is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed Teutenwoning
Deze vaststelling is geldig sinds
is aangeduid als beschermd monument Teutenwoning deputé Ceelen
Deze bescherming is geldig sinds
De teutenwoning is een alleenstaande woning met dubbelhuisopstand van vijf traveeën en twee bouwlagen onder zadeldak. De woning werd in 1869 gebouwd en in 1888 verhoogd.
Het perceel waar de teutenwoning op gebouwd is, behoorde in 1868, als deel van een groter geheel, tot de eigendommen van Jacobus Henricus Reyners. De bestemming van een deel van het perceel was in 1868 bouwland. In 1868 werd het perceel opgesplitst in twee delen, waarvan één deel overging naar Mathys Jan Ceelen - Reyners, koopman, burgemeester van Sint-Huibrechts-Lille en schoonzoon van Jacobus Reyners. In 1869 vermeldt de kadastrale legger een opdeling van het dit perceel in twee delen. Voor het ene deel werd een 'nouvelle construction d'une maison' genoteerd. Inderdaad zien we in 1869 op de bijbehorende mutatieschets de grondvorm verschijnen die we tot op de dag van vandaag op de kadasterplannen voor de teutenwoning herkennen. Het andere perceel stond als tuin te boek. In 1888 geeft de kadastrale legger voor het huis een 'exhaussement et amélioration notable' aan. Deze verhoging is waarneembaar in de achtergevel, door een licht kleurverschil in de baksteen.
De teutenwoning was dus bij de oprichting een wat eenvoudigere en lage constructie, die in 1888 verhoogd werd en toen, naar alle waarschijnlijkheid, voorzien werd van een fraaie stucwerkdecoratie in het exterieur.
In 1893 gaat het pand over in handen van de zonen van Mathys Ceelen en Anna Reyners, Jan Josephus Maria (Joseph) Ceelen - Wilsens (1860-1933) en Jacobus Henricus Maria Ceelen - Keunen (1863-1910). Joseph Ceelen was koopman. Hij was daarnaast burgemeester van Sint-Huibrechts-Lille van 1895 tot 1918 en van 1918 tot aan zijn dood lid van de bestendige deputatie van Limburg. Volgens gegevens van de heemkundige kring zou hij het pand ook effectief bewoond hebben. Zijn broer Jacobus Henricus Ceelen was handelaar en gehuwd met Anna Keunen (1867-1931) uit Hamont, eveneens handelaarster.
Het kadaster vermeldt nog een tweede 'agrandissement' in 1894. Omstreeks die tijd worden huis en tuin samengevoegd tot één perceel en verschijnt er een bijgebouw meer achterin op het perceel. Er worden kadastraal verder geen gebeurtenissen meer geregistreerd tot de jaren 1960. De vier belangrijkste families – Kerkhofs, Reyners, Ceelen en Keunen – die gerelateerd zijn aan de bouw en de geschiedenis van dit goed zijn uit de literatuur bekend als teutenfamilies. Over het teutenverleden van de familie Ceelen is iets meer geweten. Ze maakten deel uit van de teutencompagnie Ceelen-Lenders (later Witters-Bierkens), die alvast op het einde van de 18de eeuw handel dreef in Oud Beyerland (Zuid Holland) met een winkel/magazijn in Piershil. Het rijksarchief in Hasselt bewaart zes registers met een neerslag van een deel van de activiteiten van deze compagnie tussen 1784 en 1805, waaronder één volume uit 1792 dat toebehoorde aan 'matthijs Selen St hubertus lill'.
Het gaat om een alleenstaande woning met dubbelhuisopstand. Ze telt vijf traveeën en twee bouwlagen onder zadeldak (leien, met nok evenwijdig aan de straat) tussen aandaken met schouderstukken en schouwen als topstukken. Het is een opzij verankerde baksteenbouw op beschilderde gecementeerde plint, boven afgelijnd met een geprofileerde, beschilderde houten kroonlijst op sierlijke, bepleisterde en beschilderde consoles, voorzien van voluten, acanthussen en bladwerk. Het houtwerk bleef bewaard.
De voorgevel wordt verticaal geritmeerd door hoeklisenen en een middenrisaliet, waarboven een trapgevelvormige dakkapel met schouderstukken en een overhoeks topstuk met smeedijzeren bekroning, voorzien van twee rondboogvenstertjes met een kleine centrale oculus, alle drie in geprofileerde, bepleisterde en beschilderde omlijstingen en ingeschreven in een dito rondbogig spaarveld. De gevel wordt bovenaan en tussen de twee bouwlagen horizontaal gemarkeerd door dito banden, voorzien van deels met rotsbepleistering, deels vlak en met een centrale rozet versierd paneelwerk. De getoogde vensters zijn gevat in dito omlijstingen, onder de alleen op de tweede bouwlaag cordon vormende lekdrempels uitlopend op consoles, met versiering van bladwerk, parellijst en diamantkop. Op de borstweringen van de eerste bouwlaag treft men paneelwerk aan met rotsbepleistering. De gelijkaardige, verdiepte deur heeft bewaard traliewerk en één geprofileerde hardstenen trede. De portiek is bovenaan versierd met een rozet en opzij met twee wolvenkoppen. Het bekronende houten balkon met dito balustrade rust op sierlijke, bepleisterde en beschilderde consoles met voluten, acanthussen, parellijsten, trigliefen en bladwerk.
De zijpuntgevels vertonen telkens een eenvoudig getoogd venster in de geveltop.
De eenvoudigere achtergevel heeft beneden en boven eertijds ook beluikte rechthoekige muuropeningen, voorzien van hardstenen lekdrempels en lateien. Het houtwerk bleef bewaard met uitzondering van de vernieuwde deur met recente luifel.
Er is een verschil in vormgeving van het schrijnwerk van de ramen tussen de voor- en achtergevel van het hoofdgebouw. De ramen in de achtergevel hebben een onderverdeling in acht rechthoekige panelen met een middenstijl die bekroond wordt door een ornamentele krul.
Links van de woning bevindt zich een inspringende, van een bouwnaad voorziene en later opgehoogde, verankerde bakstenen aanbouw onder dito zadeldak met geprofileerde daklijst en gecementeerd linkeraandak, voorzien van schouderstukken met hardstenen kraagstenen en topstuk. De voorgevel van deze aanbouw heeft een beluikt rechthoekig venster met hardstenen lekdrempel en latei. Het venster in de zijpuntgevel was mogelijk eertijds een deur. De achtergevel heeft aangepaste rechthoekige muuropeningen, in functie van twee garages.
Rechts van de woning bevindt zich een gekasseide oprit met hek, naar de achterliggende tuin.
Het interieur heeft een veelkleurige mozaïekvloer met art-nouveau-inslag, een stucplafond en originele pitchpinedeuren in de centrale gang. De rest van het interieur kon niet worden bezocht.
Bron: Onroerende Erfgoed, Digitaal beschermingsdossier 4.001/72025/102.1, Neerpelt: Teutenwoning deputé Ceelen
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Is deel van
Lille Dorp
Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Teutenwoning deputé Ceelen [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/80303 (geraadpleegd op ).
Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed
Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.