De Tomp, oorspronkelijk de ruïne van een 15de-eeuwse stenen windmolen omgeven door grachten en een palissade, werd in 1967-1968 gerestaureerd als mottetoren en bevindt zich in een moerassige, bosrijke omgeving.
Historiek
De Tomp ligt op circa 500 meter ten zuidoosten van het in 1702 (grotendeels) door de hertog van Malborough verwoeste slot Grevenbroek (https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/308493), een waterburcht, gebouwd tijdens de eerste helft van de 15de eeuw aan de samenloop van de Warmbeek en Vliet. Volgens A. Claassen is de Tomp een donjon (13de eeuw-begin 14de eeuw) van de oudste heren van Grevenbroek, voordat zij begin 15de eeuw de verdwenen burcht van Grevenbroek bouwden. Recent onderzoek (1990-2005) toonde echter aan dat het om een 15de-eeuwse cilindrische molen of een torenmolen gaat, van het type stenen bovenkruier, grondzeiler, daterend van kort voor 1424. Dergelijk type van molen, verspreid in Nederland, het Rijnland en Noord-Frankrijk, wordt doorgaans gekenmerkt door een zware cilindrische bouw, meestal zonder staart en met een binnenkrui-inrichting. Het valt niet uit te sluiten dat deze molentypes ook voor andere doeleinden (verdedigings-, wacht- of vluchttoren) werden gebruikt. Tussen de eigenaars van een aantal torenmolens zijn duidelijke genealogische verbanden aan te tonen, zie de torenmolen van Well (Venlo, NL).
Samen met de op de Warmbeek gelegen watermolen (onderslagmolen) in Achel was de Tomp een banmolen van de heren van Grevenbroek. Grevenbroek was een heerlijkheid die de plaatsen Achel, Hamont en Sint-Huibrechts-Lille omvatte. De familie van Grevenbroek, ontstaan uit een bastaardtak van de bekende adellijke familie van Arckel en sinds 1380 "heren van Grevenbroek", verhuisde de molenactiviteiten in de richting van hun slot, het vroegere "huijs van Boxtel”. Na de belegering van Grevenbroek door de prins-bisschoppelijke legers in 1401 en de verwoesting van het slot van Grevenbroek en de burcht van Hamont, werd de heerlijkheid in 1405 overgedragen aan ridder Jan van Grevenbroek. Toen zijn oudste zoon, Robrecht, na het overlijden van zijn vader, op achttienjarige leeftijd de heerlijkheid overnam, werden ook een windmolen en een olieslagmolen vermeld. De windmolen is geïdentificeerd als de stenen windmolen, de "Tomp". Bouwhistorici en bouwkundigen dateren de molen uit het begin van de 15de eeuw.
In 1596 waaide de stenen molen van Grevenbroek stuk. In 1598 werd de molen weer hersteld en kreeg deze een nieuwe standaard. Voor 1630 was de molen buiten gebruik geraakt en werd zijn functie overgenomen door een standaardmolen op een andere plaats in Achel (verdwenen standaardmolen aan de Waag, Wagerdijk in Achel). De Tomp verviel tot een ruïne, maar de molenaar bleef er vlakbij, in een hoevecomplex wonen.
Vanaf de 19de eeuw werd de Tomp het centrum van een romantisch domein in eigendom van diverse adellijke families. In deze tijd ontstond de legende van de Tomp als "kasteeltoren" van Grevenbroek.
In 1963 vond archeologisch onderzoek plaats onder leiding van H. Roosens en werd de oorspronkelijke ringsloot vrijgelegd. Tot vóór de restauratie van 1967-68, naar ontwerp van architect A.M. Boonen (Hasselt), was de Tomp slechts een ruïne van twee niveaus en enkele muurfragmenten van een derde. Op basis van een verkeerde interpretatie van historische gegevens, resulteerde de restauratie in een reconstructie als middeleeuwse motte- of woontoren, en werd deze naar theoretisch model van Violllet-Le-Duc hoger opgetrokken. Uit onderzoek in de jaren 1990 bleek echter dat de vroegere constructie alle kenmerken vertoonde van een zogenaamde ’torenmolen’.
De met eiken omringde molen/toren wordt omgeven door een ringgracht met twee houten bruggen. In deze gracht werden scherven en potten aangetroffen uit de 13de, 14de, 16de en 17de eeuw alsook een aantal paalrestanten. Vanaf het recente toegangshek tot aan de Tomp stond vroeger een oude meidoornhaag waarvan slechts een gedeelte bewaard bleef.
Op de kabinetskaart van de Ferraris (1770-1778) zijn bij de Tomp drie losstaande, rechthoekige hoevegebouwen aangeduid te midden van een meersengebied met omhaagde percelen, ten zuiden van een vijvercomplex. Deze gebouwen bevinden zich ten zuidoosten van de kasteelruïne, aangeduid als “Chateau Grevenbrock Ruine”. Ten oosten bevindt zich een windmolen, aangeduid als “Moulin d’Achel”. In de Atlas van de Buurtwegen (1845) wordt de Tomp aangeduid met torenvormige opstand en ronde plattegrond. De kaart van Vandermaelen (1846-1854) duidt op deze locatie twee gebouwen aan, benoemd als “den Thoren genaemd het Fort”, gelegen in een moerassig gebied. Midden 19de eeuw kocht minister Barthélemy de Theux gemeentegrond aan met het oog op het aanleggen van vloeiweiden. De torenruïne kreeg er een plaats in zijn jachtdomein
Beschrijving
De Tomp bevindt zich op een volledig omgracht domein met een vijver (op de plaats van een vroeger ven) en met een vijfhonderd jaar oude den (Pinus). Rond de met bomenrijen van eik (Quercus) omzoomde toren bevindt zich een ringgracht met twee bruggen. In deze gracht werden laatmiddeleeuwse aardewerkfragmenten aangetroffen. Op de wal, waarop eeuwenoude vliegdennen (Pinus sylvestris) groeien, waren sporen van een palissade aanwezig. Vanaf het recente houten toegangshek tot aan de Tomp was vroeger een oude meidoornhaag (Crataegus) aanwezig, waarvan slechts het gedeelte vanaf de verderop gelegen bakstenen muur, met pijlers voor de ijzeren hekken, tot aan de toren bewaard bleef. Het domein bevindt zich op een gemiddelde hoogte van circa 35 meter +TAW. De hoger gelegen delen langs de Warmbeek worden ingenomen door het voedselarme, zure eiken-berkenbos.
De molen de Tomp heeft heden het uitzicht van een toren in de vorm van een cilindrische baksteenbouw (met een diameter van 8,5 meter) op een geprofileerde sokkel, van vier niveaus onder een ingesnoerde kegelvormige spits (leien) met schoorsteen. De muren hebben een dikte van ongeveer twee meter en zijn voorzien van getoogde deur- en vensteropeningen. De vierde bouwlaag kenmerkt zich door smalle verticale openingen (pseudo-schietgaten?). Een lange, smalle houten loopbrug met leuningen van knoestig hout leidt naar de inkomdeur ter hoogte van de tweede bouwlaag, de vroegere maalzolder. Dit niveau is thans ingericht als een leefruimte met een nisvormige schouw en een kaarsnis.
Ten noorden van de Tomp bevindt zich de vroegere molenaarswoning van thans vier traveeën en één bouwlaag onder een zadeldak (Vlaamse blauwe pannen) met schoorsteen, enkele decennia geleden op de oude grondvesten een losstaande hoeve deels heropgetrokken. Het is het voormalig woonhuis van de familie Nagelmaekers (vanaf 1635), molenaars van Grevenbroek, tevens geboortehuis van Peter Nagelmaekers (1705), stichter van de grote bank Nagelmackers Fils et Cie te Luik. Rond 1825 werd het gebouw verlaten, waarna verval optrad. Thans is het een gerenoveerde baksteenbouw met een gewijzigde ordonnantie en deels nieuw, deels herbruikt stijl- en regelwerk van het voormalige vakwerk.
Deze tekst is de samenvoeging van:
Auteurs: de Haan, Aukje; Pauwels, Dirk; Cox, Lise; Van den Broeck, Myriam; Geyskens, Bart; Bats, Hubert
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: de Haan A. & Pauwels D. & Cox L. & Van den Broeck M. & Geyskens B. & Bats H. 2024: De Tomp [online], https://id.erfgoed.net/teksten/438265 (geraadpleegd op ).
De Tomp gaat terug op de romp van een korenmolen, van het type stenen bovenkruier, grondzeiler, daterend van kort voor 1424. Lang werd aangenomen dat de ruïne van de Tomp terugging op een middeleeuwse mottetoren (woontoren) van een burcht, opklimmend tot de 13de-begin 14de eeuw, waardoor deze in 1967-1968 foutief tot woontoren werd gerestaureerd. Later onderzoek in de jaren 1990 wees echter uit dat de ruïne oorspronkelijk een stenen windmolen, meer bepaald een ‘torenmolen’ uit begin 15de eeuw was. Dergelijk type van molen, verspreid in Nederland, het Rijnland en Noord-Frankrijk, wordt doorgaans gekenmerkt door een zware cilindrische bouw, meestal zonder staart en met een binnenkrui-inrichting. Het valt niet uit te sluiten dat deze molentypes ook voor andere doeleinden (verdedigings-, wacht- of vluchttoren) werden gebruikt. Tussen de eigenaars van een aantal torenmolens zijn duidelijke genealogische verbanden aan te tonen, zie de torenmolen van Well (Venlo, NL).
Samen met de op de Warmbeek gelegen watermolen (onderslagmolen) in Achel was de Tomp een banmolen van de heren van Grevenbroek. Grevenbroek was een heerlijkheid die de plaatsen Achel, Hamont en Sint-Huibrechts-Lille omvatte. De familie van Grevenbroek, ontstaan uit een bastaardtak van de bekende adellijke familie van Arckel en sinds 1380 "heren van Grevenbroek", verhuisde de molenactiviteiten in de richting van hun slot, het vroegere "huijs van Boxtel”. Na de belegering van Grevenbroek door de prins-bisschoppelijke legers in 1401 en de verwoesting van het slot van Grevenbroek en de burcht van Hamont, werd de heerlijkheid in 1405 overgedragen aan ridder Jan van Grevenbroek. Toen zijn oudste zoon, Robrecht, na het overlijden van zijn vader, op achttienjarige leeftijd de heerlijkheid overnam, werden ook een windmolen en een olieslagmolen vermeld. De windmolen is geïdentificeerd als de stenen windmolen, de "Tomp". Bouwhistorici en bouwkundigen dateren de molen uit het begin van de 15de eeuw.
In 1596 waaide de stenen molen van Grevenbroek stuk. In 1598 werd de molen weer hersteld en kreeg deze een nieuwe standaard. Voor 1630 was de molen buiten gebruik geraakt en werd zijn functie overgenomen door een standaardmolen op een andere plaats in Achel (verdwenen standaardmolen aan de Waag, Wagerdijk in Achel). De Tomp verviel tot een ruïne, maar de molenaar bleef er vlakbij, in een hoevecomplex wonen.
Vanaf de 19de eeuw werd de Tomp het centrum van een romantisch domein in eigendom van diverse adellijke families. In deze tijd ontstond de legende van de Tomp als "kasteeltoren" van Grevenbroek.
In 1963 vond archeologisch onderzoek plaats onder leiding van H. Roosens en werd de oorspronkelijke ringsloot vrijgelegd. Tot vóór de restauratie van 1967-68, naar ontwerp van architect A.M. Boonen (Hasselt), was de Tomp slechts een ruïne van twee niveaus en enkele muurfragmenten van een derde. Op basis van een verkeerde interpretatie van historische gegevens, resulteerde de restauratie in een reconstructie als middeleeuwse motte- of woontoren, en werd deze naar theoretisch model van Violllet-Le-Duc hoger opgetrokken. Uit onderzoek in de jaren 1990 bleek echter dat de vroegere constructie alle kenmerken vertoonde van een zogenaamde ’torenmolen’.
De met eiken omringde molen/toren wordt omgeven door een ringgracht met twee houten bruggen. In deze gracht werden scherven en potten aangetroffen uit de 13de, 14de, 16de en 17de eeuw alsook een aantal paalrestanten. Vanaf het recente toegangshek tot aan de Tomp stond vroeger een oude meidoornhaag waarvan slechts een gedeelte bewaard bleef.
De molen de Tomp heeft heden het uitzicht van een toren in de vorm van een cilindrische baksteenbouw (met een diameter van 8,5 meter) op een geprofileerde sokkel, van vier niveaus onder een ingesnoerde kegelvormige spits (leien) met schoorsteen. De muren hebben een dikte van ongeveer twee meter en zijn voorzien van getoogde deur- en vensteropeningen. De vierde bouwlaag kenmerkt zich door smalle verticale openingen (pseudo-schietgaten?). Een lange, smalle houten loopbrug met leuningen van knoestig hout leidt naar de inkomdeur ter hoogte van de tweede bouwlaag, de vroegere maalzolder. Dit niveau is thans ingericht als een leefruimte met een nisvormige schouw en een kaarsnis.
Ten noorden van de Tomp bevindt zich de vroegere molenaarswoning van thans vier traveeën en één bouwlaag onder een zadeldak (Vlaamse blauwe pannen) met schoorsteen, enkele decennia geleden op de oude funderingen gedeeltelijk heropgebouwd. Dit was het woonhuis van de familie Nagelmaekers (vanaf 1635), molenaars van Grevenbroek, en geboortehuis van Peter Nagelmaekers (° 1705), stichter van de grote bank Nagelmackers Fils et Cie in Luik, zie recente gedenkplaat. Rond 1825 werd het gebouw verlaten waarna verval optrad. Thans is het een gerenoveerde baksteenbouw met een gewijzigde ordonnantie en deels nieuw, deels herbruikt stijl- en regelwerk van het voormalige vakwerk.
Auteurs: De Sadeleer, Sibylle; Pauwels, Dirk
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: De Sadeleer S. & Pauwels D. 2020: De Tomp [online], https://id.erfgoed.net/teksten/360791 (geraadpleegd op ).
De Tomp, oorspronkelijk de ruïne van een 15de-eeuwse stenen windmolen omgeven door grachten en een palissade, werd in 1967-1968 gerestaureerd als mottetoren en bevindt zich in een moerassige, bosrijke omgeving.
De Tomp ligt op circa 500 meter ten zuidoosten van het in 1702 (grotendeels) door de hertog van Malborough verwoeste slot Grevenbroek, een waterburcht, gebouwd tijdens de eerste helft van de 15de eeuw aan de samenloop van de Warmbeek en Vliet. Volgens A. Claassen is de Tomp een donjon (13de eeuw-begin 14de eeuw) van de oudste heren van Grevenbroek, voordat zij begin 15de eeuw de verdwenen burcht van Grevenbroek bouwden. Recent onderzoek (1990-2005) toonde echter aan dat het om een 15de-eeuwse cilindrische molen of een torenmolen gaat. Deze werd als banmolen in één stuk gebouwd op een versterkte plaats, omringd door grachten en een palissade. De Tomp werd in de vroege 17de eeuw als molen opgegeven en verviel langzaamaan tot een ruïne. De heer van Grevenbroek liet ten oosten van de Tomp een houten standaardmolen bouwen in de open vlakte. De vroegere molenaars van de heer bleven vermoedelijk in het molenhuis bij de Tomp wonen.
Op de kabinetskaart van de Ferraris (1770-1778) zijn bij de Tomp drie losstaande, rechthoekige hoevegebouwen aangeduid te midden van een meersengebied met omhaagde percelen, ten zuiden van een vijvercomplex. Deze gebouwen bevinden zich ten zuidoosten van de kasteelruïne, aangeduid als “Chateau Grevenbrock Ruine”. Ten oosten bevindt zich een windmolen, aangeduid als “Moulin d’Achel”. In de Atlas van de Buurtwegen (1845) wordt de Tomp aangeduid met torenvormige opstand en ronde plattegrond. De kaart van Vandermaelen (1846-1854) duidt op deze locatie twee gebouwen aan, benoemd als “den Thoren genaemd het Fort”, gelegen in een moerassig gebied. Midden 19de eeuw kocht minister Barthélemy de Theux gemeentegrond aan met het oog op het aanleggen van vloeiweiden. De torenruïne kreeg er een plaats in zijn jachtdomein
In 1967-1968 werd de toren naar ontwerp van architect A.M. Boonen heropgebouwd als mottetoren. De omgeving met grachten en palissaden werd eveneens gereconstrueerd.
De Tomp bevindt zich op een volledig omgracht domein met een vijver (op de plaats van een vroeger ven) en met een vijfhonderd jaar oude den (Pinus). Rond de met bomenrijen van eik (Quercus) omzoomde toren bevindt zich een ringgracht met twee bruggen. In deze gracht werden laatmiddeleeuwse aardewerkfragmenten aangetroffen. Op de wal, waarop eeuwenoude vliegdennen (Pinus sylvestris) groeien, waren sporen van een palissade aanwezig. Vanaf het recente houten toegangshek tot aan de Tomp was vroeger een oude meidoornhaag (Crataegus) aanwezig, waarvan slechts het gedeelte vanaf de verderop gelegen bakstenen muur, met pijlers voor de ijzeren hekken, tot aan de toren bewaard bleef. Het domein bevindt zich op een gemiddelde hoogte van circa 35 meter +TAW. De hoger gelegen delen langs de Warmbeek worden ingenomen door het voedselarme, zure eiken-berkenbos.
Bij de de Tomp werd enkele decennia geleden op de oude grondvesten een losstaande hoeve deels heropgetrokken, namelijk het woonhuis en een kleine brouwerij. Het gebouw telt vier traveeën en één bouwlaag onder een zadeldak van stro. Het is het voormalig woonhuis van de familie Nagelmaekers (vanaf 1635), molenaars van Grevenbroek, tevens geboortehuis van Peter Nagelmaekers (1705), stichter van de grote bank Nagelmackers Fils et Cie te Luik. Rond 1825 werd het gebouw verlaten, waarna verval optrad. Het gebouw is opgetrokken uit baksteen met deels nieuwe, mogelijk deels hergebruikte stijlen en regels van het voormalige vakwerk. Achteraan bevindt zich een aanbouw onder doorlopend dakschild.
Auteurs: Pauwels, Dirk; Cox, Lise; Van den Broeck, Myriam; Geyskens, Bart; Bats, Hubert
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Pauwels D. & Cox L. & Van den Broeck M. & Geyskens B. & Bats H. 2014: De Tomp [online], https://id.erfgoed.net/teksten/438266 (geraadpleegd op ).
Volgens M. Degeest (2001) het ietwat vernederlandste dialectwoord "teump", wat spits zou betekenen. Op circa 500 meter ten zuidoosten van het verwoeste slot Grevenbroek gelegen, in een laag, drassig en houtrijk natuurgebied. Volgens A. Claassen, woontoren (13de - begin 14de eeuw) van de oudste heren van Grevenbroek, voordat zij in het begin van de 15de eeuw de verdwenen burcht bouwden, vlg. L. Van de Sijpe en F. Doperé, windmolen uit het begin van de 15de eeuw, waarvoor de weinig bewaarde bouwfysische elementen pleiten.
Uit geschiedkundige bronnen blijkt dat er in Grevenbroek al vóór 1561 een stenen molen stond. Bij de uitdieping van de grachten rond de Tomp werden lavastenen opgegraven en het "toeval" wil dat molenstenen van natuursteen of basaltlava zijn gemaakt. Volgens A. Claassen (1971), verzamelpunt voor het krijgsvolk dat bijeengebracht werd om, ingevolge de Loonse Successieoorlog, de stad Beringen te belegeren. In 1401 zou de sterkte, volgens dezelfde bron, op haar beurt zijn aangevallen door burgertroepen, die door prins-bisschop Jan van Beieren waren bijeengebracht. In 1596, beschadiging door storm, waarna herstel. Op de Ferrariskaart (1771-77) zijn bij de Tomp drie losstaande rechthoekige hoevegebouwen aangeduid, gereduceerd tot één in de Atlas van de Buurtwegen (1845), waar de Tomp 'T Fort, (van 't oud leen-Kasteel) wordt genoemd en is aangeduid met torenvormige opstand en ronde plattegrond.
In 1963, archeologisch onderzoek onder leiding van H. Roosens en vrijlegging van de oorspronkelijke ringsloot. Tot vóór de restauratie van 1967-68, naar ontwerp van architect A.M. Boonen (Hasselt), bestond de toren slechts uit twee niveaus en enkele muurfragmenten van het derde. Voor het overige betreft het een reconstructie naar een klassiek model van Viollet-le-Duc. Ook de omgeving met wallen en pallissaden werd gereconstrueerd. Door deze drastische heropbouw is de bouwfysische geschiedenis niet meer te achterhalen.
Volledig omgracht domein met een vijver op de plaats van een vroeger ven, alsook met een vijfhonderd jaar oude den. Ringgracht met twee bruggen rond de met eiken omzoomde toren. In deze gracht werden scherven en potten aangetroffen uit de 13de, 14de, 16de en 17de eeuw. Ook een aantal paalrestanten, vierkantig bekapt en aangescherpt, werden teruggevonden. Op de wal, eeuwenoude vliegdennen. Vanaf het recente houten toegangshek tot aan de Tomp was vroeger een oude meidoornhaag, waarvan slechts het gedeelte vanaf de verderop gelegen bakstenen muur, met pijlers waartussen ijzeren hekken, tot aan de toren bewaard bleef.
Ronde baksteenbouw op geprofileerde sokkel met een diameter van 8,5 meter; vier bouwlagen onder geknikt conisch dak (leien); muren van ongeveer twee meter dikte. Getoogde keldergaten en dito kelderdeur met bakstenen trapje. Woonniveau op tweede bouwlaag met getoogde deur met houten loopbrug en twee lichtgleuven. Derde bouwlaag met getoogde muuropening. Vierde bouwlaag met achttal rechthoekige gaten, volgens het totaal nieuw concept van 1967-68 bedoeld om de mogelijke aanvaller met diverse projectielen te kunnen bekogelen.
Interieur: ondiepe kelder, waarin zich een waterput bevond; voorraadkamer, heden en ook oorspronkelijk afgedekt met een houten plafond, eertijds waarschijnlijk slechts toegankelijk door een val in de vloer van de eerste verdieping; woonniveau met twee luchtgaten, een nisvormige schouw en een ernaast gelegen lampnis; slaapkamer met het enige venster; weerzolder met wapentuig.
Ten westen van de Tomp, enkele decennia geleden op de oude grondvesten deels heropgetrokken, losstaande hoeve, namelijk woonhuis en kleine brouwerij; heden vier traveeën en één bouwlaag onder strooien zadeldak. Voormalig woonhuis van de familie Nagelmaekers (vanaf 1635), molenaars van Grevenbroek, tevens geboortehuis van Peter Nagelmaekers (° 1705), stichter van de grote bank Nagelmackers Fils et Cie te Luik, confer recente gedenkplaat. Rond 1825 werd het gebouw verlaten, waarna verval optrad. Baksteenbouw met deels nieuwe, mogelijk deels hergebruikte stijlen en regels van het voormalige vakwerk. ewijzigde ordonnantie. Achteraan, aanbouw onder doorlopend dakschild .
Bron: PAUWELS D. 2005: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Provincie Limburg, Arrondissement Maaseik, Kanton Neerpelt, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 19n2, Brussel - Turnhout.
Auteurs: Pauwels, Dirk
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Pauwels D. 2005: De Tomp [online], https://id.erfgoed.net/teksten/80087 (geraadpleegd op ).