is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed Parochiekerk Sint-Monulphus en Gondulphus
Deze vaststelling is geldig sinds
is aangeduid als beschermd monument Parochiekerk Sint-Monulphus en Gondulphus
Deze bescherming is geldig sinds
omvat de aanduiding als beschermd monument Parochiekerk Sint-Monulphus en Gondulphus: toren
Deze bescherming is geldig sinds
is deel van de aanduiding als beschermd stads- of dorpsgezicht, intrinsiek Dorpskern Sint-Huibrechts-Lille
Deze bescherming is geldig sinds
Georiënteerd neogotisch kerkgebouw met behouden laatgotische westtoren. Bewaard kerkhof ten zuiden, ten noorden en ten oosten omgeven door een oude bakstenen muur met gecementeerde afwerking. Vermoedelijk in de 11de-12de eeuw, bouw van de eerste kerk. In de 14de eeuw, bouw van het gotische bedehuis. De toren was aanvankelijk vrijstaand. In 1551, oprichting van een Sint-Hubertusaltaar. In 1651, vernieling en brandstichting door de Lorreinen, waarbij een dertigtal inwoners de dood vonden en de oudste parochie- en gemeentearchieven verloren gingen. De schade aan de toren was beperkt, in tegenstelling tot bij schip en koor. In 1646 en 1671, inrichting van de sacristie als woning van de pastoor. In 1656, herbouw van kerk en toren met drie klokken, ten laste van gemeente en pastoor. In 1661 of kort daarvóór, stichting van een broederschap ter ere van Sint-Hubertus, waarna Lille een heuse bedevaartplaats werd. In 1671 was er nog steeds geen gewelf in het koor van de in 1651 verwoeste kerk. Ten laatste in 1687, volledige voltooiing van de herbouw. In 1687 bleek er geen sacristie meer te zijn. In de 18de eeuw was er sprake van een kluis. In 1764, maken van een nu nog aanwezige grotere klok door Joseph Simon uit Lotharingen, met inscriptie: IN HONOREM S.RUM MONULPHI GONDULPHI/ ET HUBERTI/ JOSEPH SIMON ME FECIT/ ANNO 1764. In 1799, meeneming door de Fransen van twee overige klokken. In 1816, plaatsing van de kleine klok onder pastoor Dollemans, met als maker Johannes Diet Bieber (Hamburg). In 1821, vernieuwing van het dak. In 1827-28, werken aan het interieur: afkrabben van de muren, aanbrengen van een nieuwe triomfboog tussen koor en schip, leggen van een nieuwe arduinen vloer in plaats van de oorspronkelijke kasseien en plavuizen; bouw van een nieuwe sacristie en bergplaats. In 1831, voegen van de toren en vernieuwen van de spits. In 1836-37, herstellingswerken aan de toren. In 1845, afbraak van de oude, te kleine en versleten kerk. In 1845-46, bouw van een nieuwe neoclassicistische kerk met rondboogvensters, een tongewelf als overkluizing van de middenbeuk en rondbogige scheibogen; behoud van de oude toren; eerstesteenlegging op 19 april 1845 en inwijding op 15 juli 1850. In 1895, hoger optrekken van de toren, confer verschil in kleur van de steen, en plaatsing van een nieuwe spits. Vanaf 1908 wordt de vervanging van de te klein en “stijlloos” bevonden neoclassicistische kerk overwogen. Plannen van 1908 en 1912 door architect M. Christiaens (Tongeren) voor het huidige neogotische schip, transept en koor, voltooid in 1912; eerstesteenlegging op 8 september 1910 en inwijding van de hele kerk op 1 oktober 1919. Bij de bouw van de nieuwe kerk verdween een groot gedeelte van het omringende oude kerkhof, waarvoor een uitbreiding aan de zuidkant sinds 1909 overwogen werd. In 1922, aanbrengen van muurschilderingen door Edw. Janssen (Borgerhout), onder meer een aanbidding van de herders. Op 14 en 15 september 1944, zware schade aan de toren, vooral aan galmgaten en spits, door driemalige Duitse beschieting op de aldaar geïnstalleerde Engelse observatiepost; herstelling van de toren in 1946. In 1953, definitief herstel van de oorlogsschade en uitvoering van herstellings- en verbeteringswerken aan de toren, naar ontwerp van architect Theunissen. In 1954, belegging met bladgoud van de bolbekroning van de torenspits door schilder Leo Ras, confer opschrift: LEO RAS 1954. In 1955, herschildering van het kerkinterieur, door kunstschilder Pierre Brouns (Maaseik), en van de in de kerk aanwezige beelden, waarbij de schilderingen van Janssen verdwenen. In 1957, bouw van een doopkapel in het verlengde van de rechtse zijbeuk en vervanging van de oude grafzerken rondom de kerk door een stoep van rode baksteen. Omstreeks dezelfde tijd, plaatsing van een nieuw torenuurwerk en glasramen van R. Daniëls (Sint-Truiden) in de doopkapel. In 1963, herstellingswerken aan de toren. In 1980, verruiming van de grote sacristie tot bidkapel waarin de weekdiensten plaatsvinden. Circa 1982, dringende beveiligingswerken naar aanleiding van enkele kunstdiefstallen. In 1988, binnenschilderwerken. In 1989-92, herstellingswerken van kerk en toren naar ontwerp van architect E. Martens (Maaseik), onder meer dakwerken, opnieuw voegen en herstellen van het gereinigde metselwerk en vervangen van andere verweerde onderdelen en materialen; ook bepleistering en beschildering van het interieur. In 1999, levering van een derde luiklok.
De plattegrond beschrijft een voorstaande laatgotische westtoren met flankerende rechthoekige traptoren ten zuidoosten, laatstgenoemde voorzien van een afgeschuinde zuidwesthoek, en een neogotische kruisbasiliek, bestaande uit een driebeukig schip van vier traveeën met ter hoogte van de eerste travee ten zuiden, een aansluitende doopkapel voorzien van een driezijdige sluiting, een transept met armen van telkens één travee en vlakke sluiting en een koor van twee rechte traveeën met vijfzijdige sluiting, nevenkoren en flankerende sacristie ten zuiden.
Verankerde gebouwen, grotendeels van baksteen.
Laatgotische toren met gebruik van ijzerzandsteen voor afzaat van sokkel, waterlijsten tussen de bouwlagen en delen van het portaal; geprofileerde houten kroonlijst waarboven ingesnoerde, van enkele dakkapelletjes, met twee schilden vooraan, voorziene naaldspits (leien) met bolbekroning, smeedijzeren kruis en windhaan; rechts van de ingang, twee kleine ingemetselde hardstenen grafkruisen, deel uitmakend van een kruisfiguur van gesinterde baksteen; links van de ingang, twee kruisfiguren van gesinterde baksteen, ditmaal zonder grafkruisen bovenaan; op de oostzijde, ook twee kruisfiguren; in de noordzijde, twee ingemetselde verweerde maskers van grijze steen halverwege en twee dezelfde geometrische figuren van gesinterde baksteen op de eerste bouwlaag, mogelijk het gildeteken van de metselaars. Gebouw van vier geledingen, met versneden steunberen, ten westen overhoeks. Neogotisch westportaal van rode baksteen met ijzerzandstenen basement en boogveld, diep insnijdende dagkanten met telkens twee colonnetten, voorzien van ijzerzandstenen bladwerkkapiteeltjes, en gelijkaardig geprofileerde spitsbogige archivolten met aflijnende ijzerzandstenen druiplijst op vrouwenhoofden, waarboven een rechthoekig venstertje; korfboogdeur in afgeschuinde omlijsting met bewaard neogotisch houtwerk en ijzerbeslag, waarboven een drielobbige nis met witbeschilderd Sint-Hubertusbeeld, met twee flankerende betraliede drielobbige venstertjes; rechts van het portaal, hardstenen gedenksteen met inscriptie: 1651/ VERWOESTING KERK/ 30 DODEN/ 22 4 2001. Tweede geleding met keperboogvormige muuropeningen ten noorden en zuiden, telkens twee spaarvelden met spitsboogfries; gelijkaardige spaarvelden op de steunberen aldaar, alsook op de derde geleding. Vierde geleding met telkens twee afgeschuinde spitsbogige galmgaten, waarboven een aflijnende spitsboogfries. Aansluitende traptoren met lichtgleuven.
Neogotische kruisbasiliek op breukstenen sokkel, met gebruik van hardsteen voor afzaat van sokkel, afwerking van steunberen, afgeschuinde lekdrempels, lateien, omlopende druiplijsten, deklijsten, stijlen en tussendorpels van kruisvensters in sacristie; rode baksteen voor omlijstingen, geprofileerde rechte muizentand en spitsboogfriezen van transept en koor; zandsteen voor maaswerk; geprofileerde houten kroonlijsten; leien bedaking met een vijftal dakkapellen, namelijk zadeldak boven schip, transept, koor, sacristie en doopkapel, lessenaarsdak boven zijbeuken en nevenkoren; smeedijzeren kruis op nok van koor. Zijgevels van middenbeuk geritmeerd door onversneden steunberen, waartussen spitsbogige tweelichten. Zijgevels van zijbeuken met rechthoekige roosters in hardstenen omlijstingen waarboven gelijkaardige drielichten, van elkaar gescheiden door versneden, ten westen op elkaar gestelde steunberen; westgevels met telkens één rechthoekige deur, met bewaard houtwerk en ijzerbeslag, bekronend analoog drielicht en één rechthoekig luik met spitsbogig boogveldje in de geveltop.
Doopkapel met lancetvensters tussen overhoekse versneden steunberen. Transept met op elkaar gestelde steunberen, aandaken met schouderstukken en kruisbloem als topstuk, lelievormige ankers en in de sluiting telkens één spitsbogig vierlicht, waarboven een dito tweelicht met onderaan gedicht maaswerk. Koorsluiting met dito drielichten tussen overhoekse versneden steunberen; hardstenen gevelsteen met inscriptie: XIXc X. Nevenkoren met dito tweelichten en telkens één drielicht ten oosten. Sacristie met van schouderstukken voorziene aandaken, lelievormige ankers, deels betraliede kruisvensters, getoogde keldervensters en rechthoekige kelderdeur ten oosten, in hardstenen omlijsting, met vernieuwd houtwerk en voorzien van trap met ijzeren leuning; ten noorden aansluitend lager deel onder plat dak, met rechthoekige muuropeningen en steektrap met ijzeren leuning; gelijkaardig opgevat volume ten westen.
Heden bepleisterd en witbeschilderd interieur. Torenruimte met vlak plafond. Middenbeuk met kruisribgewelven (gewelven van baksteen, ribben van zandsteen) op zandstenen colonnetten met bladwerkkapiteel en bekronende hardstenen impost. Tussen midden- en zijbeuken, geprofileerde spitsboogvormige scheibogen van zandsteen op hardstenen zuilen, met achtzijdig basement en dito bladwerkkapiteel. Zijbeuken met gelijkaardige overkluizing, aan de zijmuren rustend op zandstenen bladwerkkraagstenen met hardstenen imposten. Gelijkaardig stergewelf boven de kruising, rustend op beschilderde bundelpijlers van imitatiehardsteen, met basement en kapiteel van hardsteen. Transeptarmen met twee kruisribgewelven op geprofileerde hardstenen kraagstenen. Bij overgang van zijbeuken en nevenkoren naar transept, spitsbogige scheibogen op halfzuilen van imitatiehardsteen. Overkluizing van koor gelijkaardig aan die van middenschip. Straalgewelf boven sluiting. Nevenkoren met netgewelven op zandstenen bladwerkkraagstenen. Doopkapel overkluisd door middel van een spitstongewelf; straalgraatgewelf in sluiting.
Mobilair afkomstig uit de oude kerken: Schilderij met voorstelling van de Doop van Jezus, namelijk altaarstuk van doopkapel (eerste helft 19de eeuw); gepolychromeerde gebeeldhouwde kruisweg van 1880 door F. De Vriendt (Borgerhout), met op de achtste statie een afbeelding van de schenker Joannes Chrysostomos Cox; eiken calvariegroep (19de eeuw); heden wit beschilderde beelden door Cornelis Janssen (Sint-Truiden) van het Heilig Hart, Onze-Lieve-Vrouw en Sint-Jozef, oorspronkelijk alle beschilderd door de heer Sensen (1877); heden witbeschilderde, eertijds gepolychromeerde beelden van de Heiligen Barbara (18de eeuw- eerste helft 19de eeuw), Anna, Lucia (18de eeuw), Sebastiaan (18de eeuw?), Isidorus, Antonius van Padua, Franciscus Xaverius of van Sales (circa 1700), Hubertus door Thomas Watson uit Achel (1899), Ambrosius door L. de l’Epee uit Baarle-Hertog (1851, ter vervanging van een ouder beeld), Monulphus en Gondulphus door A. De Tombay (tweede helft 19de eeuw), alsook Heilige Familie; twee eiken engelen in aanbidding (18de eeuw); gepolychromeerde houten Jezus aan het kruis (eerste helft 19de eeuw, mogelijk ouder); gipsen beeld van de Heilige Rita (19de eeuw?); eiken, van leuning en toegangsdeur voorziene trap naar orgeltribune, versierd met acanthussen en rozetten (18de eeuw);
Eiken balustrade van de orgeltribune (eerste helft 18de eeuw), met bewaarde pijpen van een vroeger orgel; twee eiken rococo biechtstoelen met voorstelling van de Heilige Maria-Magdalena en Heilige Petrus (tweede helft 18de eeuw); hardstenen doopvont met deksel van messing (midden 19de eeuw); houten bidstoel met als rug een harp (begin 19de eeuw); houten koorzitmeubelen, zetel met twee stoelen, rugstuk zetel met mijter, op rugplank stoelen vaas met palmet (circa 1800).
Mobilair voor de nieuwe kerk: ikoon van Onze-Lieve-Vrouw van Altijddurende Bijstand (1919) door Andrea Rico da Candia (Kreta); schilderij met voorstelling van de Heilige Theresia van Lisieux; figuratieve glasramen, onder meer vijf grote in het koor met het leven van Jezus, verder van Onze-Lieve-Vrouw met de stamboom van Jesse, Sint-Hubertus, Sint-Jan de Doper, de Hemelse Glorie met onder meer de Heilige Drievuldigheid, de Heiligen Catharina en Elisabeth, de Heilige Barbara en een tweede vrouwelijke heilige, waarschijnlijk de Heilige Gertrudis van Landen, de Heiligen Aloysius Gonzaga en Johannes Berchmans, door Joseph Osterath (Tilff bij Luik), (1918-19); verder decoratieve glasramen; vier glasramen in de vroegere doopkapel door Roger Daniëls (1957).
Neogotisch mobilair: hoofdaltaar van J. Wilmotte zoon (Luik, circa 1909), met hardstenen altaartafel, onderbouw met zeven nissen waarin centrale Christusfiguur in halfreliëf geflankeerd door figuren uit het Oude Testament, verguld koperen tabernakel links en rechts geflankeerd door een biddende engel, en koperen expositietroon in de vorm van een gotisch baldakijn; twee hardstenen zijaltaren van circa 1941; in 1910 door Juf. Jul. Linders aan de kerk geschonken communiebank van arduin en vergulde messing (mogelijk koperwerk door Wilmotte, Luik), deels omgevormd tot een nieuw vooruitgeschoven hoofdaltaar, met voorstelling van de Vermenigvuldiging der broden en vissen, en twee lezenaars met ajour uitgewerkt maaswerk en de symbolen van de Eucharistie, namelijk de pelikaan en het Lam Gods; eiken preekstoel door Thomas Watson (Achel) met voorstelling van Christus en de 4 evangelisten, geleverd door de gebroeders Raymaekers (Geleen), (eerste kwart 20ste eeuw); dito biechtstoel en gotische orgelkast (1922-23) met orgel door Fr. Eggerth & A.Feith (Paderborn, Duitsland), in 1920 gebouwd en circa 1985 vervangen door een orgel door Nagels uit Kozen.
In de nieuwe kerk geplaatst: kruisbeeld van olm en lindehout, afkomstig van het kerkhof (begin 18de eeuw, gerestaureerd in 1976 door architect L. Janssen (Rekem)). Ten zuiden tegen de kerkgevel, fragmenten van hardstenen grafsteen van Eerwaarde Heer Gysbertus Michiels († 1727); hardstenen grafmonument van Eerwaarde Heer Marcellinus Vreven († 1897); dito monument van Eerwaarde Heer Henricus Kerkhofs († 1896).
Tegen de noordzijde van de toren: hardstenen grafsteen van pastoor W. Spierings († 1875). Voorts op het kerkhof: hardstenen grafsteen van Eerwaarde Heer F.A. Van de Weyer, in 1985 gerestaureerd door François Wils, lid van de Lilse heemkundige kring; hardstenen grafkruis van de familie Bartels-Peeters (1802), circa 1993 gerestaureerd door dezelfde kring; ijzeren kruisen uit de jaren 1920.
Ten noordwesten van de kerk: in 1992 gerestaureerd, hardstenen monument voor de slachtoffers van de Eerste Wereldoorlog, ingehuldigd op 7 november 1920 en later bekroond met een bronzen Heilig Hartbeeld, nadat op 19 juni 1925 de gemeente aan het Heilig Hart werd toegewijd; bovenaan versmallende vierkante pijler op rond basement, met vooraan de inscriptie: HULDE VAN ST HUIBRECHTS LILLE op een banderol, verder fasces, vaandel, helm met kruis en Belgische leeuw, waarboven een bekronend Heilig Hartbeeld; zijkanten met eiken- en palmtak, helm, obus en de jaartallen 1914 en 1918; achterkant voorzien van lauwerkrans met centrale ster.
Ten zuiden van de kerk: door een beukenhaag omgeven hardstenen monument voor de gesneuvelden en de slachtoffers van de Tweede Wereldoorlog, oorspronkelijk elders opgesteld, in 1975 vernield door aanrijding van een auto en nadien door toedoen van de heemkundige kring gerestaureerd en naar de huidige plaats overgebracht; centraal kruis met geweer, helm en palmtakken, waarboven de inscriptie: ST HUIBRECHTS LILLE HULDIGT; onderaan de jaartallen 1940 en 1945.
Bron: PAUWELS D. 2005: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Provincie Limburg, Arrondissement Maaseik, Kanton Neerpelt, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 19n2, Brussel - Turnhout.
Auteurs: Pauwels, Dirk
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
De inventarisbeschrijving vermeldt in de noordzijde van de toren "twee ingemetselde verweerde maskers van grijze steen". Het betreft hier waarschijnlijk twee hoofden die afkomstig zijn van de hoeken van een romaanse, Maaslandse doopvont in kolenkalksteen uit het laatste kwart van de 12de eeuw of eerste kwart van de 13de eeuw.
Is deel van
Lille Dorp
Is gerelateerd aan
Lille Dorp 28
Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Parochiekerk Sint-Monulphus en Gondulphus [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/80301 (geraadpleegd op ).
Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed
Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.