is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed Eendenkooi van Merkem
Deze vaststelling is geldig sinds
is aangeduid als beschermd monument Eendenkooi van Merkem
Deze bescherming is geldig sinds
is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed Eendenkooi van Merkem
Deze vaststelling was geldig van tot
is aangeduid als beschermd monument Eendenkooi van Merkem
Deze bescherming was geldig van tot
Een eendenkooi is een relatief zeldzame constructie om op een efficiënte manier en op relatief grote schaal eenden te vangen voor consumptie. De watervogelvangst wordt actueel evenwel niet meer beoefend. Bewaarde eendenkooien vindt men onder meer nog terug in Meetkerke (Zuienkerke), Woumen (Diksmuide), Lokeren en Bornem.
De oudste vermelding van de eendenkooi van Merkem gaat terug tot 1591, maar de oorsprong van de constructie kan veel ouder zijn en opklimmen tot de middeleeuwen. Bovendien was het omliggende landschap, als uitgeveend graslandgebied, al vanaf de 12de-13de eeuw een zeer geschikt pleistergebied voor watervogels. De eendenkooi is onafgebroken verbonden aan het kasteel van Merkem. De heren van Merkem konden zich hiervoor beroepen op het feodale jachtrecht. De eendenkooi wordt voor het eerst duidelijk weergegeven op een 17de-eeuwse handgemaakte kaart, gesitueerd tussen 1672 en 1696.
De eendenkooi werd als vangstinstallatie geëxploiteerd door de adellijke eigenaars, via hun rentmeesters of via een zogenaamde kooibaas. De initiële functie van de eendenkooi voorzag in afzet van wild (eendenbout, eendenborst, mogelijk ook pastei), deels voor eigen consumptie maar ook voor afzet, onder meer in Roeselare.
Op de kaart van het Militair Cartografisch Instituut (1861) wordt de eendenkooi weergegeven als een U-vormige waterpartij met 2 vangpijpen en een omgevend kooibos. Deze toestand blijft onveranderd op de volgende edities van de kaarten van het Militair Cartografisch Instituut (1883 en 1911). De eendenkooi van Merkern is meerdere malen heringericht, onder meer na de grondige vernieling tijdens de Eerste Wereldoorlog. In het kooibos was minstens één mitrailleurpostje aanwezig, als vooruitgeschoven onderdeel van een Duitse verdedigingslinie tussen de gehuchten Luigem en Vijfhuizen. Een laatste grote herinrichting, in opdracht van de adellijke familie de Coninck de Merckem en de aanverwante familie van Caloen, dateert van 1959.
De eendenkooi van Merkem is ingericht volgens het algemeen bekende rogge-ei-type. De bewaarde inrichting is uitgerust met vier vangpijpen met gekromd vangfuiknet. Dit vangpijptype vormt een Vlaams prototype en stond garant voor een ruimere verspreiding in de ons omringende landen. Op basis van zichtbare reliëfsporen op digitale luchtbeelden is ook een relict van een vroegere vangpijp of van een toevoersloot bekend, waardoor verondersteld wordt dat de eendenkooi voor 1919 of voor 1959 een andere inrichting kende.
Alle toebehoren waarmee een eendenkooi in 1959 als bijzondere vangstinstallatie werd ingericht, waaronder vangpijpen met ijzeren beugels overspannen door kippengaas, steunconstructies van de vroegere rietschermen uit gerecupereerde spoorstaven en betonijzer en plaatselijk ook met gerecupereerde houten spoorwegdwarsliggers, vormen één geheel en zijn hier nog als relict afleesbaar. Om de oeverzones van de kooiplas en van de vangpijpen te versterken werden toen ook betonnen oeververdedigingen aangebracht. In het kooibos komt nog een relictpopulatie voor van Canadese kornoelje, die origineel als vlecht- en bindmateriaal dienst deed om de eendenkooi met houten vangpijpen op te bouwen en te onderhouden. De plaatselijke heesterbeplanting van sneeuwbes langs delen van het kooipad en op de verhoogde bermen langs de kooiplas verschafte extra beschutting langs de loopschermen.
Als belangrijke secundaire uitrusting is nabij de zuidoostelijke vangpijp ook een bakstenen kooihuisje bewaard. Het vervangt een voorgaand exemplaar dat deels uit riet was opgebouwd. Het oorspronkelijk door een houten deur afgesloten kooihuisje is voorzien van een bak om lokvoeder te bewaren en twee loervenstertjes. Er zijn ook bakstenen steunen aanwezig waarop oorspronkelijk een rustplank was gemonteerd. Op de muren en aan het plafond van het kooihuisje zijn ijzeren rekken en haken gemonteerd, bedoeld om vangfuiknetten op te hangen en te laten drogen. Rond het kooibos en langs de vangpijpen lopen er vervaagde tracés van iets verhoogde kooipaden. Langs de kooiplas liggen ook verbrede bermen waarop eenden konden rusten. Een haak om de rietschermen aan te binden en eendenlokfluitje voor de organisatie van de jacht zijn bewaard gebleven.
De inplanting van de eendenkooi werd bepaald door de ligging binnen de brede, overstroombare IJzervlakte waarbinnen een traditioneel hooilandbeheer werd gevoerd. Dit grote waterrijke gebied was daardoor een aantrekkelijk pleistergebied voor watervogels, noodzakelijk voor een succesvolle eendenvangst. Het omgrachte kooibos, met daarin fragmenten van hakhout met overstaanders, respectievelijk in de struiklaag en opperhoutlaag is nog goed herkenbaar. Via een noordelijke gracht werd een vaarverbinding gemaakt met het Koevaartje om de eendenkooi met een bootje te bereiken.
De eendenkooi van Merkern bezit een courante aanleg met een min of meer rechthoekige omgrachte kooiplas met vier vangpijpen, omgeven door een kooibos met een variatie van opgaande bomen en een struiklaag. Het kooibos is omgeven door vanuit de IJzer overstroombare graslanden. Deze open vlakte van voornamelijk hooilanden zonder perceelsrandbegroeiing zorgt ervoor dat het kooibos een sterk ruimtelijk-structurerend element is in de brede IJzervallei. De eendenkooi van Merkern is, na verlies van de oorspronkelijke jachtfunctie, verder ontwikkeld tot een bijzonder biotoop voor broedende en pleisterende watervogels. Het kooibos groeide uit tot een begreppeld alluviaal bos dat als broedkolonie dienst doet van blauwe reigers en aalscholvers. Vanaf omstreeks 1960 werd de eendenkooi van Merkem als vogelringplaats.
Auteurs: Verdurmen, Inge; Vanneste, Pol; Missiaen, Halewijn
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)