Vrij grote naar het noordoosten georiënteerde kruiskerk, met ommuurd tuintje aan de koorzijde. De voormalige gotische kerk werd in 1580 door brand verwoest. Heropgebouwd in 1592 (koor), 1604 (schip) en 1643 (toren). Nieuwe grote brand in 1699; het jaartal 1744 aangebracht boven de ingang van de toren verwijst waarschijnlijk naar een restauratie na die brand. Het transept en de twee meest oostelijke traveeën zijn bewaard. In 1849 werd de kerk vergroot met twee traveeën en koor; oosttoren werd verder opgetrokken.
De plattegrond ontvouwt een driebeukig schip met vier traveeën, een uitspringend transept, een koor met twee rechte traveeën en vlakke koorsluiting; een vierkante oosttoren. Noordelijke en zuidelijke sacristie in de oksel van het transept en het koor. Transept en oostelijke travee zijn van zandsteen, verder, baksteenbouw met gebruik van zandsteen voor plint, negblokken en steunberen onder zadeldaken (leien). Sobere neogotische westgevel, gemarkeerd door vlakke zandstenen steunberen. Middentravee: getoogd portaal ingeschreven in een hoge spitsboognis met geprofileerde omlijsting, daarboven roosvenster met metalen roedeverdeling; bekronend vierkant dakruitertje van zandsteen onder ingesnoerde spits. In zijtravee spitsboogvensters (tweelichten) in kwartholle omlijsting met afzaat, daarboven eveneens rozetten met metalen roedeverdeling. Toegevoegde westelijke travee, met zelfde ordonnantie als de oudere oostelijke travee, verschil in materiaalgebruik. Noord- en zuidgevel geritmeerd door steunberen met twee versnijdingen, evenals het blijkbaar verlaagd transept voorzien van spitsboogvensters met vernieuwde tracering met laatgotische inslag (drielichten). Radvensters in het koor. Vierkante toren met drie geledingen overeenkomend met drie bouwfasen: onderbouw met segmentboogdeurtje van 1744, tussengeleding met rondboogvenster uit de tweede helft van de 18de eeuw, bekroning met gekoppelde spitsboogvormige galmgaten met geprofileerd boogtracé en doorlopende onderdorpels. Middenbeuk: zuilen op hoge achtzijdige, met marmer beklede sokkel en gestileerde kapitelen onder spitsboogarcaden. Schip, zijbeuken en transept overkluisd met kruisribgewelven, gordelbogen en consooltjes. Koor met Boheemse bekapping.
Mobilair: Doopvont Uit de 17de eeuw; biechtstoel uit de 18de eeuw; preekstoel uit de 18de eeuw; lambrisering uit de 18de eeuw; tochtportaal uit de 18de eeuw.
DHANENS E., Aanwijzende fotografische inventaris van het Belgisch patrimonium voor kunst en geschiedenis, Canton Aalst, Archives centrales et laboratoires, Brussel, 1950, p. 13-14.
D'HOKER A., persoonlijke notities.
Bron: D'HUYVETTER C., DE LONGIE B. & EEMAN M. met medewerking van LINTERS A. 1978: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Provincie Oost-Vlaanderen, Arrondissement Aalst, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 5n1 (A-G), Brussel - Gent. Auteurs: d'Huyvetter, Clio; de Longie, Bea; Eeman, Michèle Datum: De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)