Aan straatzijde van een meidoornhaag voorziene, door een linde en een wilde kastanjelaar beschaduwde, leegstaande, langgestrekte hoeve met ordonnantie: stallingen-dwarsschuur-koeienstal-woonhuis met enkelhuisopstand; zeven traveeën en één bouwlaag onder deels mank zadeldak (nok loodrecht op de straat, mechanische pannen), van 1824, confer jaartalankers op voor- en achtergevel, laatstgenoemde verplaatst.
De hoeve wordt aangeduid in de Atlas van de Buurtwegen (1845) als een langgestrekte boerderij, met twee kleinere dienstgebouwen ten zuiden en ten zuidwesten.
Verankerde baksteenbouw met bewaard later houtwerk. Rechthoekige muuropeningen op beschilderde gecementeerde lekdrempels onder houten lateien. Gedichte middelste staldeur. Westelijke zijpuntgevel met kunstleien bekleding. Verspringende achtergevel, op gecementeerde plint, met analoge muuropeningen, onder meer twee keldergaten, en deels in cementsteen opgetrokken dienstgedeelte. Het woonhuis was eertijds achteraan lager uitgebouwd, confer uitspringende oostelijke zijpuntgevel.