Deze hoeve is een vrij gaaf bewaard voorbeeld van een Kempische langgestrekte hoeve, waarvan de kern teruggaat tot de eerste helft van de 19de eeuw.
Historiek
De voormalige hoeve werd volgens literatuurbron gebouwd door Jan Theodoor Tielen (° 1813) en Henrica Bleukx, molenaarsdochter van de Kleine Molen in Overpelt, aan de grens met Kleine Brogel. De hoeve ligt in het gehucht Zavel, dat ten noordoosten van de dorpskern is gesitueerd en dat in de loop van de 18de – 19de eeuw tot een kleine nederzetting uitgroeide. In de Atlas van de Buurtwegen (1845) is de hoeve aangeduid als een langgestrekt gebouw, met twee heden verdwenen, losstaande haakse eveneens langgestrekte elementen ten oosten, waartussen een weg liep. De noordelijke tuitgevel vertoont de jaartalankers 1870, mogelijk verwijzend naar een latere verbouwing of een complete heropbouw. Daar de boerderij reeds voorkomt in genoemde Atlas, is een datering van de kern in de eerste helft van de 19de eeuw te situeren. Het parallelle dienstgebouw ten oosten, niet aangeduid in deze cartografische bron, dateert derhalve van de tweede helft van de 19de eeuw.
Ten oosten van de hoeve loopt een kleine veldweg, al aangeduid in de Atlas van de Buurtwegen (1845). In de omgeving van de hoeve, ten zuidoosten ervan, bevindt zich een leegstaande voormalige langgestrekte hoeve, volgens buurtbewoner van 1910.
Beschrijving
De hoeve ligt in woongebied met landelijk karakter.
De hoeve is aan de straatzijde voorzien van een ijzeren hek tussen bakstenen pijlers. De hoeve is alleenstaand en was een oorspronkelijk alleenstaande, langgestrekte hoeve en tweewoonst, met ordonnantie: dwarsschuur, stal, woonhuis, van acht traveeën en één bouwlaag onder zadeldak. De nok staat loodrecht op de straat en het dak heeft mechanische pannen. Het zadeldak bevindt zich tussen gecementeerde aandaken met vlechtingen, schouder- en topstukken. Zoals doorgaans in de Kempen, bevindt de koeienstal zich tussen woonhuis en dwarsschuur, om het voederen van het vee vanuit het woonhuis te vergemakkelijken. De verankerde baksteenbouw werd recent opnieuw gevoegd en het houtwerk werd overal vernieuwd. Voor- en achteraan bevinden zich aflijnende overhoekse muizentanden. Het gebouw heeft beluikte rechthoekige muuropeningen op hardstenen lekdrempels. De dagkanten van de linkerdeur zijn gecementeerd. De staldeur is tot een venster omgevormd. De schuurpoort onder houten latei bleef behouden. In de door een notelaar beschaduwde, eertijds blinde zuidelijke tuitgevel is recent een benedenvenster aangebracht. De achtergevel bezit twee rechthoekige keldergaten en analoge vensters op deels vernieuwde hardstenen lekdrempels.
Ten oosten treft men een parallel dienstgebouw aan met mogelijke ordonnantie: stal, dwarsschuurtje, bakhuis (met bewaarde bakoven) en varkenshok. Het betreft een met een analoge muizentand afgelijnde, verankerde baksteenbouw op gecementeerde plint onder zadeldak (mechanische pannen) tussen dito aandaken. De rechthoekige muuropeningen, waaronder enkele staldeuren, bevinden zich deels onder houten lateien. Achteraan, ten oosten, werd in een later stadium een stal onder lessenaarsdak (golfplaten) aangebouwd.
Het interieur van het woonhuis omvat een centrale gang met aan weerszij kamers, waarin bepleisterde en beschilderde moerbalken en troggewelven te vinden zijn. Woonhuisvleugel en parallel dienstgebouw behielden elk hun origineel gebint.
CUYVERS J. De familie Tielen te Kleine-Brogel, De zeven torens 6. 1991, 54.
PAUWELS D. Bouwen door de eeuwen heen. Inventaris van het cultuurbezit in België. Architectuur. Deel 19n3. Provincie Limburg, Arrondissement Maaseik, Kanton peer, Turnhout, 2005, 339-340.
Bron: Beschermingsdossier DL002550, 11 Hoeves en 2 dorpsgezichten (digitaal dossier) Datum: De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)