Teksten van Parochiekerk Sint-Ursula met kerkhofmuur

https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/80783

Pastoriekerk Sint-Ursula met kerkhofmuur ()

De Sint-Ursulakerk is de laat- en neogotische kerk van Kleine Brogel. De kerk is omringd door een ommuurd kerkhof.

Historiek

De parochie van Kleine Brogel werd omstreeks 800 opgericht onder het patronaat van de abdij van Aldeneik. Toen in 1570 het kapittel van Aldeneik naar Maaseik werd overgeheveld, werd Kleine Brogel hiervan afhankelijk.

De kerk van Kleine Brogel wordt een eerste maal vermeld in een oorkonde van 1222. Daarin stond geschreven dat het bedehuis jaarlijks een zilverlinge te betalen had aan de abdij van Sint-Truiden.

In de 15de eeuw werd in de parochie een nieuwe kerk gebouwd, waarvan de mergelstenen toren geïncorporeerd is in de huidige kerk. De kerk uit de 15de eeuw had twee altaren, waarvan er één gewijd was aan de Onze-Lieve-Vrouw en geen beneficie was, terwijl de andere gewijd was aan de heiligen Nicolaas en Catharina en wel een stichting was.

In 1646 meldt een verslag van de aartsdiaken de ruïneuze toestand van het schip. In 1663 vond er mogelijk een herstelling van het kerkgebouw plaats. Bij het bezoek van de aartsdiaken in 1688 werden de gemeentenaren herinnerd aan hun tekortkomingen in verband met het kerkhof, dat open lag als een marktplein, en kregen ze het bevel mee voor een omheining te zorgen. Na 1726 vond de bouw van een sacristie plaats. In 1782 werd de toren hersteld, alsook van het portaal en de doopkapel. In 1846 werd een nieuwe kerkhofmuur gebouwd door Mathias Stienissen.

In 1904 zette pastoor J. Vencken (1865-1933) zich in voor de bouw van een nieuwe kerk en deed hiervoor een beroep op de tussenkomst van J. Helleputte (1852-1926). De bouwmeesters H. Martens en V. Lenertz wezen op de noodzaak van een nieuwe kerk met behoud van de 15de-eeuwse toren, die zij hoger wilden optrekken. Provinciaal architect Jaminé adviseerde daarentegen de bestaande kerk te behouden en te vergroten, maar hij kreeg geen steun. Jaminé klaagde tevens de slopingsdrang aan en de modetrent van nieuwbouw : "Et devant cet argument tout, archéologie, histoire locale, souvenirs de la paroisse, intéret de la science, preuve indéniable et souvent unique de l'antiquité et de la continuité du culte dans une paroisse, tout autre argument doit disparaitre... " De Koninklijke Commissie voor Monumenten en Landschappen bracht een plaatsbezoek en keurde het nieuwe project goed, anderzijds gaf zij de opdracht de oude kerk in plan te brengen met de overweging dat: “rien ne l'empêchera de la reproduire dans une autre localité peu importante lorsque le cas se prédentera...

De bouwwerken van de kerk startten in november 1907 en werden uitgevoerd door J.H. Hanssen uit Neerpelt en waren in juni 1908 voltooid. Bij de verhoging van de toren werden de oorspronkelijke geledingen en muuropeningen gewijzigd en aangepast aan de neogotische stijl. Er werd ook een torenuurwerk geplaatst door de firma E. Michiels-Moermans en Zonen uit Mechelen. Op 22 september 1908 werd de parochiekerk ingewijd door monseigneur Rutten, bisschop van Luik. Op 27 september werd het nieuwe orgel, gebouwd door P.J. Vermeulen en Zonen uit Weert, ingewijd.

In 1957 werden herstellingen uitgevoerd aan het dak en de toren door architect P. Ceelen uit Helchteren en de aannemers De Niel uit Neerpelt en Dijkmans uit Hamont. In 1990 werd de toren hersteld door architect Stevens uit Kuringen en aannemer Vlaminck.

Ten noorden van de kerk bevindt zich de pastorie. De pastorie werd gebouwd naar ontwerp van H. Martens in 1895. Martens had reeds eerder een ontwerp voor een pastorie getekend, maar dit werd niet uitgevoerd. Hij gebruikte dit ontwerp later voor de bouw van zijn eigen woning in Stevoort. De vroegere pastorie was gebouwd in 1776 in de Zavelstraat en werd gesloopt in 1966.

De Sint-Ursulakerk wordt omgeven door een kerkhof met kerkhofmuur. In 1996 werd de kerkhofmuur hersteld en werd de ruimte rond de kerk aangelegd. In 1999 werd het kerkhof zelf heringericht door Marc Claessen en Gaby Van Dyck, van een ontwerpbureau voor buiteninrichting uit Wijchmaal.

Beschrijving

Exterieur van de kerk

De Sint-Ursulakerk is een neogotische kruisbasilica, in 1907-1908 door V. Lenertz en H. Martens aangebouwd tegen de 15de-eeuwse toren, de enige restant van de vorige kerk, die gesloopt werd. De kerk is opgetrokken in mergel op een basement van Maaslandse kalksteen en is zo geconcipieerd dat de toren de aanzet vormt van de west- en de zuidgevel. De kerk heeft een driebeukig schip van vijf traveeën, een transept en een rechthoekig koor met polygonale absis, geflankeerd door twee polygonale zijkoren. De eerste travee van de noordelijke zijbeuk is uitgebouwd tot polygonale doopkapel. De zuidelijke zijbeuk heeft, door zijn aansluiting op de toren, slechts vier traveeën. Aan de zuidwesthoek van het zuidelijke zijkoor werd een ronde traptoren toegevoegd. De sacristie ligt niet aangebouwd tegen het koor, maar is door middel van een overbouwde doorgang verbonden met het zuidelijke zijkoor. De dakbedekking bestaat uit leien van Herbeumont.

De toren

De toren van de kerk had oorspronkelijk drie geledingen, maar werd door Martens en Lenertz verhoogd. Ook werden de geledingen en de muuropeningen gewijzigd. De eerste geleding heeft een sokkel in Maaslandse kalksteen. In de zuidgevel werd een portaal aangebracht. De houten toegangsdeur is gevat in een segmentboog onder een spitsboog. Op een hoogte van acht meter zijn twee smalle rechthoekige vensters aangebracht. In de westgevel staan twee analoge vensters met daaronder een lancetvenster. De tweede geleding heeft aan de zuid- en de westgevel centraal een lancetvenster. De derde geleding is aan vier zijden versierd met een spitsboog waarbinnen twee lancetvormige galmgaten en een uurwerkplaat op de oost-, zuid- en westgevel. De toren is afgedekt met een octogonale spits.

De westgevel

De westgevel heeft een centraal portaal, gevat in een spitsboog, waarboven zich een groot vijflichtvenster met maaswerk bevindt. In de puntgevel onder het zadeldak van de middenbeuk zijn vier vensters uitgewerkt. Links van het portaal werd een zeshoekige traptoren met lichtspleten toegevoegd. Uiterst links bevindt zich de westgevel van de zijbeuk. Deze is opengewerkt met een lancetvenster en wordt afgesloten met een steunbeer.

De noordgevel en de zuidgevel

Beide gevels hebben twee geledingen. De traveeën, gescheiden door steunberen, zijn voorzien van een lancetvenster. De vensters in de lichtbeuk zijn in twee verdeeld en hebben bovenaan een cirkel met vierpas. De transeptgevels worden bepaald door een groot spitsboogvenster. De puntgevel van het zadeldak is versierd met muurankers en centraal een smal rechthoekig venster en spitsboogvormige nis. Aan de zuidzijde werd, tussen de transeptarm en het zijkoor, een ronde traptoren met kegelvormig dak toegevoegd. Aan de eerste travee van de noordgevel werd een driezijdige doopkapel met spitsvensters aangebouwd. De sacristie, onder zadeldak, ligt aan de zuidzijde en is met de kerk verbonden door een gang. Deze wordt verlicht door twee biforae aan de zuidkant.

De oostgevel

De driezijdige koorsluiting met steunberen heeft drie grote lancetvensters, waaronder een doorlopende waterlijst. De zijkoren hebben drie muurvlakken, gescheiden door steunberen en een centraal lancetvenster.

Interieur van de kerk

De tweeledige opstand, in mergel, wordt gevormd door een arcade en een lichtbeuk. Het onderste gedeelte van de lancetvensters in de lichtbeuk is gesloten en omgevormd tot een bifore blindnis. De scheibogen steunen op zuilen met knopkapiteel in blauwe hardsteen. De traveeën zijn aangegeven door gordelbogen tussen kruisribgewelven. De ribben steunen op schalken met consoles met bladversiering. De gewelven zijn bepleisterd en beschilderd met decoratief rankwerk. Het straalgewelf boven het koor kreeg een extra figuratieve versiering met de voorstelling van de drie goddelijke deugden. De oorspronkelijke vloer, ontworpen door Martens en Lenertz, is nog aanwezig en ligt volgens een kleurrijk, geometrisch patroon van witte, zwarte, blauwe en rode tegels.

De inrichting en het mobilair van het kerkinterieur vertoont een zeer homogeen, neogotisch ensemble:

Glasramen: uitgevoerd en gesigneerd door het atelier A. Stalins in 1908. De thema’s zijn: de zeven smarten van Maria, Ons-Heer-Hemelvaart, het Pinksterwonder, de majestas Domini en een aantal heiligen;

Neogotisch hoofdaltaar bestaande uit een marmeren altaartafel met retabel in verguld koper met voorstelling van het offer van Abraham en van Melchisedech; Neogotische orgelkast, ontworpen door V. Lenertz; Neogotische communiebank in witte kalksteen, ontworpen door V. Lenertz; Neogotische en 18de-eeuwse biechtstoel; Neogotische kerkstoelen; Neogotische preekstoel (gedemonteerd); Sacristiekast, 18de eeuw; Doopvont, gedateerd 1618;

Beelden: Heilige Barbara, begin 16de eeuw (Jan van Steffeswert ?), Heilige Odilia, einde 16de eeuw, gepolychromeerd hout, Heilige Catharina, einde 16de eeuw, gepolychromeerd hout, twee evangelisten, 16de eeuw, hout, Heilige Antonius abt, 17de eeuw, gepolychromeerd hout, Heilige Ursula, 17de eeuw, gepolychromeerd hout, Calvariegroep, begin 17de eeuw en verscheidene neogotische, gepolychromeerde houten beelden;

Schilderijen: twee schilderijen op paneel met buste van Christus en van Maria, toegeschreven aan Otto Venius, tweede helft 16de eeuw en een Kruisweg van Lecrenier uit Luik, 1881;

Grafmonumenten: twee hardstenen grafkruisen, één van Gysbertus Vliegen (1752) en één van Jacobus Moone (1778).

De kerkhofmuur

De kerkhofmuur is opgetrokken uit baksteen.


Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Je kan deze tekst citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Parochiekerk Sint-Ursula met kerkhofmuur [online], https://id.erfgoed.net/teksten/153045 (geraadpleegd op ).


Parochiekerk Sint-Ursula met kerkhofmuur ()

Laat- en neogotische, georiënteerde kerk, omgeven door een kerkhof, dat grotendeels met beuk is omhaagd en van een deels gecementeerde bakstenen muur is voorzien; ten oosten twee ijzeren toegangshekken, waarvan het meest noordelijke tussen bakstenen pijlers. Ten westen, parking met jonge linden. Rondom de kerk, recent aangebrachte, gele cementstenen en dito tegelvloer. Kasseien voor beide portalen.

In 1222, eerste vermelding van de kerk in een oorkonde volgens dewelke het bedehuis jaarlijks een zilverling te betalen had aan de abdij van Sint-Truiden. In de 15de eeuw, bouw van een nieuwe kerk, waarvan de mergelstenen toren thans is ingebouwd in de huidige kerk. Er waren twee altaren: van Onze-Lieve-Vrouw, dat blijkbaar geen beneficie was, en van de Heiligen Nicolaas en Catharina, dat wel een stichting was. In 1646, ruïneuze toestand van het schip volgens het verslag van de aartsdiaken. In 1663, mogelijke herstelling van het kerkgebouw. Bij het bezoek van de aartsdiaken in 1688 werden de gemeentenaren herinnerd aan hun tekortkomingen in verband met het kerkhof, dat open lag als een marktplein, en kregen ze het bevel mee voor een omheining te zorgen. Na 1726, bouw van een sacristie. In 1782, herstel van de toren, alsook van het portaal en de doopkapel. In 1846, bouw van een nieuwe kerkhofmuur door Mathias Stienissen.

In 1904, inzet van pastoor J. Vencken (1865-1933) voor de bouw van weerom een nieuwe kerk, waarvoor hij een beroep deed op de tussenkomst van bouwkundig ingenieur J. Helleputte (Leuven), (1852-1926). De uiteindelijke bouwmeesters H. Martens (Stevoort) en V. Lenertz (Leuven) vonden een nieuwe kerk noodzakelijk, evenwel met behoud van de 15de-eeuwse toren, die zij hoger wilden optrekken. Op 13 april 1907, begin van afbraak van oude kerk, met behoud van de oude toren. Op 29 juli 1907, eerstesteenlegging, confer steen, ingemetseld in de binnenmuur achter het hoofdaltaar, met inscriptie: ANNO DOMINI MCM : VII/ AEDIFICATA : EST : HAEC : ECCLESIA/ IN : HONOREM : SANCTAE URSULAE/ MARTINO RUTTEN : EPICOPO/ JACOBO VENCKEN : PARROCHO/ H. MARTENS : V. LENERTZ : ARTPICIBUS. In november 1907, begin van de bouwwerken; in juni 1908, voltooiing; bij de verhoging van de toren werden de oorspronkelijke geledingen en muuropeningen gewijzigd en neogotisch aangepast; plaatsing van een torenuurwerk door de firma E. Michiels-Moermans en Zonen (Mechelen). Op 22 september 1908, inwijding door Monseigneur Rutten, bisschop van Luik; op 27 september, inwijding van het nieuwe orgel, gebouwd door P.J. Vermeulen en Zonen (Weert). In 1957, herstellingen aan dak en toren naar ontwerp van architect P. Ceelen (Helchteren). In 1990, herstel van de toren naar ontwerp van architect P. Stevens (Hasselt-Kuringen). In 1999, herinrichting van het kerkhof door Marc Claessen en Gaby Van Dyck, ontwerpbureau voor buiteninrichting (Wijchmaal, ontwerp van 1996).

De plattegrond beschrijft een driebeukig schip van vier traveeën met grotendeels ingebouwde zuidwesttoren, aan de noordwesthoek van het middenschip aansluitende vijfzijdige traptoren en ter hoogte van de eerste travee ten noorden aansluitende doopkapel met driezijdige sluiting, een transept met weinig uitspringende armen van telkens één travee met vlakke sluiting, een koor van één rechte travee met driezijdige sluiting, geflankeerd door nevenkoren met analoge sluiting, met aan de zuidwesthoek van het zuidelijke nevenkoor aansluitende ronde traptoren, en ten zuidoosten, een door middel van een doorgang met de kerk verbonden sacristie.

Laatgotische toren van de 15de eeuw, verhoogd en aangepast met neogotische muuropeningen en geledingen in 1907. Zandsteenbouw met gebruik van hardsteen voor sokkel, afzaten en lekdrempels; ten westen en oosten, telkens twee krulankers met dito spie. Oorspronkelijk drie, heden vier geledingen. Eerste geleding met zuidelijk spitsboogportaal met van bewaard houtwerk en ijzerbeslag voorziene, getoogde deur, in een grotendeels geprofileerde kwartholle omlijsting, ingeschreven in een spitsbogig spaarveld met dito omlijsting, en ten westen, één lancetvenster; tweede geleding met ten westen en zuiden twee gekoppelde rechthoekige lichtgleuven; licht inspringende derde geleding met lancetvenster ten westen en ten zuiden; vierde geleding met aan de vier zijden telkens een spitsbogig spaarveld, in een geprofileerde kwartholle omlijsting, met twee ingeschreven lancetvormige galmgaten met afgeschuinde neg en een centrale uurwerkplaat; geprofileerde daklijst; bekronende ingesnoerde naaldspits (leien) met vier van bolbekroningen en windborden voorziene dakkapellen onder zadeldakjes en centrale bolbekroning, waarop smeedijzeren kruis met vergulde windhaan.

Neogotisch kerkgebouw van 1907-08. Bouw van mergelsteen van Sibbe bij Valkenburg, met gebruik van hardsteen voor sokkel, afzaten, lekdrempels van vensters met afgeschuinde neg, kruisbloemen, druiplijsten, afwerking van grotendeels versneden en bij de luitingen van het koorgedeelte overhoekse steunberen, van aandaken met schouderstukken en van sacristie; geprofileerde daklijsten waarboven dito houten kroonlijsten met ijzerbeslag; verspringende zadel- en lessenaarsdaken (leien) met in totaal elf dakkapellen, analoog aan die van de toren; lelievormige ankers met gekrulde spie ter hoogte van de aandaken en krulankers met dito spie aan de zijkanten van de schouderstukken; smeedijzeren kruisen boven doopkapel, koor en nevenkoren. Westevel met spitsbogig hoofdportaal met van bewaard houtwerk, ijzerbeslag en beeldje van de Heilige Ursula onder een baldakijntje, door Thomas Watson (Achel), voorziene korfboogdeur in een grotendeels geprofileerde kwartholle omlijsting en ingeschreven in een spitsbogig spaarveld met dito omlijsting; bekronend spitsbogig vijflicht met drie- en vierpassen; in geveltop, vier gekoppelde lancetvenstertjes, waarvan de twee centrale opgenomen zijn in een Brugse travee; aan noordwesthoek van middenschip, aansluitende vijfzijdige traptoren met rechthoekige lichtgleuven en halfconische bedaking; aan noordwesthoek van noordelijke zijbeuk, twee op elkaar gestelde steunberen. Zijgevels van schip geritmeerd door steunberen, waartussen lancetvensters in de zijbeuken en spitsbogige tweelichten met driepas in de middenbeuk. Kleinere lancetvensters in de sluiting van de doopkapel. Zijpuntgevels van transept met steunberen op de hoeken en groot spitsbogig, van drie- en vierpassen voorzien vierlicht, met in de top een centraal smal rechthoekig venstertje bekroond met een spitsboogveld. Nevenkoren met analoge lancetvensters. Aan de zuidzijde, tussen transeptarm en zijkoor, ronde traptoren met rechthoekige lichtgleuven, smalle lancetvenstertjes bovenaan en conische bedaking met smeedijzeren bekroning. Inspringend koor met gelijkaardige drielichten in de sluiting. Sacristie met betraliede rechthoekige vensters, deels bolkozijnen, grotendeels voorzien van spitsboogvelden, en markerende schouw; lagere noordelijke aanbouw onder schilddak; doorgang naar kerk met vlakke bedaking en rechthoekige deur met afgeschuinde neg en negblokken.

Interieur: eerste bouwlaag van de toren onder bakstenen kruisribgewelf met zandstenen ribben. Interieur van bedehuis naar gotisch Brabants patroon. Tweeledige opstand van zandsteen, gevormd door een arcade en een lichtbeuk, geritmeerd door geprofileerde spitsbogige scheibogen op hardstenen zuilen met achtzijdig basement en dito knopkapiteel; bekronende lancetvensters, die onderaan uitlopen in tweeledig blind maaswerk. Middenbeuk overkluisd door middel van met bepleisterde en met decoratief rank-, bladwerk en sterren beschilderde kruisribgewelven, met ribben van mergelsteen, tussen spitsbogige gordelbogen, opgevangen door schalken met knopkapiteeltje en vijfzijdig, met bladwerk versierd basementje. Gelijkaardige overkluizing van de zijbeuken.

Kruisribgewelven boven transept en rechte koortravee, rustend op kraagstenen, voorzien van bladwerk en hoofden, laatstgenoemde ten oosten van de kruising. Straalgewelven boven de koorsluiting (met voorstelling van de drie goddelijke deugden), de doopkapel en de nevenkoren, opgevangen door analoge kraagstenen en schalken. Gelijkaardige scheibogen tussen kruising en transeptarmen, ten oosten rustend op kraagstenen met engelfiguren; analoge kraagstenen onder de orgeltribune, in de eerste travee en bij de overgang van transept naar zijkoren.

Mobilair uit de oude kerk: heden in de sacristie bewaarde schilderijen met de voorstelling van Christus en Onze-Lieve-Vrouw, toegeschreven aan Otto Van Veen (16de eeuw), alsook portret van pastoor Simons door Karel Theunissen van As (1907) en portret van pastoor Truyens († 1880); gepolychromeerde houten, deels van dito neogotische baldakijntjes en neogotische polychromie voorziene beelden van de Heilige Barbara (Limburg (?), omgeving van Jan van Steffesweert (?), 1520-30), Heilige Catharina van Alexandrië (Limburg, atelier van Jan van Steffesweert, 1510-20), Heilige Odilia (eind 16de of begin 17de eeuw), Heilige Antonius abt (eind 16de of 17de eeuw), Heilige Rochus van Montpellier (17de eeuw), Heilige Ursula (17de of begin 18de eeuw), Heilige Franciscus van Assisi (19de eeuw), Heilige Rochus van Montpellier (19de eeuw), Jezus aan het kruis (midden 19de eeuw, in toren) en tweede dito aan de triomfboog; van een apostelbank (?) afkomstige, houten beelden van twee apostelen, waarvan polychromie werd afgeloogd (Limburg, circa 1500-1510); eiken biechtstoel (midden 18de eeuw); gedemonteerde eiken preekstoel, waarvan enkel de kuip is bewaard met evangelistensymbolen en voorstellingen van Onze-Lieve-Vrouw met Kind en Jezus de Goede Herder die het schaap op de schouders draagt, door G. Vanderdonck (Grobbendonk, 1846); doopvont met hardstenen voetstuk voorzien van blazoen van Ovdaert de Bersacqves, burgemeester van Visé (1618), met roodmarmeren kuip en deksel (midden 19de eeuw); twee glasramen met de Heiligen Petrus en Paulus (1875); twee klokken van Wilhelmus en Jaspar Moer (1510), grote klok door de in Mechelen geboren Jan Zeelstman (1445), afkomstig van Westerhoven (Noord-Brabant) en aangekocht in de eerste helft van de 19de eeuw.

Neogotisch mobilair voor de nieuwe kerk: icoon op koper van Onze-Lieve-Vrouw van Attijddurende Bijstand in neogotische eiken omlijsting (in doopkapel); beeldhouwwerk van kapitelen en kraagstenen door Thomas Watson (Achel); hoogstwaarschijnlijk door het atelier Peeters (Antwerpen) uitgevoerd hoofdaltaar bestaande uit een marmeren altaartafel met retabel in verzilverd en verguld koper met voorstelling van het Offer van Abraham en Melchisedech, alsook op de tabernakeldeurtjes: afbeeldingen van de Tafel met de Toonbroden en het Manna uit de Hemel, waarboven een Calvarie; eiken dienstaltaar, mogelijk een aangepaste communiebank, afkomstig van de clarissen van Hasselt (waarvan ook een credenstafel werd gemaakt); twee zijaltaren van Onze-Lieve-Vrouw en de Heilige Brigitta, van marmer en verguld brons; fragmenten van communiebank van witte kalksteen en brons, ontworpen door V. Lenertz (Leuven, circa 1905?), met afbeelding van de Tafel met de toonbroden en de Pelikaan die zijn jongen voedt; deels gepolychromeerde, eikehouten biechtstoel (begin 20ste eeuw); eiken orgeltribune en dito orgelkast, laatstgenoemde naar ontwerp van V. Lenertz (ontwerp van 1907), met orgel van 1908 door Vermeulen uit Weert (Nederland), in 1965 hersteld en omgebouwd door L. Joris (Averbode); twee dito koorlezenaars, kerkstoelen, drie zitbankjes, drie priesterstoelen en twee neo-Lodewijk XVI knielbanken; figuratieve glasramen door het atelier A. Stalins (1908) met voorstellingen van onder meer Hemelvaart van Onze-Lieve-Vrouw, Nederdaling van de Heilige Geest, Christus in de glorie, Christus onder de schriftgeleerden, Vlucht naar Egypte, Opdracht van Jezus in de tempel en lijdenstaferelen van Christus; dito glasramen in sacristie met voorstelling van heiligen en decoratief glasraam in doopkapel; kruiswegstaties in olieverf op doek door J. Lecrenier (Luik, circa 1880), in neogotische eiken omlijstingen; decoratieve, polychrome tegelvloeren.

Buiten de kerk: twee hardstenen grafstenen met blazoen; twee hardstenen grafkruisen van Gysbertus Vliegen († 1752) en echtgenote Catharina Goosens († 1738), alsook van Jacobus Moonen († 1778), beide met voorstelling van Christus aan het kruis met doodshoofd; deel van hardstenen grafsteen van pastoor Dionysius Tossyns of Tossens († 1691).

  • Afdeling ROHM Limburg, Cel Monumenten en Landschappen, dossier nr. 2117.
  • 1000 jaar kerkelijke kunst in Limburg. Tentoonstelling uit het kunstpatrimonium van Belgisch en Nederlands Limburg, Hasselt, 1966, nrs. 212-213.
  • Dat Stedeken Peer, 26, 1995, p. 49.
  • Even kennismaken Peer, brochure, Peer, s.a., p. 5.
  • H. Martens, bouwmeester, Stevoort, 1983, p. 21, 23-24, afb.
  • Laat-gotische beeldsnijkunst uit Limburg en Grensland, (tent.cat.), St.-Truiden, 1990, p. 8, 17, 102-111, afbn.
  • De zeven torens, 1, 1, 1986, p. 2-28; 1, 2, 1986, p. 19-28, afbn.; 4 1989, p. 74; 7, 1992, p. 30; 13, 1998, p. 35-38; 14, 1999, p. 36-39, 99-102, afbn.; 15, 2000, p. 26 e.v., 50-51, 82.
  • COENEN J., Kempische kerken. Kantons Bree en Peer, Hasselt, 1936, p. 36,49.
  • DANIËLS P. & PAQUAY J. (red.), Oudheidkundige inventaris der kunstvoorwerpen in kerken en openbare gebouwen, 6. Kanton Peer, Hasselt, 1928, p. 16-18
  • de BORCHGRAVE d’ALTENA J., Het kerkelijk meubilair in de Limburgsche kempen, in Verzamelde Opstellen uitgegeven door de Geschied- en Oudheidkundigen Studiekring te Hasselt, 12, 2, 1936, p. 183: i.v.m. beeld van St.-Barbara).
  • DE C.G., red., Het orgelbezit in de provincie Limburg, in Kunst en oudheden in Limburg, 16, St.-Truiden, 1976, p. 184, ill. 18 op p. 295.
  • DIRIKEN P., Geogids Peer, s.l., 1996, p. 10, 41, 44-45, afb. op p. 43.
  • DRIESEN W., Neogotiek Limburg, in Vlaanderen, 35, 1986, p. 29.
  • DRIESEN W., Neogotische bouwkunst in Limburg: van pittoreske spitsbogen naar een katholieke huisstijl, in Ons Heem, 40, 1986, p. 126.
  • DUSAR A., Limburgs kunstbezit. Van prehistorie tot classicisme, Hasselt, 1970, p. 137, 138, 139, 143, 183, 184, 217, 228, ill. 182 op p. 103.
  • GEUKENS B., Fotorepertorium van het meubilair van de Belgische bedehuizen. Provincie Limburg. Kanton Neerpelt, Brussel-St.-Truiden, 1977, p. 40-42.
  • REMANS A., Enkele gegevens over Keine-Brogel (16de en 17de eeuw), in Album Dr. M. Bussels, Hasselt, 1967, p. 475.
  • ROBYNS O., De groote verkeerswegen in Limburg voorheen en nu, in Limburg, 15, 1933-1934, p. 228-239, 243-249.
  • VERMEULEN G., De Limburgse Sint-Antonius-abt kroniek anno 1992, in Antoniana, 1992, p. 150, afb. van St.-Antoniusbeeld.
  • VERPOEST L., Architectuurgids neogotiek in België, Antwerpen-Baarn, 1989, p. 106, afb.
  • VERPOEST L., Neogotiek in Limburg, werkdocument 5/001 van Studiedag neogotiek in Noord-Limburg, Lommel, 9 juni 1990, p. 6, 11.

Bron: PAUWELS D. 2005: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Provincie Limburg, Arrondissement Maaseik, Kanton Peer, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 19n3, Brussel - Turnhout.
Auteurs:  Pauwels, Dirk
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Je kan deze tekst citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Parochiekerk Sint-Ursula met kerkhofmuur [online], https://id.erfgoed.net/teksten/80783 (geraadpleegd op ).