is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed Parochiekerk Heilige Maria Magdalena en Heilige Catharina
Deze vaststelling is geldig sinds
is aangeduid als beschermd monument Parochiekerk Heilige Maria Magdalena en Heilige Catharina
Deze bescherming is geldig sinds
is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed Parochiekerk Heilige Maria Magdalena en Heilige Catharina
Deze vaststelling was geldig van tot
Parochiekerk Heilige Maria Magdalena en Heilige Catharina.
Vrijstaande, neogotische parochiekerk; één van de vroegste neogotische kerken op het vasteland waar Engelse opvattingen herkenbaar zijn, zie stijlkenmerken aansluitend bij de zogenaamd "archeologische neogotiek". Driebeukige, niet-georiënteerde kruiskerk van het basilicale type. Ten zuidwesten deels omringd door smeedijzeren afsluiting en hekken.
1270-1272: stichting van de Heilige Catherinaparochie als bijparochie van de Onze-Lieve-Vrouweparochie; na de aanleg van de tweede stadsomwalling bedient de parochie een gebied dat deels binnen en deels buiten de stadsmuren ligt.
1578: sloop van de toenmalige Heilige Catherinakerk te Assebroek; gedurende drie eeuwen gebruikt de parochie noodkerken onder meer de voormalige kerk van de Willemijnen en de kapel van het Magdalenahospitaal (van 1804-1853), zie Nieuwe Gentweg nummer 110.
1801: buitenstedelijk deel van de parochie wordt bij de Assebroekse Onze-Lieve-Vrouw-parochie gevoegd.
Na 1804: naamwijziging van Heilige-Catharina- naar Heilige-Magdalenaparochie, zogenaamd naar de kapel van het Magdalenahospitaal.
1850: aankoop door de Stad van de voormalige tuin van het Minderbroederklooster voor de aanleg van het stadspark; de kerkfabriek krijgt het zuidelijk deel ervan toegewezen voor de bouw van een parochiekerk.
1851-1853: bouw van de kerk onder leiding van architect P. Buyck (Brugge) gebaseerd op de opvattingen van de Engelse architect T.H. King, zijnde ontworpen met kennis en respect voor de locale, architecturale tradities en de traditionele bouwmaterialen en constructietechnieken. Werken uitgevoerd door aannemer A. Verbeke.
1858-1864: bouw van de toren door Brugse aannemer L. Denys, oorspronkelijk uitgesteld wegens geldgebrek.
1870: beschildering van het baksteenmetselwerk in het interieur met grijze afwerkinglaag.
1910: door slechte toestand van beschildering worden binnenmuren voorzien van nieuwe decoratieve polychromie naar ontwerp van de Tiense decoratieschilder A. Van Gramberen.
1951: restauratie van toren, daken muren en schrijnwerk naar ontwerp van architect J. De Coster (Brugge).
1961: onder invloed van Tweede Vaticaans Concilie, overschilderen van het interieur van de kerk naar ontwerp van architect J. Lantsoght (Brugge) in gebroken wit en zogenaamd "Pierre de France" voor de constructieve elementen. Voorts uitbreken van de hoofd- en zijaltaren, in de zijbeuken en wegnemen van de glas-in-loodramen die vervangen worden door heldere beglazing.
1968: restauratie van de sacristie.
2002: in het kader van "Brugge Culturele Hoofdstad 2002" wordt de kerk heringericht met medewerking van interieur- architect T. Callebaut onder meer door de uitbouw van een multifunctioneel platform in het schip, de herinrichting van het koor en de verbouwing van de bergruimten ten westen van het koor tot bezinningsruimten.
2003: onder meer naar aanleiding van het afschilferen van de verflaag van 1961 en de hiermee te voorschijn komende gamma van 1910 zal een grondig kleurenonderzoek van het interieur worden uitgevoerd tijdens de voorziene vierde fase van de restauratie.
De plattegrond ontvouwt: vooruitspringende portaaltravee ten zuiden, geflankeerd door bergruimte en doopkapel; tussen portaal en smallere zijtravee, ingesloten trappen naar orgeltribune en toren; schip van vijf traveeën, breder transept van één travee, hoofdkoor van twee traveeën met vijfzijdige afsluiting ten noorden en zijkoren van één travee. Koor ingebouwd door kleine bergruimten en sacristie.
Materialen. Voornamelijk gele nu vervuilde baksteen in geringe mate, - en hierbij afwijkend van de "gewone" baksteengotiek -, afgewisseld met arduin voor de plint, vensteromlijstingen en -traceringen en kleinere decoratieve elementen; in mindere mate ook verwerking van zandsteen voor de pinakels en van Franse witte kalksteen voor de boogfries en pinakels op de toren. Leien zadeldaken.
In de gevelopstanden worden elementen van de streekeigen baksteengotiek vermengd met decoratieve interpretatie ervan, zie de talrijke pinakels en in zekere mate het hoofdportaal en meer "algemeen neogotische", zie onder meer de venstertraceringen.
Deze combinatie komt tot uiting in de voorgevel gedomineerd door tweeledige, rechthoekige toren opgenomen tussen ietwat achteruitspringende gevels van de zijbeuken. Slanke romp afgezet door versneden, op elkaar gestelde steunberen uitlopend op ongebruikelijke veelhoekige hoekpinakels met casementen; opmerkelijke verbindende en door spitsboogopeningen opengewerkte borstwering van natuursteen ter afboording van deze en de volgende geleding. Slankere hoekpinakeltjes markeren laatst genoemede en flankeren op eerder "streekeigen" wijze de aanzet van de rijzige leien spits. Analoge steunberen en pinakels voor de voorgevels van de zijbeuken.
Zijgevels opgevat als een aaneenschakeling van kapelgevels (nok loodrecht op het hoofddak) geritmeerd door versneden steunberen en spitsboogvensters. Analoog transeptvenster in de puntgevels geflankeerd op elkaar gestelde steunberen met pinakelbekroning. Afwisseling van steunberen en smalle, hoge spitsbogige tweelichten in de sobere koorpartij.
Interieur. In oorsprong beschilderd naar neogotische traditie doch sinds 1870 is de baksteen uniform overschilderd in lichtgrijze tint. De huidige licht genuanceerde verflaag van 1961, die op sommige plaatsen afbladdert, overdekt de kleurenstelling van 1910. In zijn huidige vorm, vrij rijzige maar sobere ruimtewerking; schip met enkelvoudige opstand doch geaccentueerde architectonische elementen; ritmerende geprofileerde spitsboogarcade op bundelpijlers met versierde knoppenkapitelen; streekeigen houten spitstongewelf gemarkeerd door de op ribben uitlopende schalken. Hoge, eerder "ongebruikelijke" kruisribgewelven in de zijbeuken. Doopkapel gescheiden van zijbeuken door smeedijzeren hekken. Hoofdkoor met tweeledige opstand: blinde muur met drielobarcade onder hoge spitsboogvensters; flankerende spitsboogingangen naar sacristie en bergruimten.
Mobilair. Hoofdaltaar van L. van Nieuwenhuyse en zijaltaren van Leuvense K. Geerts. Communiebank (1861) van J. van Nieuwenhuyse. Koorbanken, preek- en biechtstoelen van H. Loosveld (of A. Verbeke?). Glasramen uit Brugse ateliers van S. Coucke, L. Grossé en J. Dobbelaere en grisaillevensters uit zijbeuken van A. Vincent. Kruisweg (1871) van F. De Vriendt uit Borgerhout, in 1985 opnieuw gepolychromeerd door P. De Wispelaere. Triomfbalk met kruis (1873) van A. Verbeke. Orgel (1874) van de Brusselse P. Schyven, hersteld door J. Anneessens tussen 1905 en 1948.
Bron: GILTÉ S., VANWALLEGHEM A. & VAN VLAENDEREN P. 2004: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Stad Brugge, Middeleeuwse stadsuitbreiding, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 18nb Zuid, Brussel - Turnhout.
Auteurs: Gilté, Stefanie; Vanwalleghem, Aagje; Van Vlaenderen, Patricia
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Is deel van
Schaarstraat
Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Parochiekerk Heilige Maria Magdalena en Heilige Catharina [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/82149 (geraadpleegd op ).
Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed
Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.