Ten westen van het Paggersveldpad gelegen hoeve. Ten westen door drie oude linden en een kastanjelaar beschaduwde, circa twintig jaar leegstaande, vervallen en deels ingestorte, gesloten hoeve De Paggers, van 1780, confer jaartal van gesinterde baksteen in de oostelijke geveltop van het woonhuis, doch mogelijk ouder in kern, daar op deze plek op de Ferrariskaart (1771-77) al een langgestrekt element voorkomt, met ten zuiden een parallel losstaand dito bouwsel en nog meer ten zuiden een haaks losstaand element. In de Atlas van de Buurtwegen (1845) komt het complex in zijn huidige configuratie voor met een kleine, heden verdwenen noordelijke aanbouw aan het woonhuis.
Met gewone en krulankers met dito spie verankerde baksteenbouw onder al dan niet manke zadel- en lessenaarsdaken (Vlaamse pannen), eerstgenoemde doorgaans tussen aandaken met vlechtingen; deels bewaard houtwerk. Het complex bestaat uit een dwarsschuur ten noorden, een parallelle vleugel met ordonnantie: woonhuis-stal ten zuiden, een rechthoekige poort onder houten latei ten westen en een dito poort ten oosten, alles geschaard rondom een vooral door vlierstruiken overwoekerd erf.
Woonhuis met enkelhuisopstand; drie traveeën en één bouwlaag onder in 2001 deels ingestort dak (nok evenwijdig aan de straat); rechthoekige, deels aangepaste muuropeningen op hardstenen en houten lekdrempels, deels onder houten lateien. De oostelijke zijpuntgevel met betralied getoogd keldergat, waarboven opkamer, beneden eertijds beluikte vensters (confer ogen en één bewaard luik bij opkamer), deur in houten kozijn en jaartal 1780 van gesinterde baksteen in de geveltop. Achtergevel met korfboogdeur van een rollaag en een platte laag en twee beluikte vensters. Ronde bakstenen waterput achter het woonhuis.
Ten zuiden, haaks aansluitend, lager, door twee oude acacia's beschaduwd bakhuis met deels betraliede, deels beluikte, muuropeningen in houten kozijnen en aansluitende lagere bakoven. Ten westen aansluitende stallen met rechthoekige muuropeningen, grotendeels onder houten lateien, en noordelijke aanbouw; westelijke zijpuntgevel met rechthoekig uilengat en later aangebouwde stallen; achtergevel met betralied venster in houten kozijn en aangebouwde stallen onder doorlopend dakschild.
Interieur: zogenaamd huus met bewaarde schouw en beschilderde, bepleisterde troggewelfjes; kamer ten zuiden met tekening van een bokkenrijder op de muur.
Dwarsschuur aan straatzijde met rechthoekige poort onder houten latei met flankerende gebintstijlen, verwijzend naar de voormalige vakwerkbouw, een paar venstertjes onder dito latei, waarvan één betralied in de oostelijke zijpuntgevel, en een tweetal luiken in houten kozijnen; westelijke zijpuntgevel met twee rechthoekige lichtgleuven en achteraan aansluitend dienstgebouwtje; erfzijde met overhoekse muizentand en drie rechthoekige poorten. Een interieur met twee dwarse binnenmuren van vakwerk met lemen, deels bakstenen vullingen.
Aan het Paggersveldpad, ten zuiden van de toegangspoort tot het erf, iets latere bakstenen muur, confer bouwnaad met woonhuis, met verankerde korfboogdeur van een dubbele rollaag en een platte laag.
- B.P.A. "Herwaardering oude landbouwnederzettingen". Selectie van sites op te nemen in de eerste fase van het B.P.A., onuitg. studie, Peer, 2001, nr. KB 22, afbn.
- De zeven torens, 2, 1987, fig. 2 op p. 70.