is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed Hoeve Het Hobos
Deze vaststelling is geldig sinds
is deel van de aanduiding als beschermd cultuurhistorisch landschap Hobos
Deze bescherming is geldig sinds
In de 16de eeuw, vermeld als Hoogbos, naar de ligging op één der hoogste punten van de gemeente (54 meter). In 1788, oprichting van een bijkomende jeneverstokerij door vooraanstaand jurist J.M. Clercx, die het goed in 1769 aankocht. In 1793, overname van Het Hobos met bijhorigheden en jeneverstokerij door zijn zoon, J.M. junior. In de periode 1842-77, aanwezigheid van een rosmolen (moutmolen). Circa 1910, restauratie, onder andere aanpassing van muuropeningen en hernieuwing van dak. Niet voorkomend op de Ferrariskaart (1771-77). In de Atlas van de Buurtwegen (1845) Hobos Boerderij genoemd en aangeduid aan een kruising van zandwegen en quasi in zijn huidige configuratie, met ten westen, aan de overzijde van de westelijke dreef, een nu verdwenen dienstgebouw, en een veel kleiner dito ten zuidoosten.
Het Hobosdomein werd als landschap beschermd. Het was oorspronkelijk een heidegebied, dat vanaf de 16de eeuw werd ontgonnen. De gronden werden eerst in cultuur gebracht voor akkerbouw en later voor experimentele bosbouw. Het domein bestaat uit weilanden rond het gebouwencomplex en op de oevers van de Gortenloop. De akkers zijn verdwenen, daar stelselmatig omgezet in weilanden. Laatstgenoemden worden omgeven door dreven en houtwallen, waarop voornamelijk zomereik en grove den groeien. De boomgaarden liggen respectievelijk ten noorden en ten oosten van het gebouwencomplex. Een groot deel van het domein wordt ingenomen door bosbestanden van den en eik. Enkele percelen naaldhout dateren nog uit de eerste experimentele bosbouwcultuur in Noord-Limburg (tweede helft 19de eeuw).
Aan het einde van een zandweg, bij een kruising van twee dreven gelegen complex van losstaande bestanddelen, bestaande uit een woonhuis ten noorden, met ten westen aansluitend dienstgebouw met voormalige jachtwachterswoning, een parallelle voormalige schapenstal ten zuiden en een haakse voormalige jeneverstokerij met aansluitend L-vormig dienstgedeelte ten oosten. Aan de zandweg is een beukenhaag gesitueerd met enkele ijzeren hekken, waarachter op een grasveld een gecementeerde achthoekige zonnewijzer met bekronende recente metalen (?) plaat.
Door middel van gewone, krul- (met gekrulde spie), S- en X-vormige ankers verankerde bakstenen gebouwen, het woonhuis bepleisterd, de overige elementen grotendeels witbeschilderd, deels op gecementeerde plint; zadeldaken (Vlaamse en mechanische pannen, golfplaten), grotendeels tussen aandaken met schouder- en topstukken; deels bewaard houtwerk. Woonhuis met dubbelhuisopstand; vijf traveeën en twee bouwlagen, met onleesbaar jaartal door middel van jaartalankers; hardstenen trappen en vernieuwde houten kroonlijsten. Door oude esdoorn en iets verderop door oude katalpa beschaduwde erfzijdegevel, begroeid met blauwe regen en noisetteroos Gloire de Dijon (in Frankrijk geïntroduceerd in 1853). Rechthoekige muuropeningen, met van roedeverdeling voorzien houtwerk, van circa 1910. Eertijds, opschrift boven de deur: ZIET DOOR CLERX LANDS NOOD VERLIGTEN HOE HET QUAET GESPUUS GAET ZVVIGTEN, opgehangen bij de benoeming tot drossaard van J.M. Clercx junior en verwijzend naar zijn rol in het uitroeien van de Bokkenrijders. Rechtse zijpuntgevel met latere lagere aanbouw onder platte bedaking. Blinde linkse zijpuntgevel. Analoge achtergevel met beneden slechts vier muuropeningen en rechts, getoogd betralied keldergat. Ten westen aansluitende, lagere inspringende vleugel met ordonnantie: dwarsschuur-stallingen-dwarsschuurtje(?)-voormalige jachtmeesterswoning; tien traveeën (erfzijde), zeven traveeën (achterzijde) en één bouwlaag; achteraan, één dakkapelletje onder zadeldakje; aflijnende overhoekse muizentand; getoogde muuropeningen op gecementeerde lekdrempels; stalvensters met ijzeren roedeverdeling; kleinste schuur(?)poort in gegecementeerde omlijsting met sluit- en aanzetstenen. Blinde westelijke zijpuntgevel, begroeid met wilde wingerd. Ten zuiden, voormalige schapenstal; vijf traveeën en één bouwlaag; getoogde en rechthoekige muuropeningen, laatstgenoemde in gecementeerde omlijstingen met sluit- en aanzetstenen. Oostelijke zijpuntgevel met zeven rechthoekige duivengaten in geveltop. Tussen woonhuisvleugel en schapenstal, bakstenen muur met opening voor inrij; verdwenen hek. Ten oosten, voormalige jeneverstokerij van zeven traveeën en twee bouwlagen, later achteraan uitgebreid, confer bouwnaad. Grotendeels getoogde, deels rechthoekige aangepaste muuropeningen op gecementeerde lekdrempels. Zuidelijke zijpuntgevel met vlechtingen en twee ovale uilengaten; afgebroken of ingestorte aanbouw onder verdwenen lessenaarsdak. Nog meer ten oosten, parallelle open schob en stallingen, met de jeneverstokerij verbonden door een recente open schob van cementblokken.
Bron: PAUWELS D. 2005: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Provincie Limburg, Arrondissement Maaseik, Kanton Neerpelt, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 19n2, Brussel - Turnhout.
Auteurs: Pauwels, Dirk
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Is deel van
Overpelt
Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Hoeve Het Hobos [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/80361 (geraadpleegd op ).
Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed
Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.