Eenheidsbebouwing van drie enkelhuizen volgens repetitief schema; telkens twee traveeën en souterrain + drie bouwlagen onder zadeldak (nok parallel aan de straat; Vlaamse pannen), opgetrokken in 1899. Bakstenen gevels, bekroond door kleine getrapte dakvensters (respectievelijk 1 en 2 treden + topstuk); bepleisterde en beschilderde plint. Segmentbogige keldervensters met traliewerk. Neoclassicistische deur in geprofileerde omlijsting met geaccentueerd driehoekig hoofdgestel op consoles. Bredere rechter traveeën met grote vensters - met origineel houtwerk grosso modo opgevat als bolkozijn - natuurstenen latei, onderdorpel, geblokte ontlastingsbogen met open voeg en diamantsluitstenen; lagere derde bouwlaag met telkens twee gekoppelde vensters gescheiden door bakstenen penant. Muuropeningen van linker traveeën hebben op de borstweringen geometrische versieringen van verschillende baksteensoorten. Afwisselend kleine, blinde oculus of rechthoekig luik in de dakvensters.