Wat achterin gelegen en door zeven linden beschaduwde kapel, genoemd naar het van 1478 tot 1585 in de kerkrekeningen en later ook in de gedichtenboeken vermelde oestervelt, veld in het oosten van Peer gelegen. Aanvankelijk toegewijd aan Maria’s Hemelvaart, later aan Onze-Lieve-Vrouw van Altijddurende Bijstand; ook wel zogenaamde Kapel van Onze-Lieve-Vrouw van Rust.
De naam Deust zou volgens Lauwers (1990) eventueel kunnen verwijzen naar een wat hoger gelegen terrein begroeid met kreupelhout, heesters en bos. Volgens de énen in 1660 en volgens anderen circa 1687 gesticht door Petrus Moors (1660-1703), die een grote Mariaverering koesterde en volgens overlevering in de familie een Onze-Lieve-Vrouwebeeldje dat in een lindeboom hing, in een kapel had ondergebracht. Het jaartal 1660 zou in een muur gebeiteld zijn, maar deze steen werd niet teruggevonden en is waarschijnlijk bij de latere verbouwing verloren gegaan.
In 1717, vergroting naar het westen, mogelijk door Jan Moors (1647-1720), oudere broer van de stichter. Oorzaken van de vergroting kunnen zijn de groeiende Mariaverering in Peer, de herderkensmarkt die op tweede Paasdag en tweede Pinksterdag doorging te Deust en de aanwezigheid van een heden verdwenen kluizenarij bij de kapel. Van circa 1700 tot circa 1860 onderhield een kluizenaar het bedehuis, die, buiten bidden en werken in de tuin, tevens onderricht verschafte aan kinderen uit de omgeving en de priesters bijstond die er de mis kwamen lezen. De kluis leunde tegen de zuidmuur van het schip aan, hetgeen de anomalie van de vensters verklaart. Op 7 mei of 7 augustus 1732, verlening door paus Clemens XII van een volle aflaat aan de bezoekers van de kapel die op speciale wijze de Heilige Maagd kwamen vereren.
In 1735 werden kapel en kluis eigendom van de parochie. In 1782, herstelling van het dak van de kluizenarij en plaatsing van twee grote ramen in het koor. Tijdens de Franse Revolutie, geen diensten, doch geen ontheiliging. In september 1794, kampement van 10.000 Franse soldaten in de omgeving. Op 24 januari 1799 werden dakruiter en kruis van de kapel verwijderd. Later werd het bedehuis eigendom van de gemeente. Circa 1860, afbraak van de kluis en bouw van een kleine woning met het afbraakmateriaal, die op haar beurt ongeveer een vijftien jaar geleden verdween. In 1944, verberging van het klokje, dat in 1945 weer werd opgehangen. In 1970, overbrenging naar hoofdkerk en dekenij van het merendeel van het mobilair.
Voor het eerst in 1974, aanknoping bij de even verloren gegane traditie door "Deustival", een jaarlijks feestelijk gebeuren met onder meer volksmuziek en veemarkt. Ook andere festivals zagen het licht. In 1982, restauratie, naar ontwerp van de architecten J. Spaas (Sint-Huibrechts-Lille) en P. Wellens (Peer). Vanaf 1987, dierenwijding. Circa 1990, diefstal van het beeld van Onze-Lieve-Vrouw boven de ingangsdeur. In 1998-99, onderhoudswerken naar ontwerp van eertstgenoemde architect. In 2000-2001, nogmaals onderhoudswerken. Eeuwenlang ging men naar Deust op bedevaart, niet alleen voor het vee, maar ook om een geliefde te bekomen. Vooral op Paasmaandag werd de kapel druk bezocht. Bij de derde Heilige Kruisprocessie, die 's morgens vertrok bij Pol Kip (Burkel 1), werd de mis opgedragen in het bedehuis. Op Pinkstermaandag vond nog tot in 1991 de kleinveemarkt plaats rond de kapel.
Op de Ferrariskaart (1771-77) wordt het bedehuis C[hape]lle N: D: Deust genoemd en aangeduid met een losstaand langgestrekt pand ten zuidwesten, mogelijk de voormalige kluizenarij, die echter volgens de literatuur was aangebouwd. In de Atlas van de Buurtwegen (1845) wordt het bedehuis Chapelle Deuster kapel genoemd en is de mogelijke kluizenarij uitgebreid met een kleiner element ten noordwesten. Op beide historische kaarten loopt er ter hoogte van de kapel een thans nog bestaande veldweg, evenwijdig aan de Deusterstraat.
Vooraan van veldkeien voorzien, georiënteerd traditioneel gebouw met laatgotische en Lodewijk XV-elementen. Kapel van één travee, met inspringend koor van een rechte travee met driezijdige koorsluiting, onder verspringende zadeldaken (leien) met geprofileerde daklijstbalkjes en van een ingesnoerde naaldspits en een bekronend ijzeren kruis voorzien, zeszijdig oostelijk dakruitertje, het schip met onversneden overhoekse steunberen tussen aandaken met vlechtingen, top- en schouderstukken; uit de tweede helft van de 17de eeuw en in 1717 naar het westen toe vergroot. Met gewone en X-vormige ankers met gekrulde spie verankerde, eertijds opzij gecementeerde (confer oude prentkaart van circa 1940), grotendeels bakstenen bouw; gebruik van mergel voor muurbanden van westelijke puntgevel, afwerking van schouderstukken met stermotief, hoek- en negblokken; gebruik van hardsteen voor de uit 1782 daterende, typische, getoogde Lodewijk XV-vensters in vlakke omlijstingen verrijkt met sluitsteen onder korte druiplijst, aangebracht in het koor. Verankerd korfboogvormig westportaal van een dubbele rollaag en een platte laag, laatstgenoemde van gesinterde baksteen, met bewaard houtwerk, dito ijzerbeslag en flankerend getoogd venstertje, het geheel bekroond door twee rondboogvensters, met overhoekse muizentand ongeveer ter hoogte van de lekdrempels, en centrale rechthoekige nis met beschilderd gipsen Onze-Lieve-Vrouwebeeldje, waarboven mergelstenen gevelsteen met inscriptie: A 1717 O. Zijgevels met telkens één spitsboogvenstertje in geprofileerde omlijsting. Oostelijke puntgevel met rondboogvenstertje in geveltop. Lager, met een overhoekse muizentand afgelijnd koor, met aan elke zijde één betralied Lodewijk XV-venster. Heden blinde, analoog afgelijnde sluiting met gedicht keperboogvenstertje.
Bepleisterd en witbeschilderd interieur. Stergewelf met geprofileerde mergelstenen ribben. Rondboogvormige triomfboog. Koor met licht gebogen zoldering op geprofileerde lijst.
Mobilair: reproduktie van het verdwenen oorspronkelijk paneel met de voorstelling van Onze-Lieve-Vrouw met het Jezuskind, door Carlo Dolci; niet oorspronkelijke, beschilderde ijzeren Christusfiguur op houten kruis onder een afdak tegen de zuidkant van het koor (het originele hangt in de kerk van Peer, zoals trouwens bijna alle andere kunstwerken eertijds in bezit van de kapel); gipsen beelden van Onze-Lieve-Vrouw en het Heilig Hart.
Barokke portiekaltaren: hoofdaltaar van gemarmerd hout (derde kwart 17de eeuw), zijaltaren (eerste kwart 18de eeuw), waarvan één gewijd aan Sint-Hyacinthus; classicistische, eiken communiebank (eerste helft 18de eeuw); orgeltribune met houten balustrade; een viertal eiken kerkbanken (18de eeuw en begin 19de eeuw); smeedijzeren offerblok (begin 18de eeuw).
Bron: PAUWELS D. 2005: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Provincie Limburg, Arrondissement Maaseik, Kanton Peer, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 19n3, Brussel - Turnhout.
Auteurs: Pauwels, Dirk
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Pauwels D. 2005: Kapel Onze-Lieve-Vrouw van Rust [online], https://id.erfgoed.net/teksten/80647 (geraadpleegd op ).
Kapel Onze-Lieve-Vrouw van Rust of Deusterkapel werd opgericht in de tweede helft van de 17de eeuw. De geschiedenis van de kapel is verweven met een kluizenarij en een rijke bedevaarttraditie.
Historiek
Over de oprichting van de kapel bestaat in de literatuur enige onenigheid. Volgens sommigen werd de kapel opgericht in 1660. Dat jaartal zou immers in een muur gebeiteld zijn. Deze steen werd echter niet teruggevonden en is wellicht bij de latere verbouwing verloren gegaan. Volgens anderen werd de kapel gesticht in 1687 door Petrus Moors (1660-1703). Moors koesterde een grote Mariaverering en bracht, volgens de overlevering, een Onze-Lieve-Vrouwebeeldje dat in een lindeboom hing, onder in een kapel.
De naam ‘Deusterkapel’ verwijst naar ‘Oestervelt’, een veld gelegen in het oosten van Peer dat van 1479 tot 1585 in de kerkrekeningen en later ook in de gedichtenboeken vermeld werd. De naam ‘Deust’ verwijst volgens Lauwers (1990) eventueel naar een wat hoger gelegen terrein begroeid met kreupelhout, heesters en bos.
De kapel wordt ook Onze-Lieve-Vrouw van Rustkapel genoemd. Aanvankelijk was de kapel toegewijd aan Maria’s Hemelvaart, later aan Onze-Lieve-Vrouw van Altijddurende Bijstand en aan Onze-Lieve-Vrouw van Rust.
In 1717 werd de kapel naar het westen toe uitgebreid. Mogelijk gebeurde dat door Jan Moors (1647-1720), de oudere broer van stichter Petrus. De oorzaken van de vergroting kunnen velerlei zijn; de groeiende Mariaverering in Peer, de herdekensmarkt die op tweede Paasdag en tweede Pinksterdag doorging te Deust en de aanwezigheid van een heden verdwenen kluizenarij bij de kapel.
Van omstreeks 1700 tot omstreeks 1860 onderhield een kluizenaar het bedehuis. Buiten bidden en werken in de tuin, verschafte hij tevens onderricht aan de kinderen uit de omgeving. Hij stond ook de priesters bij die er de mis kwamen lezen. De kluis van de geestelijke leunde tegen de zuidelijk muur van het schip aan, hetgeen de anomalie van de vensters aan die kant verklaart.
Eeuwenlang ging men naar Deust op bedevaart, niet alleen voor het vee, maar ook om een geliefde te bekomen. Vooral op Paasmaandag werd de kapel druk bezocht. Op Pinkstermaandag vond nog tot in 1991 de kleinveemarkt plaats rond de kapel. Op 7 mei of 7 augustus 1732 verleende paus Clemens XII een volle aflaat aan de bezoekers van de kapel die op speciale wijze de Heilige Maagd kwamen vereren.
In 1735 werden kapel en kluis eigendom van de parochie. Op de Ferrariskaart (1771-1777) wordt het bedehuis ’C C[hape]lle N: D: Deust’ genoemd en aangeduid met een losstaand, langgestrekt pand ten zuidwesten. Mogelijk gaat het om de voormalige kluizenarij die echter volgens literatuurbron was aangebouwd. In 1782 werden herstellingswerken uitgevoerd aan het dak van de kluizenarij en werden twee grote ramen in het koor geplaatst.
Tijdens de Franse Revolutie vonden er geen diensten plaats in de kapel. Daartegenover staat dat de kapel toen niet werd ontheiligd. In september 1794 kampeerden 10 000 Franse soldaten in de omgeving. Op 24 januari 1799 werden de dakruiter en het kruis van de kapel verwijderd.
In de Atlas van de Buurtwegen (1845) wordt het bedehuis Chapelle Deuster kapel genoemd en is de mogelijke kluizenarij uitgebreid met een kleiner element ten noordwesten. Zowel op de Atlas van de Buurtwegen als op de Ferrariskaart loopt er ter hoogte van de kapel een veldweg, evenwijdig aan de Deusterstraat.
De kapel werd eigendom van de gemeente. Omstreeks 1860 werd de kluis afgebroken. Met het afbraakmateriaal werd een kleine woning gebouwd die op haar beurt terug verdween.
Tijdens de Tweede Wereldoorlog werd het klokje van de kapel voor een jaar verborgen en in 1945 terug opgehangen. In 1970 werd het merendeel van het mobilair overgebracht naar de hoofdkerk en de dekenij.
In 1974 was er voor het eerst aanknoping bij de even verloren gegane traditie. In dat jaar vond namelijk het ‘Deustival’, een jaarlijks feestelijk gebeuren met onder meer volksmuziek en veemarkt plaats. Ook andere festivals zagen het licht. In 1982 werd de kapel gerestaureerd naar ontwerp van de architecten J. Spaas uit Sint-Huibrechts-Lille en P. Wellens uit Peer. Vanaf 1987 vinden er dierenwijdingen plaats bij de kapel. Omstreeks 1990 wordt het beeld van Onze-Lieve-Vrouw boven de ingangsdeur gestolen. In 1998-1999 en 2000-2001 werden onderhoudswerken uitgevoerd.
Beschrijving
De kapel ligt wat naar achter ten opzichte van de straat en wordt beschaduwd door zeven linden. Vooraan in de kapel van veldkeien voorzien.
Het betreft een georiënteerd, traditioneel gebouw met laatgotische en barokke elementen. De kapel telt één travee en een inspringend koor van één rechte travee en driezijdige koorsluiting. Het verspringende leien zadeldak is voorzien van geprofileerde daklijstbalkjes, een ingesnoerde naaldspits, een bekronend ijzeren kruis en een zeszijdig, oostelijk dakruitertje. Het schip vertoont onversneden overhoekse steunberen tussen aandaken met vlechtingen, top- en schouderstukken. In 1717 werd het schip naar het westen toe vergroot.
Het bakstenen gebouw is verankerd met gewone en X-vormige ankers met gekrulde spie. Volgens een oude prentkaart van omstreeks 1940 waren de zijgevels eertijds gecementeerd. Er is gebruik gemaakt van mergel voor de muurbanden van de westelijk puntgevel. Die gevel is afgewerkt met schouderstukken met stermotief en hoek- en negblokken. Voor de getoogde barokke vensters, daterend uit 1782, werd gebruik gemaakt van hardsteen in de vlakke omlijstingen. Deze zijn verrijkt met een sluitsteen onder een korte druiplijst in het koor.
Het portaal in de westgevel is verankerd en korfboogvormig. De boog is opgebouwd uit een dubbele rollaag en een platte laag. Het houtwerk en het ijzerbeslag bleef bewaard. Het portaal wordt geflankeerd door een getoogd venstertje. Het geheel is bekroond door twee rondboogvensters met een overhoekse muizentand, ongeveer ter hoogte van de lekdrempels. Centraal is er nog een rechthoekige nis met daarin een beschilderd gipsen Onze-Lieve-Vrouwebeeldje. Daarboven bevindt zich een mergelstenen gevelsteen met inscriptie “A 1717 O”.
De zijgevels hebben telkens één spitsboogvenstertje in een geprofileerde omlijsting. De oostelijke puntgevel heeft een rondboogvenstertje in de geveltop. Lager wordt het koor afgelijnd door middel van een overhoekse muizentand. Aan elke zijde van het koor bevindt zich een betralied venster in barokstijl.
Het interieur van de kapel is bepleister en wit beschilderd. Het stergewelf wordt gekenmerkt door geprofileerde mergelstenen ribben. De triomfboog is rondboogvormig en het koor heeft een licht gebogen zoldering op een geprofileerde lijst.
Het oorspronkelijk mobilair hangt grotendeels in de kerk van Peer. Het huidige mobilair van de kapel bestaat uit: een reproductie van het verdwenen oorspronkelijk paneel met de voorstelling van Onze-Lieve-Vrouw met het Jezuskind, door Carlo Dolcii; een niet oorspronkelijke, beschilderde ijzeren Christusfiguur op houten kruis onder een afdak tegen de zuidelijke kant van het koor; gipsen beelden van Onze-Lieve-Vrouw en het Heilig Hart;
Barokke portiekaltaren, hoofdaltaar van gemarmerd hout uit het derde kwart van de 17de eeuw, zijaltaren uit het eerste kwart van de 18de eeuw, waarvan één gewijd aan Sint-Hyacinthus, een classicistische, eiken communiebank uit het eerste kwart van de 18de eeuw, een orgeltribune met houten balustrade, een viertal eiken kerkbanken uit de 18de en het begin van de 19de eeuw, en een smeedijzeren offerblok uit het begin van de 18de eeuw.
Op de Ferrariskaart (1770-1778) wordt de omgeving van de kapel aangegeven als door bomen omzoomde gras- en akkerlandpercelen. Ook nu nog ligt de kapel in een open landschap met bomen die de zone begrenzen.
Mogelijk bevinden zich binnen de afbakening van het landschap ook enkele (pre?)Romeinse grafheuvels.
Auteurs: Pauwels, Dirk
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Pauwels D. 2005: Kapel Onze-Lieve-Vrouw van Rust [online], https://id.erfgoed.net/teksten/155314 (geraadpleegd op ).