erfgoedobject

Jonghof schuttersgilde Sint-Joris

bouwkundig element
ID
82808
URI
https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/82808

Juridische gevolgen

Beschrijving

Historiek

In 1379 krijgen we een eerste vermelding van de jonge kruisbooggilde van Sint-Joris. De gilde wordt opgesplitst in de Oude en de Jonge Boge omdat het ledenaantal te groot werd. De Oude Gilde bleef in de gebouwen Sint-Jorisstraat nr. 69-71. De Jonge Gilde verhuist naar de Sint-Jorisstraat nr. 33, het z.g. Hof Ternant.

In 1541 wordt, volgens de gevelsteen, de renaissancegevel gebouwd. Achter deze gevel gaat nog een oudere kern schuil van het z.g. Hof Ternant, onder meer af te lezen van de bewaarde dakconstructie, de oudere achtergevel en de bewaarde moer- en kinderbalken.

Op de kaart van Marcus Gerards van 1562 wordt het Jonghof weergegeven als een vrij uitgestrekt en ommuurd domein bestaande uit de huidige nummers Sint-Jorisstraat 31, 33 en 35. Aan de straatzijde staat een gebouw met een L-vormige plattegrond bestaande uit een diep- en een breedhuis. Het diephuis, vermoedelijk het huidige pand met renaissancegevel staat afgebeeld. De achtergevel van de renaissancegevel is voorzien van een getrapte geveltop, die grosso modo overeenkomt met de huidige achtergevel. De achterliggende tuin is voorzien van galerijen en doelen. Het breedhuis geeft toegang tot de achterliggende doelen, loodrecht op het breedhuis ingeplant. De achtergevel is vermoedelijk opengewerkt met een tweeledige galerij. Bij het Jonghof was er een zeer ruime tuin, die vermoedelijk als lusttuin werd gebruikt. Een gelijkaardige tuin was gelegen in de nabijgelegen Oudhof van de Sint-Jorisgilde. Sanderus tekent in zijn Flandria Illustrata van 1641 het gildepand, toen z.g. Hof Ternant, als breedhuis van negen traveeën met ter hoogte van de vier centrale traveeën de huidige renaissancegevel, in een gedateerde cartouche "1541", met enkelhuisopstand en een deur in de rechtertravee. De laatstgenoemde gevel is aan beide zijden geflankeerd door een lijstgevel, beiden voorzien zijn van rondboogvensters met natuurstenen vensterkozijnen, driepassen en glas-in-loodopvulling op de verhoogde begane grond. Het linkerdeel is toegankelijk via een renaissancepoortje.

In 1768 wordt het complex door het stadsbestuur aangekocht. Het gebouw wordt ingericht als een hospitaal voor armen. Op 11 maart 1768 werden de doelen, de gaanderij en alles wat niet tot het eigenlijke huis behoorde, openbaar verkocht. Van 1772 tot circa 1900 worden de gebouwen in gebruik genomen door een nettenbreierij. Volgens tekeningen uit 1821 en 1835 ontbraken toen verschillende siermotieven aan de geveltop.

Op een tekening van architect J.B. Rudd van 1824 wordt de renaissancegevel afgebeeld tussen twee muren die aan beide zijden doorbroken zijn door een renaissancepoortje zoals dit links voorkomt op de gravure van A. Sanderus (1641). Boven elk poortje bevindt zich een gesculpteerd bas-reliëf met vermoedelijk de afbeelding van Sint-Joris en de draak. De renaissancegevel was toen minder uitgewerkt. De centrale gevel was voorzien van een fronton. In 1852 geeft de toenmalige eigenaar de Halleux opdracht om het poortgebouw en het pand met tuitgevel, het huidige nummer nr. 31 af te breken. Deze worden vervangen door enerzijds een lijstgevel van drie traveeën en twee en een halve bouwlaag en anderzijds een breedhuis van vier traveeën en twee bouwlagen onder een zadeldak. Het interieur van het diephuis krijgt haar huidige aankleding. De nu nog aanwezige veranda wordt in 1897 gebouwd. De veranda is een constructie van twee bouwlagen gebouwd tegen de linker achtergevel in opdracht van de toenmalige eigenaar Lodewijk de Halleux en naar ontwerp van architect Charles De Wulf. Deze veranda vervangt een overdekt terras, dat vermoedelijk was voorzien van een glazen afdak rustend op gietijzeren pijlers waartussen een gietijzeren leuning met kruismotief.

Tussen 1903 en 1905 volgt een restauratie van het renaissancegebouw en het bouwen van het aanpalende rechter pand (Sint-Jorisstraat nr. 35) naar ontwerp van architect Charles De Wulf (Brugge). De 16de-eeuwse gevel van Sint-Jorisstraat nr. 33 wordt hersteld. Alle natuurstenen elementen worden vernieuwd en de vensters krijgen opnieuw kruismonelen. Bij de restauratie van het Jonghof is een stijleenheid nagestreefd gedeeltelijk geïnspireerd op de gravure van A. Sanderus’ Flandria Illustrata. De versieringen van de geveltop (de klauwstukken, de siervazen en het medaillon) zijn vernieuwd op basis van deze gravure. De nieuwbouw rechts (Sint-Jorisstraat nr. 35) is geïnspireerd op de renaissancearchitectuur van het Jonghof en sluit er volledig bij aan. De bakstenen langsgevel met een dakvenster boven de middentravee telt twee bouwlagen en vijf traveeën. De rechthoekige kruisvensters doorbreken de begane grond en de verdieping. De verdiepingen worden gescheiden door geprofileerde lijsten, onderbroken door de voetstukken van de vier gegroefde halfzuilen die de middentravee op de verdieping ritmeren. Het dakvenster met driehoekig fronton en topbekroning is geflankeerd door voluten.

In het Album A. Ronse van ca. 1905 wordt het Jonghof afgebeeld samen met het pand Sint-Jorisstraat nr. 35. Toen vormden de panden één geheel. Volgens een bouwvergunning van ca. 1911 wordt in de tuin op de perceelsgrens tussen de huidige nummers Sint-Jorisstraat nr. 33 en nr. 35, een eenlaags gebouw gerealiseerd. Dit gebouw lag in het verlengde van de uiterste linkertravee die oorspronkelijk bij dit pand hoorde. De toenmalige eigenaar Dhr. G. Beuckelaere liet een diamantslijperij bouwen in de tuin. Vermoedelijk werd in opdracht van deze eigenaar het parket van tropisch hardhout in de salons op de begane grond geplaatst.

In 1960 wordt de uiterste linkertravee van het herenhuis Sint-Jorisstraat nr. 33 afgebroken en geïntegreerd in het buurpand Sint-Jorisstraat nr. 31. De drie deuropeningen in de poortdoorrit worden dichtgemaakt. Recht tegenover de toegang was er een gelijkaardige rondboogvormige deuropening met in de zwikken bloemmotieven. Volgens een verkoopplan van ca. 1960 waren de volgende functies in de uiterste linkertravee ondergebracht: spreekkamer, bureel, trap, bureel voor de bedienden en het bureel van de boekhouder. In 1976 worden plannen ingediend voor het herinrichten van de woning tot een hotel. Hiervoor werd de huidige aanbouw tegen de achtergevel gebouwd. Die vervangt een kleinere aanbouw.

In de tuin worden in 1983 garages gebouwd. In 1992 wordt een restauratiedossier opgemaakt door de dienst Gebouwenpatrimonium van de stad Brugge. De volgende werken werden toen uitgevoerd: reinigen van het parement, herstellen van het metselwerk, herstellen van het voegwerk, natuursteenrestauratie, opwrijven van barstjes en scheuren, natuursteenverharding en – hydrofobering, herstellen en restaureren van het buitenschrijnwerk en, waar nodig, vervangen van ramen en rolluiken.

Exterieur

Het complex bestaat uit twee panden, een neoclassicistisch breedhuis (links) van 1852 en een diephuis met imposante renaissancegevel (rechts) van 1541 waarachter een oudere kern schuilgaat.

Neoclassicistisch breedhuis van drie brede traveeën en twee bouwlagen onder zadeldak bedekt met Vlaamse pannen. Dit pand wordt gebouwd in 1852 in plaats van een muur met poort. Volgens het ontwerp van 7 mei 1852 bestaat het pand uit twee traveeën rechts van de poort en een venstertravee links van de poort. Deze gevelopbouw blijft ongewijzigd tot de jaren 1960. De uiterste linkertravee wordt in de jaren 1960 geïntegreerd bij het pand Sint-Jorisstraat nr. 31. Bepleisterde en beschilderde lijstgevel opengewerkt met rechthoekige vensteropeningen. De vensters zijn geplaatst in geprofileerde omlijstingen onder kroonlijst. Op de bovenverdieping staan de vensters op de kordonlijst. Boven elk venster is een hoofdgestel en een steigergat voorzien. Alle vensters bewaren hun oorspronkelijk schrijnwerk uit de 19de eeuw met name Brugse schuiframen, doch met later aangepaste vleugels. Bovendien bewaren ze luiken op de benedenverdieping en versierde jalouziekasten op de bovenverdieping. Links poort met afgeronde bovenhoeken, gevat in geprofileerde omlijsting onder een rechte kroonlijst. De achtergevel is een gecementeerde lijstgevel. Ter hoogte van het trappenhuis zijn twee hoge rondboogvensters voorzien van glas tussen metalen roeden. De gevel is verder opengewerkt met vensters met T-ramen met mok. Het bovenlicht van de poort is geometrisch uitgewerkt met metalen roeden. De voormalige tuin is ingenomen door garageboxen.

Rechts diephuis van vier traveeën en twee bouwlagen onder leien zadeldak, in cartouche gedateerd "1541". Het huidige uitzicht is het resultaat van onder meer een Kunstige Herstelling van 1903 naar ontwerp van architect Charles De Wulf (Brugge). Toen werden de verweerde natuurstenen elementen vervangen door Euvillesteen, de vensteropeningen voorzien van kruismonelen en de geveltop verfraaid met ornamenten zoals de klauwstukken, siervazen en medaillons, allen naar de afbeelding van A. Sanderus’ Flandria Illustrata. In 1992 volgt een consoliderende restauratie.

Verankerde bakstenen renaissancegevel met gebruik van zand- en similisteen voor plint en sierelementen. Sterk geordonneerde gevel waarvan de verhoudingen de laatgotische traditie voortzetten en alleen de ornamentatie vernieuwend werkt. De gevel wordt sterk horizontaal en verticaal belijnd. In zijn huidige vorm, twee registers belijnd door natuurstenen elementen. De geprofileerde onder- en bovendorpels en de waterlijsten zorgen voor een horizontale belijning van de gevel. De vensterregisters met natuurstenen penanten zorgen voor de verticale accentuering van de gevel. De penanten worden opgevangen door versierde consoles met kruisboogmotief en worden onderbroken door de voetstukken van de vier gecanneleerde, natuurstenen halfzuilen die de bovenvensters flankeren. De geveltop is uitgewerkt als een breed geordonneerde aedicula tussen klauwstukken en een bekronend fronton met palmetversiering. Aansluitend postament en smallere ingezwenkte top met siervaas. De geveltop is voorzien van een medaillon met voorstelling van Sint-Joris en de draak. Alle vensters zijn traditiegetrouw gevat in rechthoekige nissen met geprofileerde dagkanten op natuurstenen basementen.

De achtergevel is een verankerde bakstenen tuitgevel met vlechtingen; de bouwsporen wijzen op een verdwenen, lagere aanbouw met analoge dakhelling en afgezoomd met restanten van tegelpannen. Op de kaart van Marcus Gerards van 1562 staat een gelijkaardig volume afgebeeld. Tegen de achtergevel staat een veranda van twee bouwlagen die doorloopt over de achtergevel van het pand Sint-Jorisstraat nr. 35. De veranda heeft grote raampartijen met mooi uitgewerkt schrijnwerk. De borstwering bestaat uit verticale beplanking. De ramen waren vermoedelijk oorspronkelijk voorzien van jaloezieën die zich bevonden achter een jaloeziekapje met eenvoudig ajourmodel en gekarteld profiel. Het optreksysteem is deels bewaard gebleven.

Interieur

Links overwelfde koetsdoorrit. De wanden van de koetsdoorrit zijn verticaal geritmeerd door penanten waarop de gordelbogen aanzetten, die zorgen voor een compartimentering van de bepleisterde plafonds. Ter hoogte van de toegang tot de vestibule meer uitgewerkt plafond met centraal een rosace voorzien van bloem- en bladmotieven. Centraal in de koetsdoorgang ligt een pad van kasseien afgezoomd door een smallere stootrand. In de gemene muur met het buurpand Sint-Jorisstraat nr. 31, sporen van een gedichte deuropening die toegang gaf tot een linkertravee die tot 1960 bij dit pand hoorde. In dit volume waren de dienstrap en enkele dienstvertrekken ondergebracht. Rechts geeft de rondboogdeur via een arduinen trapje toegang tot de gang met vestibule. De rondboogdeur is gevat in een rechthoekige nis met in de hoeken zwikken voorzien van een bloem- en bladmotief. Via deze deur kom je in de vestibule met een vloer die voorzien is van marmeren tegels, centraal witte marmeren tegels afgezoomd met tegels van zwarte natuursteen.

Links van de gang, sterk symmetrisch opgebouwd trappenhuis van twee bouwlagen hoog voorzien van twee hoge rondboogvormige vensters met bewaarde metalen stijlen op houten regels. Waar de roeden kruisen is telkens een eenvoudig knopmotief aangebracht. De imposante traphal heeft een bepleisterd plafond met centraal een rosace voorzien van blad- en bloemmotieven. Op de verdieping, recht tegenover de hoge rondboogvensters twee rondboogopeningen telkens voorzien van stootnaalden. Via een steektrap met bordes kom je op de verdieping. De leuning is opgebouwd uit spijlen, enerzijds houten spijlen met lang uitgerekte laurierbladen en anderzijds metalen spijlen. De trappaal op het bordes is voorzien van dezelfde lauriermotieven. De trappaal heeft een afgevlakte bolbekroning . De leuning is bevestigd aan de muur en is voorzien van een eenvoudig eikelmotief. Deze ornamentiek is typisch voor het neoclassicisme.

Op de begane grond aan de straatzijde: een aaneenschakeling van salons met een grotendeels bewaarde aankleding van ca. 1852. Het eerste salon (linkerpand, breedhuis), is toegankelijk via een dubbele deur. Het salon is voorzien van een marmeren voluteschouw. De parketvloer met geometrisch motief bestaat uit een combinatie van Congolees hardhout (o.a. wengé). Deze houtsoorten werden gebruikt in de periode eind 19de eeuw tot het begin van de 20ste eeuw. Deze vloer dateert vermoedelijk uit het eerste kwart van de 20ste eeuw. Het bepleisterd plafond is voorzien van lijstwerk, o.m. tandlijst, en een rijk en sculpturaal uitgewerkte centrale rosace.

Salon 2 (rechterpand, diephuis) heeft een gelijkaardige aankleding zoals salon 1, met onder meer parket met geometrisch motief, bepleisterd plafond met rijk uitgewerkte centrale rosace. Tegen de gemene muur met het pand Sint-Jorisstraat nr. 35 staat een marmeren voluteschouw. Een vierledig opgebouwde beglaasde deur geeft toegang tot het achterliggende salon. Dit salon geeft toegang tot de veranda. Het salon bewaart een parket met geometrisch motief in tropisch hardhout. Het plafond is voorzien van een centraal rosace voorzien van gelijkaardige ornamenten zoals in salon 1 en salon 2. Tegen de gemene muur is een marmeren voluteschouw geplaatst. Onder de bepleisterde plafonds van het diephuis bevindt zich vermoedelijk nog de oorspronkelijke balkenlaag opgebouwd uit moer- en kinderbalken. De veranda, gebouwd tegen de vroegere achtergevel, is toegankelijk via een deels beglaasde deur. De vloer van de veranda bestaat uitcementtegels getypeerd door geometrische motieven en een drieledig opgebouwde boord met onder andere een meandermotief. In de hoek staat een eenvoudig marmeren schouwtje. Op de verdieping enfilade van salons, met eenvoudige bepleisterde plafonds. Bij het diephuis bewaarde bepleisterde moerbalken evenwijdig lopend met de voorgevel. Een eenvoudige steektrap met bordes geeft toegang tot de zolderverdieping. De dakconstructie van het breedhuis dateert van 1852. In de jaren 1960 werd een stuk afgesneden, toen de linkertravee werd geïntegreerd in het buurpand.

Het diephuis heeft een gaaf bewaarde dakconstructie met vlieringen op twee dubbele schaargebinten. Alleen de bovenste schaargebinten zijn zichtbaar. De onderste schaargebinten zijn verborgen achter behang en voorzetwanden maar de contouren van de stijlen en korbelen zijn duidelijk zichtbaar. De nokgording van de kap wordt gedragen door schoren en nokstijlen die staan op de dekbalken van de bovenste schaargebinten. De schaargebinten en de nokconstructie zijn wellicht een jongere aanpassing van wat oorspronkelijk een sporenkap met hanenbalken kan geweest zijn. Hierop wijzen de open verbindingen van verdwenen hanenbalken in de sporen en de verschillende telmerken op de sporen (getrokken) en de schaargebinten (gebeiteld). De 32 oorspronkelijke sporenparen (de sporenparen tegen de puntgevels zijn wellicht jonger) bezitten een volledige reeks telmerken, van 1 tot 32. De telmerken bevinden zich echter niet in een optellende volgorde. Mogelijk werd de oorspronkelijke sporenkap ontmanteld en vervolgens heropgebouwd met schaargebinten en een nokconstructie, zonder echter de volgorde van de telmerken op de sporen aan te houden. In functie van dendrochrologisch onderzoek werden stalen genomen. Bepaalde stalen kunnen we dateren tussen 1246 en 1273. In het Jonghof zit hergebruikt materiaal (bakstenen en hout) uit de 13de eeuw. Van waar dat materiaal komt is onbekend.


Bron: Onroerend Erfgoed, Digitaal beschermingsdossier 4.001/31005/131.1, voormalig Jonghof van Sint-Jorisgilde, (GILTÉ S;. 2017).
Auteurs: Gilté, Stefanie
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Relaties


Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Jonghof schuttersgilde Sint-Joris [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/82808 (geraadpleegd op ).

Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed

Contact

Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.