Stenen Molen ()

De Stenen Molen of Klockemolen is gelegen langs de historische hoofdweg Avelgemstraat. Hij werd in 1798 – het bouwjaar is in sierlijke baksteen aangebracht op de kuip – gebouwd aan het uiteinde van de toenmalige dorpskom, op 300 meter van de kerk. De meest gangbare benaming "Ste(n)en Molen" is reeds aangeduid op de Vandermaelenkaart (rond 1850). De windvang vormde een probleem voor de bakstenen grondzeiler, en vermoedelijk rond 1890 werd hij verhoogd tot een stellingmolen. In de plaats van een houten of ijzeren stelling, kwam er een bakstenen molenomgang met sierlijk portaal rondom de benedenverdieping van de romp. De uitzonderlijke typologie met klokvorm die zo ontstond, wordt vermoedelijk weerspiegeld in de benaming Klockemolen in de volksmond. De Stenen Molen vormt - samen met de ongeveer 300 meter westelijker gelegen Houten of Mortiersmolen (Tweemolenstraat) – nog de enige getuige van het tiental windmolens dat Zwevegem ooit telde. Beide molens zijn niet toevallig gelegen op een hoogte van 32 meter (kerk gelegen op 26 meter).

Het grote, veelzijdige hoekperceel van de Stenen Molen is gevat tussen de Avelgemstraat, de Acacialaan ("chemin nr. 26" op de Atlas der Buurtwegen, rond 1845), de latere Tweemolenstraat en het ten zuiden aansluitende, onbebouwde tuinperceel. De molen neemt de zuidwestelijke hoek van het deels omhaagde (liguster) en verder onbebouwde (grasperken) perceel in. Ten noordwesten van de molen loopt de gekasseide molenweg (parallel met de Avelgemstraat) naar de poort van de molen. Op de smalle strook tussen deze oprit en de Avelgemstraat bevond zich tot het midden van de 20ste eeuw de kleine en lage molenaarshoeve.

Historiek

In 1798 bouwden Jan de Kimpe en dokter Jan Ferdinand de Bal uit Zwevegem de Stenen Molen. Volgens de kadastrale legger betaalden zij in 1801 nog geen belastingen voor de recent gebouwde molen. In de Franse Tijd werd het bouwen van molens geliberaliseerd. De afschaffing van het octrooi om een molen te mogen bouwen en ook het opheffen van ambachten, zoals dit van metsers en molenaars, vereenvoudigde dergelijke projecten. Een merkwaardig gegeven voor deze periode is dat er in de Stenen Molen enkele 16de-eeuwse grafzerken van priors van het Kortrijkse klooster van Sion bewaard zijn in de vloerbedekking. Dit klooster was een jaar eerder, in 1797, door de Fransen afgeschaft. Kenmerkend voor vroege molenrompen (einde 18de eeuw – eerste helft 19de eeuw) zijn de muuropeningen in vier registers boven elkaar gesteld. De windvang voor deze bakstenen grondzeiler vormde mogelijk al vlug een probleem. Het primitief kadasterplan (rond 1835) toont heel wat bebouwing dicht bij de molen. Latere prentbriefkaarten geven lage (arbeiders)woningen aan in de omgeving. Vermoedelijk rond 1890 werd de grondzeiler dan ook verhoogd tot een stellingmolen. De inscriptie "Gustaf / Deconinck / M / Deerlijk/ 1890" op de bovenkant van de koningsspil in het verhoogde deel van de molenromp vormt een aanwijzing voor deze datering. Bij de verhoging van de molenromp werden aan de vensterregisters bovenaan oculi toegevoegd. Aan de zuidzijde kreeg de molenomgang ook een oculus. Blijkens een prentbriefkaart was de molenomgang boven de getoogde vensters nog voorzien van bovenlichtvensters (later dichtgemetseld, bouwsporen vermoedelijk niet meer leesbaar).

Mogelijk werd de graanmolen pas bij de verhoging tot stellingmolen en uitbreiding met een bakstenen molenomgang ook uitgerust als olieslagerij. De oliemolen omvatte twee koppels rondgaande, verticaal draaiende pletstenen of kollergangen en een slagwerk met drie laden met stampers of heien. Om olie te winnen uit oliehoudende zaden (zoals lijnzaad) werden deze geplet met de pletstenen en geperst met het heiwerk. Eén kollergang was centraal in de molen opgesteld, een tweede in de molenomgang. Er was ook een builmolen op de benedenverdieping. Molenaar François Vercleyen (1909-1926) brak een koppel pletstenen en het heiwerk uit. Het interieur van de molen toont vandaag geen sporen meer van de met de wind aangedreven oliewinning. Links en rechts van de toegangspoort zijn wel twee imposante pletstenen opgesteld (sinds de restauratie van 1990-1994 liggen deze op de grond). Ze vormen belangrijke relicten van de gecombineerde olie- en graanmolenfunctie. Verder was er op de begane grond ook een haverpletter en een graanreiniger. Vanaf de bovenliggende meelzolder werden haver en graan in deze machines gegoten. De molenomgang werd verder ook gebruikt voor de stockage van graan. Op de steenzolder waren er drie koppels maalstenen.

De opeenvolgende molenaars gingen de concurrentiestrijd met de opkomende mechanische maalderijen aan met alternatieve energiebronnen en verbeteringen aan de wieken. Op het einde van de 19de eeuw of rond de eeuwwisseling (molenaar Lambrechts, vóór 1902) werd ten noorden van de molen een stoommachine gebouwd om het binnenwerk van de molen mechanisch aan te drijven. In het aansluitende grasperk is de natuurstenen (?) funderingsplaat van de stoommachine bewaard. Het gebouwtje onder lessenaarsdak was tegen de molenomgang aangebouwd. De bijhorende schoorsteen vormde een beeldbepalend element bij de molen. Rond 1928 verving molenaar Gustaaf Derycke de stoommachine door een elektrische motor in de molenomgang (met behoud van de overbrengingsas van de stoommachine). In 1929-1930 werden ook de aanbouw en de schoorsteen afgebroken. Ook aan de wieken werden verbeteringen aangebracht. In 1909 was reeds één houten ‘pestelroede’ vervangen door een geklinknagelde metalen roede van het Ruddervoordse bedrijf Verhaeghe. Rond 1929 verving molenaar Derycke ook de tweede roede door een Verhaegheroede. In 1935 werden de wieken voorzien van het midden jaren 1920 in Nederland geïntroduceerde wiekverbeteringssysteem met gegalvaniseerde zinken of aluminiumplaten van A.J. Dekker. Een brand in 1945 kon vlug bedwongen worden, en beschadigde enkel de plankenvloeren. In de daaropvolgende jaren werd een moderne cilindermolen geplaatst, die zowel met de wind als met de elektromotor kon worden aangedreven. Hierbij moest de vloer van de meelzolder verlaagd worden tot onder het niveau van de stelling. Ook de tweede kollergang en de traditionele maalgangen werden uitgebroken. Rond 1948 werd de cilindermolen uitgebreid van vier naar zes passages, waardoor de koningsspil onder de zolder van de steenzolder moest worden afgezaagd. Met de wind malen was nu onmogelijk. De mechanisch maalderij bleef in werking tot de verkoop van de inboedel in 1959.

In 1955 werd de Brusselse vzw De Vrienden van de Koninklijke Commissie voor Monumenten en Landschappen eigenaar van de sinds 1942 als monument beschermde molen. In 1958 (en mogelijk ook in 1963) herstelde deze vereniging de buitenzijde van de molen. Hierbij werd het wiekenkruis vervangen door de roeden van een molen uit Werken. De verdekkering werd vervangen door traditionele windplanken. Sindsdien bleef het wiekenkruis van de non-actieve molen steeds naar het oosten gekeerd, ongeveer boven de monumentale toegang in de molenomgang. In 1979-1980 liet de gemeente - vanaf 1974 eigenaar door schenking - dringende instandhoudingswerken uitvoeren. Ook na de restauratie in 1990-1995 (firma Cottenier uit Aalbeke, architect Paul Windels) kon de molen niet opnieuw gekruid worden of draaien. Wel werd de kap hersteld en kwamen er nieuwe wieken (gelaste roeden van Derckx Konstruktie uit het Nederlandse Wessem), een nieuwe staart, spruit en trekarmen. Het baksteenmetselwerk werd hersteld en – naar het traditionele, ruim met foto’s en prentkaarten geïllustreerde beeld – opnieuw witgeschilderd. In het interieur werd het onderste deel van de koningsspil opnieuw aangebracht.

Na het stopzetten van de mechanische maalderij (1959) begon een moeilijke zoektocht naar een duurzame (her)bestemming voor het monument. Periodiek werden er tentoonstellingen gehouden en rond 2000 was de Stenen Molen even de locatie van een Wereldwinkel en een kunstproject. In 2016 werd een beheersplan opgemaakt met het oog op onderhoud, herstel en restauratie van de molen. Vanaf 2014 waren er plannen voor een nieuwe restauratie van de molen. De wieken liepen schade op door een storm in februari 2016. In 2019 werd een nieuwe restauratie opgestart (Adriaens Molenbouw uit Weert, Nederland, architect Paul Groen). De kap, de wieken en de staart werden verwijderd. In februari 2020 werden de herstelde kap (bewaarde gietijzeren askop) en staart teruggeplaatst.

Beschrijving

De hoge bakstenen molenromp (hoogte 17,20 meter) is op de begane grond omringd door de molenomgang (hoogte ongeveer 5,50 meter), waardoor de kenmerkende klokvorm ontstaat. Even kenmerkend is de witgekalkte baksteenbouw boven zwart geschilderde plinten (baksteenformaat 22 x 10 x 6 cm). Het metselwerk is verstevigd met diverse types metalen muurankers. Traditioneel waren ook de strekken van de vensters, de omlijstingen van de oculi en de ankers zwart geschilderd. De stellingmolen is gevat onder een gebroken kap met wolfsdak, geprofileerde voor- en achterbaard. De nok is aan de staartzijde bekroond met een makelaar en een windwijzer (wapenschild Zwevegem ter vervanging van haantje). De kap is gedekt met gekloven eikenhouten schaliën. De brede dakoverstek rust op geprofileerde houten modillons.

De molenomgang van anderhalve bouwlaag is aan de oostzijde opengewerkt door een monumentale poort. De korfboogpoort is gevat in een rondbogig boogveld in een geblokte omlijsting. Dit portaal in blauwe of gesinterde klompjes (klein baksteenformaat 14-15 x 6-7 x 3-3,5 cm) is geflankeerd door dito vlakke pilasters. Deze pilasters zijn ontdubbeld in witgeschilderde geblokte pilasters van gewoon baksteenformaat. Boven de poort is er een nis in een omlijsting van dito kleine steentjes. Fotomateriaal en de recentere steentjes geven aan dat deze nis een vroeger bovenlicht vervangt. De oude eikenhouten vleugelpoort bewaart de ijzeren handkruk, het dito slotplaatje en een kattengat. Aan de westzijde worden de witgeschilderde geblokte pilasters herhaald, aan weerzijden van een venster. De afwijkende vorm van dit venster en de afwezigheid van diefijzers wijzen op een vroegere toegang. De brede getoogde vensters van de molenomgang (vijf oorspronkelijke vensters) zijn gevat in een verdiepte omlijsting onder strek. Ze zetten aan op een brede bakstenen afzaat. De geschilderde houten schuifvensters met kleine roedeverdeling zijn voorzien van verticale diefijzers. In het metselwerk zijn de ijzeren luikduimen van vroegere luiken verankerd. Aan de zuidzijde steekt een oculus in een kopse omlijsting. Het ijzeren raam met diagonale roedeverdeling is beveiligd met diefijzers. Boven een blinde halve verdieping kraagt de molenomgang met enkele kopse baksteenlagen uit. Daarboven kraagt nog eens het betonnen platform van de stelling uit. Daartussen zit een zwart geschilderde metalen band waarop de ijzeren wielen van het kruiwerk lopen. De stelling - van waarop de wieken gezeild en de molenkap gekruid worden - is afgeboord met een gietijzeren balustrade. Het gietijzeren kruiwerk is bewaard. Onder de balustrade zitten de ijzeren ‘kikkers’ waarin de kruiketting haakt.

Op de benedenverdieping is de molenromp – de oorspronkelijke buitenmuur - onder meer doorbroken door twee korfbogige muuropeningen onder geprofileerde waterlijst. Deze korfbogen vormen de vroegere toegangen tot de molen, die later omringd werd met de molenomgang. Er is ook een latere, rechthoekige doorgang. Boven de stelling is de molenromp opengewerkt door vier registers van boven elkaar gestelde getoogde deuren en vensters in een verdiepte omlijsting. Deze smallere muuropeningen geven het niveau van de eerste zolder (meelzolder met houten vleugeldeuren naar de stelling), de tweede zolder (steenzolder met houten schuiframen met kleine roedeverdeling, oorspronkelijk wellicht zonder luiken), de derde zolder (dito ramen met luiken) en de later toegevoegde vierde zolder (beglaasde oculi) aan. Links en rechts van het venster van de tweede zolder (boven de poort van de omgang) is het jaartal "17 / 98" aangebracht in koppen van blauwe of gesinterde klompjes (vooruitspringend metselwerk). Deze kleine baksteentjes hebben mogelijk hetzelfde formaat als de poortomlijsting in de molenomgang.

Interieur. Aan de binnenzijde van de romp zijn enkele nissen bewaard, onder meer een naar boven toe versmallende kaarsnis. De omgang – net zoals het volledige interieur witgekalkt - is binnenwerks 2,30 meter breed. De overspanning door bakstenen tongewelven op ijzeren I-balken wordt afgewisseld met recentere betonnen, vlakke gewelven tussen dito I-balken. In de vloer van de omgang zijn de 16de-eeuwse grafzerken van het klooster van Sion bewaard. De vensters van de omgang zijn aan de binnenzijde gevat onder lateien. In de romp steken boven de begane grond enkele houten moerbalken die elkaar kruisen. Op de kruising rust de herstelde koningspil (om doorbuiging te vermijden ondersteund door een balk vanaf de grond).

Op de zolders is er telkens een kruising van meerdere houten moerbalken. In het metselwerk zijn deze balken soms ondersteund met ijzeren I-profielen. Op de tweede zolder (steenzolder) is één gedemonteerde molensteen bewaard. De oorspronkelijke koningsspil is er op circa één meter van de zoldering afgezaagd. Het houten sterwiel rond de koningspil is bewaard. Naast de verdwenen molenstenen dreef dit ook het bewaarde sleepluiwerk aan (luiwiel met autoband ter vervanging van kamwiel). Op de derde zolder is de as met vier handspaken - voor het uittrekken van de staakijzers - bewaard. Op de verhoogde kapzolder bevindt zich het zwaardere bovendeel van de koningsspil met inscriptie "Gustaf / Deconinck / M / Deerlijk/ 1890" (net onder de zoldering van de derde zolder sluit het vermoedelijk oudere en smallere deel van de spil aan via een liplas). De zetelkapconstructie, vermoedelijk van rond 1890, is intact bewaard. Bij dit zetelkruiwerk wordt de molenkap gedragen door centrale ringen en door kruirollen (drie aan de kop, twee aan de staart, telkens vier aan de zijkanten) die op een houten kruivloer op de rand van de molenromp lopen. Het vangwiel telt 52 kammen. Het kroonwiel bovenaan de spil telt 34 kammen. De oculi op de kapzolder zijn aan de binnenzijde voorzien van een houten raampje en gevat in een steekboognis.

  • Afdeling Ruimtelijke Ordening, Huisvesting en Monumentenzorg West-Vlaanderen, Cel Monumenten en Landschappen, archief nummer W/00716.
  • Rijksarchief Kortrijk, Gemeentearchief Zwevegem, nummer 364 (kadastrale legger 1801).
  • BATAILLE J., DEMEULENAERE H., VROMAN S. & DELOOF J. 1994: Onze molens nu en toen. Heestert, Moen, Otegem, Sint-Denijs en Zwevegem, Kortrijk, 29-40.
  • CORNILLY J. 2001: Monumentaal West-Vlaanderen. Beschermde monumenten en landschappen in de provincie West-Vlaanderen. Deel 1. Arrondissementen Ieper, Kortrijk, Roeselare, Tielt, Brugge, 241.
  • DENEWET L. 1998: Dubbel eeuwfeest voor de artistieke Stenen Molen van Zwevegem, Werkgroep West-Vlaamse Molens vzw 14.4, 178-179.
  • DEVLIEGHER L. 1984: De molens in West-Vlaanderen, Kunstpatrimonium van West-Vlaanderen, deel 9, Tielt-Weesp, 432-433.
  • DEVYT C. 1966: West-Vlaamse windmolens. Inventaris volgens de toestand op 1 januari 1965, Brugge, 123.
  • S.N. 1977: Oud Sweveghem, Zwevegem, afbeelding 18.
  • VANDENBERGHE L. 2016: Zwevegem – Stenen molen. Stormen treffen kwetsbare molen, Molenecho's XXXXIV.1, 19-20.
  • VANNESTE P. & DENEWET L. 1992: De gerestaureerde Klockemolen van Zwevegem, Molenecho's XX.2, 64-73.
  • VROMAN S. 1995: De stenen molen van Zwevegem: meer steen dan molen, Molenecho's XXIII.1, 20-27.

Auteurs:  De Gunsch, Ann; Vanneste, Pol; De Leeuw, Sofie
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Je kan deze tekst citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Stenen Molen [online], https://id.erfgoed.net/teksten/360111 (geraadpleegd op ).


Klockemolen ()

Windmolen zogenaamd "Stenen Molen" of "Klockemolen".

De stenen molen wordt gebouwd in 1798 zie verhoogd metselwerk op de kuip ter hoogte van tweede zolder, vermoedelijk in opdracht van Jan de Kimpe en Jan de Bal. Oorspronkelijk een grondzeiler, die vermoedelijk tijdens de tweede helft van de 19de eeuw verhoogd wordt om de windvang te verbeteren. De muren worden tot aan de stelling opgemetseld tot een omgang.

De molen wordt aanvankelijk ingericht als korenmolen en haverpletter, later olieslagmolen. Op het einde van de 19de eeuw wordt ten noordwesten van de molen een gebouwtje met bijhorende schoorsteen opgetrokken waarin een stoommachine wordt geplaatst, zie oude prentbriefkaart. In de molen wordt het slagwerk met drie laden en persen uitgebroken alsook de platstenen onder de gaanderij. Omstreeks 1927 wordt de stoommachine uitgebroken en vervangen door een elektrische motor onder de gaanderij die werd aangesloten op de aandrijvingsas van de vroegere stoommachine. In 1929-1930 worden het gebouwtje voor de stoommachine en de schoorsteen afgebroken. Na 1945 wordt voor de installatie van een nieuwe cilindermolen met zes passages het binnenwerk grotendeels verwijderd. De vloer van de meelzolder wordt verlaagd. In 1949 wordt de koningsspil of standaard schuin afgezaagd. Er wordt nog enkel mechanisch gemaald. In 1957 wordt de molen naar het oosten gekeerd. In 1958 wordt de buitenzijde van de molen hersteld in opdracht van de Brusselse vzw De Vrienden van de Koninklijke Commissie voor Monumenten en Landschappen, sinds 1955 eigenaar. De resten van de verdekkering worden verwijderd en de roeden van de molen van Werken worden ingebracht en komen er weer traditionele windplanken. De mechanische maalderij blijft in werking tot 1959. De gemeente, die door schenking vanaf 1974 eigenaar is, laat in 1979-1980 dringende instandhoudingswerken uitvoeren zoals onder meer het herstel van de wieken. Tussen 1990 en 1995 vinden twee restauratiefases plaats, die echter geen maalvaardige molen opleveren. Onder meer het onderste deel van de koningsspil wordt opnieuw aangebracht.

Bovenkruier met witgekalkte bakstenen romp (22 x 10 x 6), van het type stellingmolen, onder gebroken kap met wolfsdak, bedekt met gekloven eikenhouten schaliën. Stenen galerij met monumentale poort geflankeerd door geblokte pilasters ook voorkomend aan de kleine, heden tot venster omgevormde ingang aan de achterzijde. Molenromp doorbroken door twee korfboogingangen met geprofileerde waterlijst ter hoogte van de benedenverdieping, vandaag niet zichtbaar door omgang (2,30 meter breed binnenwerks), afgedekt door tongewelfjes op ijzeren I-balken.

Interieur: Twee 16de-eeuwse grafzerken van priors van het voormalig klooster van Sion in Kortrijk, door de Fransen in 1797 afgeschaft, verwerkt in vloerbedekking. Tegen de muur liggen twee pletstenen.

Eerste, tweede en derde zolder opengewerkt met boven elkaar geplaatste segmentboogvensters, daarboven ovale vensters, aan de binnenzijde gevat in een segmentboognis.

Tweede zolder herbergt één maalsteen. De koningsspil, met opschrift "GUSTAF / DECONINCK / M / DEERLYK / 1890", is op circa 1 meter van de zoldering afgezaagd; sleepluiwerk. As met vier handspaken, voor het uittrekken van de klauwijzers, op de derde zolder. Kapzolder met interessante zetelkapconstructie van circa 1890 (zie verbouwing van de molen en inscriptie), waarbij de draaibare bovenzetel van de kap door middel van een doorboorde zetelkoker rust en draait op de vaste onderzetel van de kap. Kruirollen: 3 (aan de kop), 2 (aan de staart), 4 en 4 (aan de zijkanten); bovenwiel met 52 kammen en kamwiel met 34 kammen.

  • Afdeling Ruimtelijke Ordening, Huisvesting en Monumentenzorg West-Vlaanderen, Cel Monumenten en Landschappen, archief nummer W/00716.
  • BATAILLE J., DEMEULENAERE H., VROMAN S., DELOOF J. 1994: Onze molens nu en toen. Heestert, Moen, Otegem, Sint-Denijs en Zwevegem, Kortrijk, 29-40.
  • CORNILLY J. 2001: Monumentaal West-Vlaanderen. Beschermde monumenten en landschappen in de provincie West-Vlaanderen. Deel 1. Arrondissementen Ieper, Kortrijk, Roeselare, Tielt, Brugge, 241.
  • DEVLIEGHER L. 1984: De molens in West-Vlaanderen, Kunstpatrimonium van West-Vlaanderen, deel 9, Tielt-Weesp, 432-433.
  • DEVYT C. 1966: West-Vlaamse windmolens. Inventaris volgens de toestand op 1 januari 1965, Brugge, 123.
  • S.N. 1977: Oud Sweveghem, Zwevegem, afbeelding 18.
  • VANNESTE P. & DENEWET L. 1992: De gerestaureerde Klockemolen van Zwevegem, Molenecho's 20, 64-73.
  • VROMAN S. 1995: De stenen molen van Zwevegem: meer steen dan molen, Molenecho's 23, 20-27.

Bron: DE GUNSCH A. & DE LEEUW S. met medewerking van CALLENS T. 2006: Inventaris van het bouwkundig erfgoed, Provincie West-Vlaanderen, Gemeente Zwevegem, Deelgemeenten Zwevegem, Heestert, Moen, Otegem en Sint-Denijs, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen WVL26, onuitgegeven werkdocumenten.
Auteurs:  De Gunsch, Ann; De Leeuw, Sofie
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Je kan deze tekst citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Stenen Molen [online], https://id.erfgoed.net/teksten/80841 (geraadpleegd op ).