Heimolen ()

De Heimolen in Keerbergen is een vroeg-18de-eeuwse korenmolen, van het type houten standaard- of staakmolen met open voet.

Historiek

De Heimolen is de enig overgebleven en oudste molen van de minstens drie standaardmolens die ooit in Keerbergen stonden. Op basis van een verkoopakte blijkt dat in Keerbergen al zeker sinds 1330 een windmolen stond die door hertog Jan (III) van Brabant verkocht werd aan zijn neef Lodewijk van Berlaer, heer van Helmond. Archiefstukken uit de daaropvolgende eeuwen bevestigen het bestaan van een windmolen die zeker vanaf het eerste kwart van de 15de eeuw eigendom was van de heren en vrouwen van de heerlijkheid Keerbergen. Uit attestaties van 1633 en 1640 kan afgeleid worden dat de windmolen toen op de Grote Heide stond, ongeveer één kilometer oostzuidoost van de huidige locatie van de molen, op de Popp-kaart (1842-1880) aangeduid als “de Oude Meulenberghen” waarbij het cirkelvormige perceel met nummer 127 (momenteel Valkeniersdreef 4 en Lijsterdreef 5-7) de voormalige molenberg is. In 1675 werd de molen geplunderd tijdens de Hollandse Oorlog (1672-1678).

Het jaartal 1706 dat in één van de loeten van het voorwiel is gebeiteld, verwijst waarschijnlijk naar het begin van een huurcontract van een nieuwe molenaar en dus niet naar de oprichting van de molen, zoals lange tijd aangenomen werd. Omdat de molen onvoldoende wind kon vangen en moeilijk te bereiken was vanuit het dorp, werd hij in 1722 overgebracht naar de Molenberg waar hij nog steeds staat. De Ferrariskaart toont de molen op zijn huidige locatie, ten oosten van de dorpskern, in een onbebouwde en open omgeving. Bij die verplaatsing werden onder andere de standaard (inscriptie “IFI 1720”, waarbij IFI vermoedelijk de initialen zijn van de molenmaker) en de erop gelegen steenbalk vernieuwd.

In 1923 kocht de Désiré Van Herck de molen van de erfgenamen du Val de Beaulieu waardoor na meer dan 500 jaar een einde kwam aan het adellijk bezit van de molen. Hij was ook de laatste professionele molenaar op deze molen. De oudste, gekende molenaarswoning van de Heimolen is die aan Berkendreef 11-15 die vermoedelijk uit de late 18de eeuw dateert. In de 19de eeuw werd een nieuwe molenaarswoning in gebruik genomen ter hoogte van Molenstraat 48. De laatste professionele molenaar Désiré Van Herck bouwde tijdens het interbellum de woning aan de Molenstraat 37.

Tot viermaal toe, in 1920, 1926, 1950 en 1955 werd de molen door de bliksem getroffen. De molen had ook te lijden van de twee wereldoorlogen, onder andere in 1944 door een V1 (vliegende bom). De molen geraakte na de Tweede Wereldoorlog stilaan in verval maar bleef windmaalvaardig en werd bij koninklijk besluit van 19 april 1955 beschermd als monument. Nog datzelfde jaar werden enkele herstellingen uitgevoerd. In 1957-1958 volgde een volledige windmaalvaardige restauratie door molennmaker Caers, mede naar aanleiding van de Wereldtentoonstelling in Brussel dat jaar.

In 1975 kocht de gemeente de molen en tussen 1977 en 1980 werden opnieuw herstellingen uitgevoerd door Caers, onder andere aan de wieken. De molenkast werd aan de windweeg, ter hoogte van de steenzolder verstevigd met een metalen ligger. In 2002-2003 werd de molen maalvaardig hersteld door molenbouwer Eric Vanleene uit Pollinkhove. Onderhoudswerken bleven echter achterwege, met als gevolg dat in de zomer van 2015 Monumentenwacht Vlaams-Brabant bij een inspectie van bepaalde onderdelen (onder meer trap, balkon) ernstige houtaantasting vaststelde. In 2017-2018 werd voor de molen een beheersplan opgemaakt naar aanleiding van noodzakelijke herstellingen aan het gebinte, het gevlucht en de trap, en met als doel het maalvaardig behoud van de molen. De molen onderging in 2017-2018 onderhoudswerken door de molenbouwers Boers & Peusens uit Merelbeke naar ontwerp van architecte Sabine Okkerse uit Oudenaarde: eerst werd de kast gestut, vervolgens werden de voet, de trap, het balkon en het hekwerk van de wieken aangepakt. Later volgden molentechnische herstellingen in functie van de draai- en maalvaardigheid. Sinds februari 2021 is de molen windmaalvaardig en hij draait ook effectief, minimaal één maal per week. In 2023 deed de molen zo’n 90.000 toeren.

Beschrijving en waardering

Zoals de naam Heimolen aangeeft stond de molen oorspronkelijk in een heidelandschap. In het laatste kwart van de twintigste eeuw werd de omgeving van de molen echter sterk gewijzigd van een eerder open heidelandschap, naar een woonpark met villa’s in een beboste omgeving. Dit heeft ook een negatieve impact gehad op de windvang die weliswaar nog net voldoende is voor de maalvaardige werking van de molen.

De Heimolen is een houten standaard- of staakmolen met open voet, hoog op bakstenen teerlingen, gelegen op een lage belt, op een omhaagd perceel. Op het oorspronkelijke, grotere perceel van de molen staan ten noordoosten nog twee gebouwtjes, opgetrokken in baksteenmetselwerk, onder zadeldak met rode dakpannen.

Het gebinte heeft een voor standaardmolens traditionele opbouw en is volledig in hout uitgevoerd en bruin gebeitst met eikenhouten kruisplaten. Rond de koppen van de kruisplaten zijn metalen beugels aangebracht. De koppen van zuidelijke en westelijke meesterbanden werden in het verleden al eens hersteld door er een stuk in te lijmen. De bovenzijde van de meesterbanden en de koppen van de kruisplaten worden met een verloren beplanking tegen regen beschermd.

De molenkast is kortgerokt en heeft een licht overkragende, aan de windzijde afgewolfde zadeldakvormige kap op modillons en is bedekt met eiken schaliën. De windzijde van de molenkast heeft ook een bedekking met eiken schaliën en onderaan een baard. De top van de windzijde is afgewerkt met windplanken en een versierde makelaar met windvaan. De zijwanden en staartzijde hebben een smalle verticale beplanking in naaldhout. De staartzijde bevat de inkom met een balkon dat een eenvoudige balustrade heeft en in de vloer voorzien is van een korenluik en een luikap (bedekt met houten schaliën) ter hoogte van de kapzolder. Het wiekenkruis heeft een ijzeren askop en en bestaat uit geklinknagelde roeden met een traditioneel Vlaams hekwerk met voorzoom en windplanken. Roeden en askop zijn geschilderd in een rode kleur, de windplanken en voorzoom respectievelijk in wit en groen. Het hekwerk is bruin gebeitst en de zeilen zijn rood.

De staartconstructie bevat een eikenhouten staart met een trap met dubbele leuning die eindigt op het balkon. De staart is samengesteld uit twee stukken. De bovenzijde is afgedekt met een verloren beplanking. Het uiteinde van de staart is met een spankabel opgehangen aan de daklijsten. Onderaan de staart hangen twee loopschoren, die in metalen beugels opgelegd kunnen worden bij het kruien. Het houten kruiwerk bestaat uit een kruihaspel met ketting en twaalf kruipalen. Het geheel van trap, balkon, staart en kruiwerk is gebeitst.

Het molenkot heeft een voor standaardmolens traditionele opbouw met twee zolders. De zijwegen en voorweeg zijn opgebouwd met evenwijdige weegbanden en een enkele spoorstijl. De windweeg heeft op de meelzolder weegbanden in twee andrieskruisen. Bij eerdere restauraties werden enkele balken vernieuwd zoals de windpulm, of met metaal versterkt zoals de borstnaald en de stefelbalk. Van enkele weegbanden werd de verbinding hersteld door er een balk tegen te bouten. De vloeren zijn opgebouwd met eiken balken en een eiken plankenvloer. Een oude molenaarstrap geeft toegang tot de steenzolder.

De molen bewaart de maalinrichting. Op de meelzolder wordt het lichten van de steenkoppels geregeld door middel van dubbele pasbruggen en de achtermolen is voorzien van een bollenregulator. Tegen de standaard is een meelgoot met meelbak opgehangen. Naast de deur staat een oude weegschaal. De steenzolder herbergt twee koppels maalstenen, volgens bepaalde bronnen in natuursteen uit La Ferte-sous-Jouarre (Frankrijk), volgens andere zou een merkteken op één van de stenen verwijzen naar een kunststeen. Rond de molenstenen zijn steenkisten aangebracht in hout, met graan- en schuddebakken. De molenstenen worden aangedreven met bonkelaars op staakijzers. Op deze zolder staat ook een galg waarmee de stenen opengelegd kunnen worden. Op de kapzolder zijn een vang- en voorwiel aanwezig op de molenas. De molenas draait in respectievelijk de baansteen in de windpulm en de pinnesteen in de pinnebalk. Beide stenen zijn uitgevoerd in blauwe hardsteen. Het vangwiel is een oud armwiel, dat aangepast werd naar een wiel met een strop. Het voorwiel is een armwiel. Er is een stalen plaatvang. Het luiwerk grijpt in op het voorwiel. Het klauwwiel heeft ijzeren klauwen.

Verschillende balken en molenonderdelen bevatten oude inscripties die verwijzen naar molenaars uit de 19de en 20ste eeuw :

  • "IFI 1720" (op de standaard ter hoogte van de voet);
  • Petrus Josephus Wuijts (circa 1830-1836): “WIJ MOLENAERS / VAN ONS LAND / WIJ BEDIENEN ONS / CALANTEN UIJT / EER EN DEEGD / SAEMHEIJD EN DAN / WORD MEN NOG / BENEIJD DOOR / ONS WELDAEDIG / HEIJD / DIT GESNEDEN / DOOR MIJ / P I WUIJDTS / GEBORTE VAN / OEVEL” (in een weegband aan de rechterzijweeg van de molenkast, dicht bij de trap naar de steenzolder) en “PIW / OEVEL” (in de erboven gelegen horizontale wandlijst);
  • “1998 / FRANS / VAN / HERCK” (op een weegband);
  • initialen van o.a. Guilielmus Verlinden (GLV) en het jaartal 1797 (schalier van de binnentrap);
  • initialen van Josephus Verlinden (ISVL), Felix Verhoeven (FIX), Desiré Van Herck (DVH) met geboortejaar 1892 (op een weegband);
  • “DESIRE VAN / HERK /DVH / CBR / T / HIJ STOPD / DEN 28 / NOVENMBER / AN 1892” (op de standaard);
  • twee tekeningen van een standaardmolen en een levensboom en vele jaartallen en initialen van molenaars zoals “1892 DHV” van Desiré Van Herck met zijn geboortejaar en “FLX” van Felix Verhoeven, en volledige namen van “A(driaen) VAN CAMP” en “JOANNUS JOSEPHUS VAN ZEIR / 1836” (op de linkermeelschuif van de meelbak);
  • tekening van een standaardmolen en de inscripties “DVH (Desiré Van Herck) / 1913 KBC” (op de rechtermeelschuif van de meelbak);
  • initialen AVC van Adriaen Van Camp, IFVL / 1802 van Joannes Franciscus Verlinden met zijn geboortejaar, IFVL van Josephus Franciscus Verlinden en de voornamen MARIA, ANNA en FELIX (in puntlijnen) van Felix Verhoeven met daarboven een tekening van een meelschop (op een lijst in de rechterzijweeg op de steenzolder).

De erfgoedwaarde (industrieel-archeologische waarde) van de Heimolen is vooral gelegen in het oorspronkelijk, archaïsch karakter (het ontbreken van latere aanpassingen zoals wiekverbeteringen, het toevoegen van mechanische aandrijfkracht, kombuizen of een buik, of het toebouwen van de open voet). Hierbij aansluitend heeft de molen een aantal heel traditionele kenmerken zoals de bakstenen teerlingen, het gebinte, de indeling met twee zolders, de aanwezigheid van twee steenkoppels, de bekleding van de kap en de windweeg met houten leien, de eikenhouten kruisplaten, een kruiwerk in hout, het gebruik van een armwiel als voorwiel, en een traditioneel hekwerk met voorzoom en windplanken. Enkel de geklinknagelde roeden zijn een modernisering uit de eerste helft van de 20ste eeuw maar ook dit type is door de opkomst van gelaste roeden sinds de jaren 1960 eerder zeldzaam geworden. In het interieur zijn het lichtwerk met bollenregulator en de stalen plaatvang enkele van de vaak gebruikte moderniseringen van de historische molenuitrusting. De Heimolen is ook een voorbeeld van een typisch Brabantse Kempische molen, hoog op de teerlingen met spits dak en korte rok. Ten slotte is het historische productieproces van het malen van graan nog integraal en herkenbaar aanwezig, zowel wat het staande als het gaande werk betreft.

• Mondelinge informatie van molenaar Alexander Malomgre, 23 februari 2024.

• Onroerend Erfgoed, Digitaal beschermingsdossier 4.001/24048/101.1, Heimolen in Keerbergen (S.N. 2024).

• GENICOT L.F., VAN AERSCHOT S., DE CROMBRUGGHE A., SANSEN H. & VANHOVE J. 1971: Inventaris van het cultuurbezit in Vlaanderen, Architectuur, Provincie Brabant, Arrondissement Leuven, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 1, Luik.

• VAN DER JEUGHT F. & VAN DER VORST A. 2023: De geschiedenis van de 'Oude Molen' of 'Heimolen' van Keerbergen, Molenecho’s, 51.3; 51.4, 131-136; 178-191.

• DENEWET L. & HOLEMANS H. 2020: Heimolen [online], https://www.molenechos.org/molen.php?nummer=184 (geraadpleegd op 4 maart 2024).

• OKKERSE S. 2017: Beheersplan Heimolen, onuitgegeven nota [online], https://plannen.onroerenderfgoed.be/plannen/511 (geraadpleegd op 8 februari 2024).


Auteurs:  De Sadeleer, Sibylle; Vandeweghe, Evert
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Je kan deze tekst citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Heimolen [online], https://id.erfgoed.net/teksten/432569 (geraadpleegd op ).


Heimolen ()

De Heimolen in Keerbergen is een vroeg-18de-eeuwse korenmolen, van het type houten standaard- of staakmolen met open voet.

De Heimolen van Keerbergen zou dateren van 1706. Dit jaartal staat in een balk gegrift. Oorspronkelijk stond de molen in het midden van de "Grote Heide", dichter bij Tremelo, op een plaats waar hij onvoldoende wind kon vangen en die moeilijk te bereiken was vanuit het dorp. Hij werd in 1722 naar de Molenberg overgebracht waar hij nog steeds staat. De Ferrariskaart toont de molen op zijn huidige locatie, ten oosten van de dorpskern, in een onbebouwde en open omgeving.

De molen was gedurende lange tijd eigendom van de familie van Arenberg, woonachtig in het Kasteel van Heverlee. De molenaarswoning en de molen werden in het begin van de 19de eeuw afzonderlijk verkocht, waardoor de toenmalige uitbater verplicht werd voor zichzelf een nieuw huis te laten bouwen. Tot viermaal toe, in 1920, 1926, 1950 en 1955 werd de molen door de bliksem getroffen. De molen had ook te lijden van de twee wereldoorlogen, onder andere in 1944 door een V1 (vliegende bom). Na de Tweede Wereldoorlog raakte de molen stilaan in verval. Hij werd in 1955, jaar waarin hij beschermd werd als monument, volledig hersteld. In 2002-2003 werd de molen maalvaardig hersteld door molenbouwer Eric Vanleene uit Pollinkhove. Onderhoudswerken bleven echter achterwege, met als gevolg dat in de zomer van 2015 Monumentenwacht Vlaams-Brabant bij een inspectie van bepaalde onderdelen (onder meer trap, balkon) ernstige houtaantasting vaststelde. De molen onderging in 2017-2018 onderhoudswerken: eerst werd de kast gestut, vervolgens werden de voet, de trap, het balkon en het hekwerk van de wieken aangepakt. Later volgden molentechnische herstellingen in functie van de draai- en maalvaardigheid. Heden is de omgeving van de molen bebouwd en bebost, waardoor de windvang niet optimaal is.

De Heimolen is een houten standaardmolen met open voet op bakstenen teerlingen, gelegen op een lage belt, op een omhaagd perceel. Op de staak ter hoogte van de voet staat de inscriptie "IFI 1710" (?). De molenkast heeft een licht overkragende, aan de windzijde afgewolfde zadeldakvormige kap op modillons (eiken schaliën). De windzijde van de molenkast heeft een bedekking met eiken schaliën en onderaan een baard, de zijwanden en staartzijde hebben een smalle verticale beplanking. De staartzijde bevat de inkom met balkon, een korenluik en een luikap ter hoogte van de kapzolder. De top van de windzijde is afgewerkt met windplanken en een makelaar met windvaan. Het wiekenkruis heeft een ijzeren askop en is uitgerust met geklinknagelde roeden. De staartconstructie bevat een eikenhouten staart met een trap met dubbele leuning die eindigt op het balkon. Het houten kruiwerk gebeurt door middel van een kruihaspel met ketting en kruipalen.

De molen is een tweezolder met bewaarde maalinrichting. De steenzolder herbergt twee koppels maalstenen, volgens bepaalde bronnen in natuursteen uit La Ferte-sous-Jouarre (Frankrijk), volgens andere zou een merkteken op één van de stenen verwijzen naar een kunststeen. Het lichtwerk van de stenen is voorzien van een bollenregulator. In tal van balken en molenonderdelen staan oude inscripties.

  • OKKERSE S. 2017: Beheersplan Heimolen, onuitgegeven nota.
  • GENICOT L.F., VAN AERSCHOT S., DE CROMBRUGGHE A., SANSEN H. & VANHOVE J. 1971: Inventaris van het cultuurbezit in Vlaanderen, Architectuur, Provincie Brabant, Arrondissement Leuven, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 1, Luik.

Auteurs:  De Sadeleer, Sibylle
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Je kan deze tekst citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Heimolen [online], https://id.erfgoed.net/teksten/359666 (geraadpleegd op ).


Windmolen ()

Windmolen van het onderkruiertype: vierkante houten romp op sokkel en bakstenen onderbouw; afgedekt met een zadeldak. Volledig en in vrij goede toestand bewaard.


Bron: GENICOT L.F., VAN AERSCHOT S., DE CROMBRUGGHE A., SANSEN H. & VANHOVE J. 1971: Inventaris van het cultuurbezit in Vlaanderen, Architectuur, Provincie Brabant, Arrondissement Leuven, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 1, Luik.
Auteurs:  Genicot, Luc; Van Aerschot, Suzanne; de Crombrugghe, Anne; Sansen, Hadewych; Vanhove, Jacqueline
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Je kan deze tekst citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Heimolen [online], https://id.erfgoed.net/teksten/81820 (geraadpleegd op ).