Aan straatzijde van een beukenhaag voorziene en door drie oude linden beschaduwde hoeve met ordonnantie: woonhuis met dubbelhuisopstand-koeienstal-dwarsschuur; vijf traveeën en één bouwlaag onder geknikt zadeldak (nok loodrecht op de straat, mechanische pannen), in zijn huidig voorkomen uit eind 19de of begin 20ste eeuw, mogelijk met oudere kern, daar op dezelfde plaats reeds aangeduid in de Atlas van de Buurtwegen (1845), evenwel zonder de drie latere dienstgebouwen.

Baksteenbouw, bij het woonhuis op gecementeerde plint, voorzien van gewone ankers en krulankers, deels met gekrulde spie. Aflijnende overhoekse muizentand. Beluikte, getoogde muuropeningen op beschilderde gecementeerde lekdrempels; grotendeels bewaard houtwerk, onder meer schuurpoort en versmalde staldeur onder houten lateien. Zuidelijke zijgevel met gelijkaardige vensters en betralied getoogd keldergat, waarboven opkamer. Noordelijke zijgevel met mogelijk latere aanbouw onder zadeldak (Vlaamse en mechanische pannen), eertijds varkensstal, latrine, kolenkot en schuurtje, met een paar houten kozijnen en rechte muizentand achteraan; in het verlengde, aangebouwde open schob onder lessenaarsdak (Vlaamse pannen). Achtergevel met getoogde en rechthoekige muuropeningen, onder meer gedicht keldergat.

Interieur: gang in woonhuis met decoratieve cementtegelvloer; keuken met open haard; gegrifte inscriptie op schuurbalk: OL-J-1914.

Ten oosten, aan de overzijde van het erf, drie losstaande dienstgebouwtjes: door een notelaar beschaduwd, parallel werkhuis en kippenhok, onder mank zadeldak (Vlaamse en mechanische pannen), met beschieting ten noorden, sporen van vakwerk en rechthoekgie openingen, deels onder houten lateien. Ten zuiden hiervan, een washok van betonplaten onder lessenaarsdak (Vlaamse pannen) met flankerende ronde waterput; ten oosten van het werkhuis, een door een perelaar beschaduwde, haakse open schob onder zadeldak (Vlaamse pannen).