De hoeve Aan Het Nieuwe Huis werd opgetrokken in 1737 en is een goed bewaarde hoeve met klassieke Kempische ordonnantie waarbij de koeienstal tussen het woonhuis en de dwarsschuur is gelegen.
Historiek
De hoeve, volgens een buurtbewoner ‘Aan Het Nieuwe Huis’ genoemd, werd in 1737 door Gerardus Cornelissen opgetrokken, zoals de bakstenen gevelsteen met inscriptie laat lezen: GERARDUS/ CORNELISSEN/ ANNO.1737.15.JULY. Ze werd gebouwd uit ter plaatse vervaardigde brikken, getuigen de kuilen in de omgeving. De schapenstal werd volgens dezelfde mondelinge bron in de 19de eeuw aangebouwd, waarvan ook de bouwnaad getuigt.
Op de Ferrariskaart (1770-1778) wordt het complex aangeduid als een L-vormige hoeve en in de Atlas van de Buurtwegen (1845) als een langgestrekte boerderij met uitbouw links achteraan en haaks losstaand kleiner element aan straatzijde ten noorden, waarschijnlijk een bakhuis.
Beschrijving
Het gaat om een alleenstaande en op het moment van de bescherming leegstaande voormalige langgestrekte hoeve. De hoeve wordt ten westen, aan de overzijde van de straat, beschaduwd door vijf linden en ten oosten door één linde. Ten noorden is de hoeve van een boomgaard met enkele fruitbomen voorzien. De hoeve heeft als ordonnantie: woonhuis met enkelhuisopstand-koeienstal-dwarsschuur-schapenstal. Het geheel telt zes traveeën en één bouwlaag onder zadeldak (Vlaamse pannen), met de nok loodrecht op de straat.
Het betreft een met gewone en krulankers met gekrulde spie verankerde, deels gesinterde baksteenbouw op gecementeerde plint. Het later houtwerk bleef deels bewaard. De rechthoekige 19de-eeuwse muuropeningen op hardstenen lekdrempels waren eertijds beluikt, getuige de ogen, terwijl de deur in een vlakke gecementeerde omlijsting is gevat. Voor het woonhuis bevindt zich een ronde cementen waterput. De originele korfboogvormige koeienstaldeur van een dubbele rollaag en een platte laag werd later verkleind, terwijl de eveneens oorspronkelijke, analoge, getoogde schuurpoort met bekronende rechthoekige uilengaten is uitgerust. De uit de 19de eeuw daterende schapenstaldeur is korfboogvormig. De gecementeerde westelijke zijpuntgevel vertoont een betralied keldervenster achteraan en twee eertijds beluikte (waarvan de ogen getuigen), heden gedichte benedenvensters. Tegen de met golfplaten beklede oostelijke zijpuntgevel werd recent een open schob voor hout onder lessenaarsdak (golfplaten) aangebouwd. De achtergevel telt een originele verankerde korfboogdeur en latere vensters, waaronder één beluikt en één getoogd stalvenster met ijzeren roedeverdeling. Achteraan links bevindt zich een latere, met rechte muizentand afgelijnde aanbouw van rodere baksteen onder lessenaarsdak (mechanische pannen), eertijds varkenskoten en open schob, met lage deurtjes onder houten lateien. Achteraan rechts treft men een vermoedelijke latere haakse, dito afgelijnde, verankerde aanbouw aan, het voormalige bakhuis, onder zadeldak (Vlaamse pannen), met deels gedichte, deels betraliede rechthoekige muuropeningen onder houten lateien.
Het interieur heeft een driebeukige indeling. De voordeur geeft direct toegang tot het 'huus', waarin de open schouw bewaard bleef, terwijl de kamer aan straatzijde en het huus van bepleisterde en beschilderde troggewelfjes en dito moerbalken zijn voorzien. De originele binnendeuren en cementtegelvloeren bleven bewaard. Achteraan is er een eiken rechte steektrap met balustervormige trappaal, die toegang geeft tot de opkelder met dito troggewelven en de zolderverdieping met planken vloeren. De kelder onder de goede kamer is door middel van twee tongewelven overkluisd. Het eiken dakgebint bleef grotendeels bewaard. De koeienstal heeft een bakstenen vloer, aan weerszij dito voederbakken, originele eiken moerbalken en een knechtenkot achteraan links. De schuur, met achteraan de varkenstallen, heeft een gebint met standjukken, alsook sporen van leembouw.
- Beschermingsdossier DL002476, 8 hoeves (S.n., s.d., digitaal dossier).