is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed Mijnwerkersschool
Deze vaststelling is geldig sinds
is aangeduid als beschermd monument Mijnwerkersschool
Deze bescherming is geldig sinds
is deel van de aanduiding als vastgesteld bouwkundig erfgoed Steenkoolmijn van Houthalen
Deze vaststelling is geldig sinds
is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed Mijnwerkersschool Technisch Instituut Kempisch Bekken
Deze vaststelling was geldig van tot
is deel van de aanduiding als vastgesteld bouwkundig erfgoed Steenkoolmijn van Houthalen
Deze vaststelling was geldig van tot
Het Kempisch Leercentrum voor Jonge Mijnwerkers (K.L.J.M.) in Houthalen, het latere Technisch Instituut van het Kempisch Bekken (T.I.K.B.), werd in 1956-1958 opgetrokken door Isgour met medewerking van Francis Bogaert (Lanaken).
In tegenstelling tot de andere Limburgse mijnen die gedurende het interbellum diverse - veelal niet bijster succesrijke - initiatieven namen om zowel in het onderwijsaanbod voor toekomstige mijnwerkers als de bijscholing van het bestaande personeel te voorzien, duurt het tot de jaren 1950 vooraleer de mijn van Houthalen inspanningen zal doen voor het mijnonderwijs. De aandacht die de mijn van Houthalen alsnog geeft aan het mijnonderwijs kadert binnen het gezamenlijke initiatief van de diverse mijnzetels om vanaf 1954 gespecialiseerde leercentra in de buurt van de mijnen te beginnen waar de algemene vorming van toekomstige mijnwerkers zou worden verzorgd. De achterliggende idee was dat de vorming van geschoolde mijnwerkers met "degelijk beroepsoverleg en ontwikkelde persoonlijkheid'" de productiviteit en veiligheid in de mijnen zou verhogen en het beroep zou opwaarderen. In Houthalen vindt het Kempisch Leercentrum voor Jonge Mijnwerkers (K.L.J.M.) of de zogenaamde mijnschool, aanvankelijk een onderkomen in de oude gemeenteschool. Het centrum startte in Houthalen op 1 september 1954 met 152 leerlingen, wat een succes betekende.
In 1956, twee jaar na de oprichting van de school, krijgt Isgour van de mijndirectie de opdracht voor de bouw van een nieuwe school in de directe omgeving van de mijnzetel. Het machtigingsbesluit voor de bouw dateert van 6 mei 1957. Een goed jaar later start de mijnschool in de nieuwe gebouwen met een exhaustief programma, dat naast een volledige middelbare cyclus in een technische en een beroepsafdeling ook een voortgezette opleiding omvat. In 1962 wordt het K.L.J.M. getransformeerd tot het T.I.K.B. en biedt men naast mijnbouw ook opleidingen elektriciteit en mechanica aan. Het T.I.K.B. heeft ook afdelingen in Eisden, Beringen en Genk.
Door de jaren heen wordt het gebouw diverse malen aangepast. De toename van het aantal leerlingen en de omvorming van de mijnschool tot het T.I.K.B. en na de sluiting in 1987 tot een Centrum voor Volwassenenonderwijs resulteren in uitbreiding en verbouwing. Aan de haakse klaslokalenvleugel wordt een analoog gebouw geschakeld. Aan de zijde van de speelplaats komt aan de hoofdvleugel een aanbouw met een portiek rustend op I-balken. Ook de in het noorden aansluitende open autostallingen zijn van latere datum. Deze ingrepen tasten de basisstructuur van het gebouw niet aan.
In het uiterste noorden van het terrein bevindt zich nog een veel later gebouwde bakstenen en betonnen carrosserie-afdeling onder plat dak.
Sinds het sluiten van de mijnen op het einde van de jaren 1980, kreeg het T.I.K.B. een andere invulling. Zo werd onder meer volwassenenonderwijs georganiseerd (Centrum voor Volwassenenonderwijs: talen, praktijkopleidingen, bedrijfsbeheer en informatica) en groeide het T.I.K.B. uit tot een heus dienstencentrum. Verschillende diensten vonden er onderdak: het Vredegerecht, Kind en Gezin, het Rode Kruis, de VDAB met Ascento (een tewerkstellingscel voor Ford en nevenbedrijven), Palet Tafeltennis, een Kringwinkel Hergebruikcentrum, de Stichting Vlaamse Schoolsport (S.V.S.), de Stichting voor Scholensport Limburg, 11.11.11., Gezins- en jongerenbegeleiding, de Route (een afdeling van de Begeleidingsdienst Limburgs Mijngebied, die projecten begeleidt rond waardevol werk), een Dienst Ambulante Begeleiding (Stijn), een Dienst Begeleid Zelfstandig Wonen (B.Z.W.), een opslagruimte voor het fietsroutepark Maas en Kempen, een paar academies ...
Gebouwd op de vooravond van de steenkoolcrisis van 1958, getuigt deze vakschool voor mijnwerkers al van een in het oog springende vooruitstrevendheid en optimisme, typisch voor de Expo ’58-tijd. Met de schacht- en koeltorens van de mijnzetel op de achtergrond is het K.L.J.M. quasi een symbool van een laatmodernistische architectuur die na de Tweede Wereldoorlog zijn voedingsbodem vond in industriële productie, rationele opbouw en het gebruik van nieuwe technieken. Een sterk prominente betonstructuur, klaar afgelijnde volumes met platte daken en een vrije invulling van de gevels met moderne materialen zoals glas, staal (voor ramen en deuren) en geprefabriceerde platen in gewassen silexkeien, resulteren in een eenvoudige en sobere architectuur. Speciaal aan het gebouw is de zichtbare betonstructuur die een uitgesproken expressief element uitmaakt.
Het K.L.J.M. realiseert Isgour op een uitgestrekt terrein waarop zich een aantal geprefabriceerde werkplaatsen bevinden. De grootte van de site wordt aangewend om, met veel aandacht voor de oriëntatie en relaties tussen binnen- en buitenruimtes, een uitgestrekt en luchtig geheel te realiseren dat uit vijf deelvolumes bestaat.
De hoofdingang is duidelijk gemarkeerd door een lage, met hout beklede luifel, opgehangen aan een lenige stalen structuur. Het hoofdgebouw waarin een grote overdekte speelplaats, het kantoor van de directeur, het secretariaat en een ontvangstzaal zijn ondergebracht, is parallel aan de straat ingeplant. De overdekte speelplaats vormt de sleutel van het complex. Liggend in het verlengde van het portaal geeft ze toegang tot de buitenspeelplaats en tot de andere vleugels van het gebouw. Haaks op het hoofdgebouw wordt aan de straatzijde een sportzaal ingeplant, en aan de kant van de buitenspeelplaats een vleugel met klaslokalen op twee verdiepingen, bergruimtes, een auditorium, een tekenzaal, een dienstkeuken en een refter. Het hoofdgebouw gaat naar het noorden toe over in een vierde volume met toiletten, bergplaatsen, kleed- en waslokalen. Van daaruit leidt een lange gang verder naar de ateliers voor hout- en metaalbewerking, mijnbouw en een magazijn. De ateliers worden ondergebracht in de bestaande bakstenen werkplaatsen (onder twee parallelle zadeldaken met golfplaten) die op nieuwe funderingsplaten worden gezet. Als om ze te onttrekken aan het straatbeeld, liggen ze verborgen achter de lange gang.
Deze aaneenschakeling van de elementen staat niet in de weg dat Isgour alle volumes afzonderlijk accentueert, wat duidelijk te voorschijn komt in de refter die als een afzonderlijk doosvormig volume op het hoofdgebouw rust. De seriële logica van het gebouw hangt logisch samen met de structuur. Het K.L.J.M. is opgetrokken in een rasterskelet uit gewapend beton. Dit past wellicht binnen een efficiëntielogica: de school wordt in een zeer korte periode ontworpen en gebouwd. Ook de recuperatie van de bestaande werkplaatsen duidt op een pragmatische aanpak. De betonnen structuur is niet louter een structureel element, maar vormt terzelfder tijd de basis van een expliciete formele expressie, van een vooruitstrevende esthetiek. Het betonskelet is zichtbaar en wordt behandeld als een autonoom vormelijk element met een eigen textuur en substantie. Dit komt het duidelijkst tot uiting in de sportzaal waar de constructie volledig buiten het gebouw is geplaatst en de zaal er als het ware is ondergeschoven. Muren en plat dak van de sportzaal zijn opgehangen aan omgekeerde U-vormige elementen in ruw beton waarop de sporen van de bekisting duidelijk zichtbaar zijn. Ook in de hoofdvleugel is de structuur, gedeeltelijk, buiten geplaatst: de muren zijn iets naar binnen getrokken zodat de zuilen vrij komen te staan. De betonstructuur wordt bijkomend gebruikt om het gebouw in aparte volumes te geleden, die overeenkomen met bepaalde functies. Zo worden bijvoorbeeld de klaslokalen in de haakse vleugel geaccentueerd door de uitspringende betonstructuur, die een kader vormt rond de lokalen. Het plastisch effect daarvan wordt verhoogd door een sokkel van blauwe hardsteen. Het kader blijft echter functioneel: terwijl de bovenzijde als luifel functioneert, kan de onderzijde, bedekt met leistenen, als zitbank worden aangewend. In dit deel van het gebouw is het beton van zuilen en omlijstingen niet ruw, maar beschilderd.
Opvallend is het open ruimteconcept. Het K.L.J.M. is intern georganiseerd volgens een seriële logica: alle lokalen - met gestandaardiseerde afmetingen - zijn geschakeld langs een circulatieroute die het verbindend element vormt tussen de deelgebouwen en de centrale overdekte speelplaats. De constructie van de hoofdvleugel is in het interieur leesbaar door een ritme van losstaande kolommen en balken.
Het interieur toont – gelijkaardig aan het exterieur – een rationeel materiaalgebruik. De trappartijen zijn uitgevoerd in geprefabriceerde elementen in marmeraggregaat, met wanden in granito en leuningen in ijzer. De gangen en de overdekte speelplaats hebben vloerbedekking in marmeraggregaat, terwijl de lokalen zijn voorzien van keramiektegels. Door de grote bandramen is het K.L.J. M. een bijzonder transparant gebouw. Sommige gevels zijn zelfs volledig doorzichtig. Zo vloeit de overdekte speelplaats over in de buitenspeelplaats en de speelvelden. In het interieur heerst een uitgesproken gevoel van ruimte en openheid. Ook hier is het betonskelet duidelijk leesbaar door het ritme van zuilen en wanden. De vrijstaande zuilen zijn vormgegeven als ronde zuilen.
Het modernisme van het K.L.J.M. houdt geen brutale confrontatie in, maar beoogt aangename, klare en functionele ruimtes te creëren met alle aandacht voor modern comfort (akoestiek, hygiëne, licht, lucht, ... ). Zo zijn alle zolderingen bekleed met geluidwerende platen (soundex-platen) met ingewerkte lichtpunten voor tl-lampen, en zijn de scheidingswanden tussen de lokalen opgebouwd uit een geluidsisolerend scherm in glaswol tussen dubbele muren. Het K.L.J.M. is een volledig uitgerust gebouw: alle lokalen hebben een wasbak en centrale verwarming (op steenkool). Isgour ontwierp ook de inrichting: kasten in triplex met staanders in staalbuizen voor de klaslokalen, meubels in teak- en notenhout voor het kantoor van de directeur. Zitbanken voor de sportzaal en de kleedruimtes vervolledigden het zeer sobere en functionele interieur. Van deze inrichting bleef, na navraag bij de directie van de school en het gemeentebestuur van Houthalen, vandaag de dag geen spoor over.
De sokkel in blauwe hardsteen en een stoep van cementtegels rondom het gebouw verankeren het als het ware in zijn omgeving. Aan straatzijde is er een gazon, een verharding van betonklinkers, een afgeronde breukstenen muur naast de sportzaal en een breukstenen trap ten noorden. Aan de erfzijde is er een verharde speelplaats en een gazon in het verlengde.
Bron: Onroerend Erfgoed, Digitaal beschermingsdossier 4.001/70000/2605.1, Houthalen: Pastorijstraat 40/1, Mijnwerkersschool (PAUWELS D. 2012).
Auteurs: Pauwels, Dirk
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)