proost A. Van Becelaere betekent de aanzet tot de uitbouw van het bedevaartsoord tot parochie met pastorie en onderwijsgebouwen voor jongens en meisjes. De gezusters Elisa en Coralie Verhulst vertrouwen de plannen voor de uitbreiding van de kapel tot kerk, voor de pastorie en voor het Broederklooster met school toe aan Jean-Baptiste de Béthune, een vriend van de familie en vooraanstaand figuur van de neogotische beweging in Vlaanderen.
Jean-Baptiste de Béthune legt in 1860 zijn plannen voor een jongensschool met bijhorend klooster voor. Op 16 oktober 1860 wordt begonnen met de opbouw van de jongensschool en op 19 februari 1861 wordt de eerste steen van de woning van de Broeders gelegd. Beide gebouwen, in 1863 in gebruik, vormen oorspronkelijk twee van elkaar losstaande vleugels, loodrecht op de straat. De werken worden uitgevoerd door het vaste team medewerkers rond de Béthune, zoals aannemer Louis Bulckaert (1819-1897) uit Loppem en de Brugse schrijnwerker Charles van Robays (1822-1872). Voor het onderwijs van de jongens wordt op aanraden van Van Becelaere beroep gedaan op de congregatie van de Broeders van Dale uit Kortrijk, gesticht in 1761. De broeders zijn niet alleen met de school belast, maar dienen ook als zangmeester en koster in de kerk op te treden en voor de ziekenzorg in te staan. In 1870 beslist de familie Verhulst de school met een klas uit te breiden naar het zuiden. Wegens het steeds groeiende aantal leerlingen, wordt in 1879 een derde vleugel gebouwd aan de straatkant, als verbinding tussen de twee bestaande gebouwen. Bij deze verbouwing wordt een herinrichting van de bestaande vleugels doorgevoerd. Er wordt tevens in de nieuwe vleugel een vergaderruimte voorzien voor het Sint-Vincentius a Paulogenootschap, dat in Vivenkapelle is gesticht door Ernest van Huele, echtgenoot van Coralie Verhulst, Charles van Caloen uit Loppem en Jean-Baptiste de Béthune, een driemanschap van gedreven Ultramontanen.
De Broederschool met -klooster sluit in 1960 zijn deuren. De jongensschool wordt door leken overgenomen totdat in 1970 de meisjes- en de jongensschool fuseren. In 1988 gebeurt de overdracht van het complex aan de stad Damme. Sindsdien wacht het op een nieuwe zinvolle herbestemming, en is een grootschalige restauratie aan de gang onder leiding van de Brugse architecten Aimé Meyer en Piet Viérin.
De complex van de voormalige broederschool van de Heilige Jozef en het broederklooster van Sint-Vincentius a Paulo is gelegen ten oosten van de parochiekerk Onze-Lieve-Vrouw-Geboorte en Heilige Philippus, op de hoek van de straat (Bradericplein) en de dreef die leidt naar de pastorie. Het is een U-vormig complex dat een rechthoekig speelplein omsluit, met de kloostervleugel ten westen, ten oosten het parallelle schoolgebouw, en aan de straatzijde de tussenvleugel die in 1879 aan het complex werd toegevoegd.
Rode verankerde baksteenbouw van één (school) en twee traveeën onder gecombineerde, steile leien zadeldaken met aandaken, uitgewerkte schoorstenen en verspreide dakvensters met puntgevels op schouderstukken waarin rechthoekige vensters met spitsbogige blinde bovenlichten met neogotische traceringen. Gebruik van natuursteen voor venstermonelen en dekplaten. Baron J.-B. de Béthune inspireerde zich op de Brugse burgerlijke baksteengotiek uit de 16de eeuw, gekenmerkt door onder meer kruisvensters, traveenissen, spitsboognissen in de boogvelden boven de vensters en samengestelde nissen.
Het broederklooster is een onderkelderd gebouw van twee bouwlagen en zes traveeën in de langsgevel, twee traveeën in de topgevel aan de straatkant. De lijstgevels worden getypeerd door rechthoekige stenen kruis- en kloostervensters, met voor de benedenvensters spitsbogige en deels drielobbige blinde bovenlichten met neogotische traceringen; glas-in-loodinvulling. De topgevel van het klooster vertoont de kenmerken van het zgn. eerste gotische Brugse geveltype, waarbij per travee de beneden- en bovenvensters (stenen kruisvensters) samen zijn geplaatst in naast elkaar gelegen nissen die door een boog zijn omsloten, in casu een rondboog. Het originele plan voor het woonhuis van de Broeders omvatte beneden de achter elkaar gelegen spreekkamer, keuken en wasplaats, met ten oosten daarvan de gang in een laag volume met op het einde het trappenhuis. Op de tweede bouwlaag waren drie kamers voor de Broeders voorzien. In 1879, bij het bouwen van de vleugel tussen de twee bestaande panden verdween de gang naast het woonhuis en werd de bestaande spreekkamer als woonkamer bestemd; wellicht is bij die verbouwing het woonhuis zuidwaarts met één travee verlengd.
Evenwijdig met het klooster, ten oosten, de jongensschool, een gebouw van één bouwlaag en acht traveeën aan de langsgevel, twee traveeën in de puntgevel aan de straatkant. De oostelijke lijstgevel wordt gekenmerkt door eenvoudige rechthoekige stenen kruiskozijnen met kleine ontlastingsboog, vier dakvensters met topgevels en een hoge schoorsteen in de vierde travee van de eerste klas. De lijstgevel aan de kant van de speelplaats is gelijkaardig, maar wordt gedomineerd door een uitgebouwde inkompartij, met centraal trappenhuis met topgevel, geflankeerd door twee portaaltjes onder lessenaarsdak. Puntgevels waarin de vensters, naar Brugs 16de-eeuws model, in een samengestelde boog zijn gevat. Het originele plan van de jongensschool toont op het gelijkvloers een grote rechthoekige klas van vier traveeën aan de oostkant. Aan de westzijde van het gebouw, een uitbouw met portaal, vestibule en trappenhuis, uitgevend op de speelplaats. In 1860 wordt het gebouw ten zuiden met een tweede klas van vier traveeën uitgebreid, waarbij aan de zuidkant van het trappenhuis een parallel portaaltje wordt toegevoegd.
In 1879 wordt de straatvleugel aan het complex toegevoegd, onder druk van het toenemende leerlingenaantal. Vleugel van twee bouwlagen en zes onregelmatige traveeën. De straatgevel is afgelijnd met een muizentandfries, waarboven een bakstenen en een houten dakvenster. In de eerste en de zesde travee, een spitsboogdeur waarboven een beeldnisje. Per travee zijn de kleine rechthoekige beneden- en bovenvensters met spitsbogig bovenlicht samen geplaatst in naast elkaar gelegen nissen die door een spitsboog zijn omsloten. De nieuwe tussenvleugel kreeg aan de straatzijde een gang, toegankelijk vanop de straat via twee deuren in de uiterste traveeën. De gang geeft uit op een spreekkamer en een zaal voor het Sint-Vincentius a Paulogenootschap. Op de verdieping werden gastenkamers en kamers voor de broeders ondergebracht.
Interieur. Eenvoudig interieur. Het complex bezit nog de originele deuren met briefpanelen, en een trap naar een tekening van bouwmeester de Béthune.
Bron: CALLAERT G. & HOOFT E. met medewerking van SANTY P. & SNAUWAERT L. 2006: Inventaris van het bouwkundig erfgoed, Provincie West-Vlaanderen, Gemeente Damme, Deel I: Stad Damme, Deelgemeenten Hoeke, Lapscheure en Moerkerke, Deel II: Deelgemeenten Oostkerke, Sijsele en Vivenkapelle, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen WVL17, onuitgegeven werkdocumenten.
Auteurs: Hooft, Elise; Callaert, Gonda
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Is deel van
Bradericplein
Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Broederschool van de Heilige Jozef en broederklooster van Sint-Vincentius a Paulo [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/79020 (geraadpleegd op ).
Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed
Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.