erfgoedobject

Engels klooster met tuin

bouwkundig / landschappelijk element
ID
83118
URI
https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/83118

Juridische gevolgen

  • is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed Engels klooster
    Deze vaststelling is geldig sinds

  • omvat de aanduiding als beschermd monument Engels klooster
    Deze bescherming is geldig sinds

  • omvat de aanduiding als beschermd monument Engels Klooster: hoeve gedateerd 1637
    Deze bescherming is geldig sinds

  • omvat de aanduiding als beschermd monument Engels klooster: kerk
    Deze bescherming is geldig sinds

  • is deel van de aanduiding als beschermd stads- of dorpsgezicht, intrinsiek Engels klooster met omgeving
    Deze bescherming is geldig sinds

  • is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed Engels klooster
    Deze vaststelling was geldig van tot

Beschrijving

Gebouwenblok ten zuiden begrensd door de Carmersstraat, ten noorden door de Snaggaardstraat en ten westen door de Speelmansstraat. Het deels ommuurd complex bestaat uit verschillende gebouwen- en gebouwengroepen die er werden opgetrokken vanaf circa 1647 tot de 20ste eeuw. Bijhorende grote tuin lopend van de Speelmansstraat naar de Snaggaardstraat.
Circa 1600: aankoop door Miss Mary Lovell, familielid van één van de eerste zusters die in 1629 zouden aankomen, van een huis met erf aan de Carmersstraat met de bedoeling er een klooster te stichten. Hierin slaagde ze echter niet in en bij testament kwam het goed toe aan de Engelse jezuïeten.
1629: aankoop van het passantenhuis zogenaamd "Nazareth" aan de Carmersstraat door Mary Lovell die er een klooster wil stichten. Vijf zusters van de Congregatie van Windesheim - reguliere kanunnikessen van de Heilige Augustinus - vestigen zich in dit huis.
De evolutie van het complex - van 1629 tot 1744- werd circa 1773 door zuster Mary Michael Sykes geannoteerd en geschetst in een achttal nog in het klooster-archief bewaarde plannen; de annalen van het klooster dienden als basis voor deze "reconstructie" die ook de opeenvolgende bestemmingen aangeeft. Volgens haar eerste tekening bestond het aangekochte passantenhuis uit een hoofdgebouw opgevat als breedhuis met traptoren met haaks erop twee diephuizen; een onbebouwde strook scheidde het huis van de priester van het zogenaamd "steenkapperhuis".
20 september 1629: officiële oprichting vanuit het gelijksoortige Leuvense Sint-Ursulaklooster van het kanunnikkessenklooster bestemd om Engelse zusters op te vangen die als rooms-katholieken moeilijkheden ondervinden in hun anglicaans land onder de regering van koningin Elisabeth en haar opvolgers. Van bij de officiële oprichting geven de zusters onderricht.
1637: bouwen van een hoevegebouw aan de Snaggaardstraat.
1640: zuster M. M. Sykes tekent het complex zowel vanuit het zuiden als vanuit het noorden met de wijzigingen die plaats vonden tussen 1629-1640. Het hoofdgebouw, met een achthoekige traptoren voorzien van naaldspits herbergt nu de eetkamer, de werk- en stookkamer, de keuken, de ziekenboeg en de cellen. Haaks erop een gebouw, reikend tot aan de Camersstraat dat dienst deed als kerk. Aan de straat was er ook een bakkerij die zal verdwijnen bij de oprichting van de laatste nieuwe kerk in 1736.
1647-1649: aankoop van de twee aanpalende armenhuizen ten behoeve van de uitbreiding van het klooster.
1649: eerste steenlegging van het nieuwe gebouw met bijhorend pand naar ontwerp van Joris Aerts, magistraat en architect, onder het prioraat van Mother Augustina Bedingfield. Het gebouw deed dienst als keuken, eetzaal, werkkamer en cellen.
1650: afbraak van de oude kerk en bouwen van een nieuwe haaks op het hoofdgebouw van het voormalig passantenhuis en reikend tot aan de Carmersstraat met links ertegen aangebouwde sacristie.
1651: oprichting van een brouwhuis in het verlengde van het volume van 1649. Aankoop van de tuin waarin een bloementuin voor de kerk wordt aangelegd. Aankoop van twee huizen met bijhorende tuinen die vanaf 1658 worden gebruikt als slaapgelegenheid voor internen van de school.
1652-1653: bouwen van de spreekkamers en de eraan palende vertrekken - vermoedelijk gebruikt als cellen voor de zusters - afgewerkt in 1653.
1660: het plan van zuster M.M. Sykes geeft het complex weer na het bouwen en verbouwen tussen 1640 en 1660. Aan de Carmersstraat staan nu twee kleinere huizen fungerend als gastenverblijf met bijhorende tuinen. Het gebouw van 1649 verleent dan onderdak aan de keuken, de eetzaal, de werkkamer en de slaapcellen. Het oudere centrale gebouw met traptoren herbergt nu de ziekenboeg, stookkamer en de school.
1661: oprichting tegen de zuidelijke zijde van de vleugel van 1649 van het gebouw dat dienst zal doen als infirmerie.
1664: aanleg van een verbinding tussen het kloosterpand en de sacristie. Integreren van het schoolgebouw in het reeds bestaande gebouwencomplex. Voortzetting van de aangevatte werken onder priorin Augustine Bedingfield door Marie Bedingfield. Verbinding van de twee kloosterpanden zodat de doorstroom mogelijk werd van het schoolgebouw tot aan het economaat.
Na 1680: het gastenkwartier, gelegen aan de Carmersstraat wordt omgevormd tot school; ze herbergt een leslokaal, een eetzaal, een wasvertrek en een voorraadkamer, van het geheel gescheiden door een gang. Dichtmetselen van de deuren aan de Carmersstraat en inbrengen van vier kleinere tweedelige vensters per bouwlaag in de voorgevels van beide huizen.
1682: oprichting van de noord-zuidelijk georiënteerde vleugel, loodrecht op de Carmersstraat. Deze vleugel bestond uit het "grote" kloosterpand met kruisgewelven zoals in het "kleine" kloosterpand van 1647 en met elf cellen op de bovenverdieping.
1688: oprichting van het meelhuis in de kloostertuin tegen de Snaggaardstraat.
1693: dit plan van zuster M. M. Sykes geeft de situatie weer na de wijzigingen die plaatsvonden tussen 1661 en 1693. Het vroegere gastenverblijf, circa 1680 omgevormd tot school, is nu niet meer toegankelijk via de Carmersstraat. Het schoolgebouw staat in verbinding met de andere kloostergebouwen onder meer met het gebouw van 1682 met de slaapcellen.
1709-1744: aanzienlijke uitbreiding van het klooster onder het prioraat van Mother Lucy Herbert met het tweede kloosterpand, het calefactorium, het noviciaat en de bibliotheek.
1711: bouwen aan de tuinzijde, in het verlengde van de constructie uit 1649, van een gebouw in gelijkaardige stijl als de 17de-eeuwse gevel. Het vervangt de vroegere schoolruimten, ondergebracht in de huisjes gekocht door Augustine Bedingfield en huist nu twintig cellen.
1729: het plan van zuster M. M. Sykes geeft een beeld van de veranderde situatie tussen 1693 en 1729. Het domein reikt nu tot aan de Speelmansstraat. De school is ondergebracht in de nieuwe vleugel van 1711.
1736-1739: bouwen van de nog bestaande classicistische kerk aan de Carmersstraat naar ontwerp van architect H. Pulinx senior (Brugge), oorspronkelijk toegankelijk voor het publiek. Ook oprichten van het aanpalende gebouw van twee bouwlagen met voorgevelbekleding van natuursteen, dat fungeerde als trappenhal. In de vroegere kerk, waarvan de toren werd verwijderd, worden de spreek- en eetkamer voor de bedienden ondergebracht.
1739: verbouwen van de vleugel van 1650. De tuin en de oude schoolgronden worden gewijd door bisschop Van Susteren als nieuwe begraafplaats voor de kloostergemeenschap.
1794: vlucht van de kloostergemeenschap naar Engeland.
1797: verkoop van het ensemble als nationaal goed.
1802: terugkeer van de zusters en recuperatie van hun goed. Dichtmetselen van de ingangsdeur van de kerk aan de Carmersstraat.
1835: oprichting van de kloostervleugel aansluitend bij de eerste nieuwe kerk van 1650, omgebouwd in 1739.
1853: oprichting van het pensionaat in het verlengde van de vleugel van 1649 en 1711.
1901: Oprichting van een waskamer in het verlengde van de nutsgebouwen in de tuin naar ontwerp van architect A. De Pauw (Brugge).
1906: oprichting van een strijkkamer in de tuin als aanbouw van de waskamer in westelijke richting.
1911: uitbreiding van het pensionaat gelegen in westhoek van het klooster naar ontwerp van architect A. De Pauw (Brugge) quasi tegen de kloostermuur aan de Speelmansstraat.
1923: inpalmen van het kerkhof voor uitbreiding van de ziekenkapel. Inwendige veranderingen in de gangen ten oosten van de kerk aan de Carmersstraat.
1925: vernieuwen en verhogen van de bedaking van de boerderij.
1935: vergroten van de serre van 1910.
1940: omvormen van de tuin van het oude kerkhof tot een Franse tuin. Optrekken van een tweede serre in de moestuin.
1941: vergroten van het huis van de bestuurder/ directeur naar ontwerp van architect M. Hocepied (Brugge).
1949: optrekken van een nieuwbouw met keuken en refter.
1959: vergroten van de kleine sacristie en verplaatsen van de toegangsdeur. Bouwen van een nieuw kloosterpand.
1961: restauratie van de infirmerie.
1966: omvorming van de huizen gelegen aan de woning van de bestuurder/ directeur aan de Carmersstraat tot garages naar ontwerp van architect D. Maene (Brugge).
1974: sloop van het schoolcomplex aan de muur van de Speelmansstraat.
1983: afbraak van het bouwvallig dienstgebouw palend aan de westgevel van de hoeve in de tuin. Aanpassing van een garage uit 1966 tot bergruimten.
1992: restauratie van de ramen van de refter.
2000-2001: herstelling van dakbekleding van het kloosterpand.

In zijn huidige vorm bestaat het complex uit gebouwen van midden 17de eeuw tot 20ste eeuw grosso modo gegroepeerd rondom twee binnenplaatsen, aansluitend bij de aan de straat palende vleugels, namelijk de domineerde voorgevel en koepel van de kerk, het gastenkwartier (2), het ingangsgebouw met bijhorende spreekkamers (3). Aansluitend bij de gebouwen aan de straat, de infirmerie (4) en de vleugel van 1682 (5). Aan de tuin vleugel van 1711 met bibliotheek, noviciaat en werkruimte (6), vleugel van 1649 met onder meer de gemeenschapskamer en de keuken (7) en het gastenverblijf (8). In de grote tuin reikend tot aan de Speelmansstraat enerzijds en aan de Snaggaardstraat anderzijds staan de hoeve (10), het meelhuis (11), de kapel (12), de was- en strijkkamer (13, 14) en de galerij (15). Nissen met heiligenbeelden.

Het ensemble behoudt nog duidelijk de sporen van het eeuwenlange bouwen, verbouwen en restaureren; zijn architectuur sluit in grote mate aan bij de Brugse klooster- en huizenbouw en volgt ook hun vrij traditionele vormgeving en langzame evolutie. De kloosterkerk knoopt daarentegen aan bij stijlarchitectuur van de eerste helft van de 18de eeuw, die overhelt van barok naar een streekeigen interpretatie van het vroegclassicisme.

1. Kerk
1736-1739: optrekken van de classicistische kerk naar ontwerp van architect H. Pulinx senior (Brugge).
1802: dichtmetselen van haar portaal aan de Carmersstraat.
1838: verfraaien van het interieur ter gelegenheid van het 100-jarig bestaan van de kerk. De muren krijgen een witte stucbekleding, kunstenaar Ch. Picqué schildert de vier evangelisten in grisaille in de pendentieven en Dilman (Gent) schildert de koepel in grisaille, voorts vergulden van de profielen.
1869-1872: restaureren van de interieurdecoratie. Inbrengen van glasramen in de ovale vensters van de trommel Werkzaamheden onder leiding van Ch. Picqué uitgevoerd door E. Hirsch (Parijs).
1870: opnieuw schilderen van de apsis, de koepel en aanbrengen van de marmerimitatie.
1895: plaatsen van het huidige orgel naar ontwerp van Pierre Schijven.
1901: schenking van onder meer de tien koorglasramen naar ontwerp van S. Coucke (Brugge) ter ere van de viering van een jubileum.
1927-1928: reinigen en opnieuw versieren van het koor door kerkdecorateur J. Linthout. Herstellen van de koepel, de vier kerkvaders, de vier evangelisten, vergulden waar nodig.
1934: herstellen van het parement van de kerk.
1952: restauratiewerken aan de koepel door J. Linthout.
1965: beschilderen van het gewelf van het hoogkoor in een monotone grijze kleur onder invloed van het tweede Vaticaans Concilie (1967). Hierdoor was de beschildering met Maria en de engelen niet meer zichtbaar.
1978 - 1981: gefaseerd herstellen van de kerk naar ontwerp van Groep Planning (Brugge): dakstructuur en -bekleding, gevelmetselwerk, interieurbeschildering en orgel.
1984: interieurrestauratie onder leiding van P. De Wispelaere: herstellen van de kleurstelling op basis van sporen.

Plattegrond. Georiënteerde eenbeukige kerk met in het westen een kort en smal afgerond schip van vier traveeën, een bredere, indrukwekkende vierkante ruimte opgevat als pseudo-transept en in het oosten een halfrond koor dat terugvalt op de breedte van het schip.
Materialen. Baksteenbouw met gebruik van natuursteen voor het voorgevelparement voorzien van 18de-eeuwse steenhouwersmerken te identificeren met J. Cornet (?) en D. Derideau (?). Leien bedaking gemarkeerd door de ronde trommel en koepel boven de centrale ruimte. Gevel aan de straat opgevat als monumentale portiektravee: gekoppelde kolossale hoekpilasters van de Corinthische orde onder een gebogen fronton. Ingeschreven rechthoekige deur - gedicht in 1802 - met gebroken fronton onder een rondboognis met neogotisch Heilig Hartbeeld. Groot bekronend segmentboogvenster opgenomen in het overspannende gebogen fronton. Aansluitende onderbouw en trommel van de rijzige koepel. Ordonnantie van de trommel bepaald door vier ritmerende gekoppelde pilasters die onderaan uitlopen in de stuttende vleugelstukken en bovenaan aansluiten bij de omlopende gekorniste kroonlijst en de gemarkeerde ribben van koepel. Vier vrij grote ovale vensters in arduinen omlijsting aangebracht in de ietwat verdiepte spaarvelden. Zijgevels van het schip opengewerkt met segmentboogvensters in omlijsting.

Interieur.
Merkwaardig en monumentaal opgevatte ruimte resulterend van de combinatie tussen basilicale en centrale aanleg met koepel en bijzondere lichtinval; deels kleurrijke indruk.
Westelijk schip van vier traveeën met "entresol". Begane grond gesplitst in twee delen: het eerste overkluisd door middel van graatgewelven met centraal het vurige Hart van de Heilige Augustinus, patroon van de kloosterorde; oostelijke zijde afgesloten door een verzorgd smeedijzeren hek opgenomen in een brede segmentboog; tweede deel onder bepleisterde graatgewelven ingenomen door de kapittelzaal van twee traveeën "Entresol" opgevat als "zusterkoor" met licht getoogde segmentboovensters en geïncurveerd "balkon" met sierlijk smeedijzeren hek aan de oostelijke zijde; tongewelf aanzettend op een rijk uitgewerkte kroonlijst. Overgang naar de centrale ruimte door middel van een soort van portiektravee tussen brede pilasters geflankeerd door gecanneleerde Corinthische zuilen; aansluitend gekornist hoofdgestel en brede, verankerde gordelboog verrijkt met cassetten en rozetten. In de vierkante centrale ruimte, oorspronkelijk bestemd voor kerkgangers, wordt een analoge opstand herhaald aan koorzijde en op de hoeken van de noordelijke- en zuidelijk zijden; in laatst genoemde worden ook de muraalbogen met beglaasd boogveld opgevangen door dezelfde zware omlopende en ook gekorniste kroonlijst. Afgelijnde pendentieven onder de getande kroonlijst van de trommel verlicht door middel van vier omlijste oculi met aansluitende lijst onder de koepel. Muurschilderingen met onder meer marmerimitatie van 1870 aangebracht door E. Hirsch. Uitbeelding van de vier hoofddeugden in de pendentieven met name de Rechtvaardigheid, Sterkte, Voorzichtigheid en Matigheid. In het koepelgewelf, voorstelling van de patroon, de Heilige Augustinus die opgenomen wordt in de hemelse glorie. Fraaie zwart-en witmarmeren bevloering en typisch centraal, uitstralend stermotief Apsis geritmeerd door Corinthische pilasters afgewerkt en halfronde koepel met voorstelling van de gekroonde moeder Gods.

Mobilair. Beeldhouwkunst. Marmeren Mariabeeld uit de 17de eeuw van de Luikse beeldhouwer Jan Delcour. Hoofdaltaar afkomstig uit Italië vervaardigd uit drieëntwintig verschillende soorten marmer. Koorgestoelte van onder meer 1739 en 1967. Schilderij van Jan Cossiers (1600-1671).

2. Aan de westelijke zijde van de kerk, gebouw van 1736-1739, voormalig trappenhuis en onderkomen voor de bedienden, heden gebruikt als gastenkwartier. Vooraan een breedhuis van drie traveeën en twee bouwlagen en achteraan een diephuis, telkens onder schilddak (leien). Aan de straat lijstgevel met natuurstenen parement belijnd door uitspringende puilijst. Dubbelhuisopstand: centrale rechthoekige deur met bovenlicht geflankeerd door twee rechthoekige vensters; analoge bovenvensters en zoldervenster, laatst genoemde opgenomen in een dakkapel onder driehoekig fronto

Interieur. Groot trappenhuis met eikenhouten trap in Lodewijk XIV-stijl.

Aan noordelijke zijde, aanleunend pand met verankerde bakstenen lijstgevel van zes traveeën en twee bouwlagen onder leien lessenaarsdak. Segmentboogvormige muuropeningen in vlakke omlijsting met oren. Tussen de benedenvensters vier gedenkstenen.

Interieur. Pandgang overkluisd door middel van vier gepleisterde graatgewelven.

3. Vleugel van 1650, omgebouwd in 1739
Vleugel gelegen aan een met bakstenen geplaveide binnenkoer toegankelijk via een classicistisch poortgebouw. Laatst genoemde aan de Carmersstraat afgewerkt met belijnende imitatievoegen en rechthoekig ingeschreven poort.
Aan oostelijke zijde, de vroegere kapel, heden in gebruik als ontvangstgebouw. Vleugel van vijf traveeën en twee bouwlagen onder leien zadeldak (nokrihcting loodrecht op de straat) afgesnuit aan zuidzijde. Vroegere kapel verbouwd in 1739 bij de oprichting van de kerk. Lijstgevel van rode verankerde baksteen met bepleisterde fries. 19de-eeuwse rechthoekige muuropeningen. Deur in natuurstenen omlijsting, grotendeels vernieuwd.
Interieur. Zoldering van inkom versierd met gepleisterd plafond met midden-17de-eeuws stucwerk; lijstwerk en bloemmotieven tussen drie bepleisterde moerbalken.
Op de bovenverdieping twee ruimten waaronder één met bepleisterde zoldering voorzien van stucwerkversiering tussen moerbalken.

Aan de straatzijde, westvleugel met de ontvangstkamers: zeven traveeën en één bouwlaag onder aan zuidzijde gemansardeerde leien bedaking doorbroken door vijf rondbogige dakkapellen. Verankerde en witbeschilderde bakstenen lijstgevel: ronde vensters zeven met ijzeren harnas en glas in loodramen, onderling verbonden de omlopende druiplijst.

Aan noord-(tuin)zijde nieuwe pandgang met bepleisterde graatgewelven.

4. Vleugel 1661 (Infirmerie)
Vleugel van twee bouwlagen onder schilddak (Vlaamse pannen). In de loop van de 19de eeuw verlengd tot tegen de straatvleugel. Binnen het eerste binnenhof wordt een kleinere kloostergang omsloten door de vleugels van 1649, 1661, 1739 en tenslotte aan zuidzijde door een 17de-eeuwse muur, de zogenaamd koer Thomas à Kempis cf. standbeeld met OPSCHRIFT "THOMAE A KEMPIS/ DEDICATUM/ ANNO JUBILEI/ 1629 - 14 SEPT. 1929".

Interieur. Op de begane grond, kamer verbonden met lange gang; laatgotische schouw onder haardgewelf, gepleisterd plafond op moerbalk gedateerd 1709 en 17de-eeuwse spinde.

De gevels uitziend op het binnenhof zijn verankerde bakstenen lijstvels:
Oostgevel. benedenvensters met afgeschuinde dagkanten, natuurstenen kruiskozijnen en ontlastingsboog. Glas-in-loodramen. Op de bovenverdieping twee kleinere recentere rechthoekige vensters. In linker hoek uitbouw van één bouwlaag met dakje, traptorentje (zie afbeelding van vroeger passantenhuis).
Westgevel: vernieuwde benedenvensters; rechthoekige bovenvensters met afgeschuinde dagkanten en imitatienegblokken.
Zuidgevel: rechthoekige vensters met natuurstenen kruiskozijn, afgeschuinde dagkanten en rollaag.

5. Vleugel 1682 (sacristie en kloosterpand)
Noord-zuid georiënteerde vleugel loodrecht op Carmersstraat, verbonden met tuinvleugel van 1649. Vleugel van twee bouwlagen onder leien zadeldak
Aan de straat, geschilderde tuitgevel van één travee, rechthoekige vensters met traliewerk. In de top rondboogvenster in oudere nis met omlijsting waarboven ontlastingsboogje. Gevel van rechter aanbouw: beschilderd met rechthoekigevenster en onder goot muizentandlijst. Oostgevel: bakstenen gevel van vier traveeën en twee bouwlagen. Segmentbogige benedenvensters.

Interieur. Sacristie onder bepleisterde graatgewelven met gordelbogen aanzettend op aanzetstenen; eikenhouten plintlambrisering; vloer van zwarte en witte marmer.
Aan westzijde, op het tweede binnenhof, kleine uitbouw met de trap naar het dormitorium. Verankerde bakstenen tuitgevel van twee traveeën en twee bouwlagen onder zadeldak. Op de begane grond en tweede bouwlaag rechthoekige vensters met omlijsting van imitatienegblokken. Benedenvensters met doorgetrokken onder- en bovendorpels, op de bovenverdieping met ontlastingsboog voorzien van open voeg. Voorts segmentboogvormige bovenvenster.

Oostgevel: verankerde bakstenen lijstgevel; muizentandlijst onder de goot. Segmentboogvormige benedenvensters in een bepleisterde omlijsting met oren en voetstukken; Analoge bovenvensters waarvan enkele met afgeschuinde dagkanten

Interieur. Kloosterpand, gedeeltelijk ingenomen door sacristie. Vijf bepleisterde en beschilderde graatgewelven gevat tussen gordelbogen aanzettend op eenvoudige kraagstenen.

6. Vleugel 1711 (bibliotheek, noviciaat en werkruimte)
Aan tuinzijde, in het verlengde van constructie uit 1649, vleugel opgetrokken in gelijkaardige stijl als deze van 1649. Vleugel van dertien traveeën en twee bouwlagen onder leien zadeldak voorzien van zeven bakstenen dakkapellen met tuitgeveltje en rechthoekig venster in korfboognis met afgeschuinde dagkanten. Dakruiterje bekroond door een tentdak met ingewerkt uurwerk. Verankerde bakstenen lijstgevel met segmentbogige muuropeningen telkens met afgeschuinde dagkanten. Op de begane grond voorzien van imitatienegblokken en onderling verbonden onderdorpels.
Segmentboogdeur met gedeeld bovenlicht. Op de bovenverdieping gelijkaardige muuropeningen in gepleisterde omlijsting voorzien van oren. In twee traveeën langwerpige segmentboogvensters met gepleisterde omlijsting voorzien van oren en smeedijzeren balustrades.
Westgevel van 1711, zie gebeeldhouwde gevelsteen. Verankerde bakstenen tuitgevel afgewerkt met vlechtingen en rechts opgetrokken. Rechthoekige muuropeningen, alle met afgeschuinde dagkanten en negblokken, op de begane grond met natuurstenen kruiskozijnen en in het midden een recentere geblokte rondboognis met Mariabeeld. Op de bovenverdieping flankeren twee rechthoekige gedichte openingen een groot rechthoekig schuifraam met geblokte omlijsting en smeedijzeren balustrade. In de top twee kleinere rechthoekige vensters die een groter rechthoekig venster flankeren. Geblokte ronde opening met glas in lood.
Tegen de zuidzijde, aangebouwd (klooster)pand van tien traveeën en één bouwlaag onder leien lessenaarsdak. Op begane grond segmentboogvensters en -deur met omlijsting met oren. Op de muurdammen gedenkstenen met opschriften van overleden kloosterzusters. Op de bovenverdieping segmentboogvensters in een vlakke omlijsting met oren. Vijf bakstenen dakkapellen met tuitgeveltje waarin korfboognissen met zoldervensters

Interieur. Pandgang afgedekt met bepleisterde graatgewelven tussen gordelbogen. Vloer van zwarte en witte marmeren tegels in dambordpatroon.
De begane grond is verdeeld in drie ruimten: grote bibliotheek, noviciaat en werkruimte. Zoldering met moer- en kinderbalken.

7. Vleugel 1649 (refter, gemeenschapskamer en keuken)
Aan tuinzijde oost-west-georiënteerde vleugel van negen traveeën en twee bouwlagen onder zadeldak (leien); dakruiter met klokje; zes dakvensters, waarvan vier met tuitgeveltje en rechthoekig venster gevat in korfboognis. Verankerde bakstenen lijstgevel met gebruik van zandsteen voor muuropeningen en belijnende banden ter hoogte van de onder-, tussen- en bovendorpels van de benedenvensters. Rechthoekige benedenvensters met zandstenen kruiskozijn onder ontlastingsboog en voorzien van afgeschuinde dagkanten en geblokte omlijsting. Segmentbogige bovenvensters in vlakke bepleisterde omlijsting met afgeschuinde dagkanten, sommige met daarop aansluitende zogenaamde "Delftse" tegels. Benedenvensters met naar binnen draaiende glas-in-loodramen met geometrisch patroon. Aan oostzijde in de hoek 19de-eeuwse aanbouw met hoektorentje van rode baksteen voorzien van leien kegeldak.

Oostgevel met verankerde bakstenen asymmetrische tuitgevel afgewerkt met vlechtingen. Rechthoekige benedenvensters met zandstenen kruiskozijn in geblokte omlijsting met afgeschuinde dagkanten onder ontlastingsboog van rode baksteen. Rechthoekige bovenvensters, deurvenster. In de top: korfboogvenster, jaartal 164. van geglazuurde koppen en metselaarstekens.

Tegen zuidgevel, soortgelijke gevel als tuingevel, kloosterarm onder lessenaarsdak; drie bakstenen dakkapellen met tuitgeveltje en twee jongere dakkapellen. Verankerde bakstenen lijstgevel met segmentbogige muuropeningen in vlakke bepleisterde omlijsting met oren en voetstukken. Glas-in-loodramen. Gedenkstenen ter nagedachtenis van overleden zusters op de penanten.

Interieur. Aan zuidzijde, onder met gepleisterde graatgewelven tussen gordelbogen rustend op eenvoudige kraagstenen. Bevloering met wit-zwarte marmeren tegels in dambordpatroon. Segmentboogvensters met glas in lood ramen. Op begane grond refter met vroeg-18de-eeuws gepleisterd plafond (vier moerbalken) met stucversiering (religieuze motieven met Lodewijk XIV-stijlkenmerken); gemeenschapskamer en de keuken.

8. Vleugel van 1853 in de tuin (deel van voormalig pensionaat, nu gastenverblijf)
Breedhuis van acht traveeën en twee bouwlagen onder pannen schilddak voorzien van vier dakkapellen met driehoekige frontonbekroning. Verankerde bakstenen lijstgevel met segmentbogige muuropeningen in vlakke bepleisterde omlijsting met oren, voetstukken en eenvoudige sluitsteen. Hoofdgestel bestaande uit een bepleisterde fries en kroonlijst op geprofileerde consoles.

Interieur. Plafond van refter met rijkelijke stucversieringen met engelenfiguren, blad- en bloemmotieven op en tussen de moerbalken. Moerbalken rus- tend op zwaar uitgewerkte consoles met engelenfiguur. Soortgelijk thema komt voor op de deuren en het hang- en sluitwerk. Lange galerij van acht traveeën aan tuinzijde; overkluizing door middel van kruisribgewelven tussen zwaar versierde gordelbogen. Op het einde van de gang, eikenhouten trap voorzien van een trappaal met engelenkop.

9. Kloostervleugel van 1835
Vleugel met L-vormige plattegrond. Verankerde bakstenen lijstgevel van zeven traveeën en twee en een halve bouwlaag onder zadeldak (Vlaamse pannen). Rechthoekige muuropeningen met arduinen lekdrempels.

10. Hoevegebouw van 1637
Breedhuis van zeven traveeën en twee bouwlagen onder zadeldak (Vlaamse pannen) gevat tussen twee puntgevels. Verankerde bakstenen lijstgevel met rechthoekige muuropeningen voorzien van afgeschuinde dagkanten. Benedenvensters met natuurstenen latei onder gebogen ontlastingsboog met open voeg. Steekboogvormige deur met afgeschuinde dagkanten onder rechthoekig bovenlicht. De twee linker vensters behoren tot de opkamer. Bovenvensters met 19de-eeuwse rolluikkast. Dakvlak doorbroken met drie vernieuwde dakvensters in tuitgeveltjes afgewerkt met muurvlechtingen en voorzien van een rechthoekig venster onder latei en gebogen ontlastingsboog. De oostgevel is een tuitgevel afgewerkt met vlechtingen en door middel van jaarankers gedateerd "1637". In de top, gedichte zolderopening in korfboognis.

Interieur. Opkamer met bevloering met in motief gelegde rode en zwarte tegels. Eikenhouten zoldering met twee moerbalken voorzien van geprofileerde sleutelstukken. Oude binnendeur in rabat met origineel hang- en sluitwerk. Overige constructie bestaande uit moer- en kinderbalken. Op de bovenverdieping wordt de eikenhouten balkenzoldering gestut door muurstijlen en korbelen. Dakconstructie bestaande uit zes dubbele schaar- en nokgebinten voorzien van telmerken. Aan de westzijde verankerde bakstenen lijstgevel van één bouwlaag afgewerkt met overhoekse muizentandlijst onder zadeldak (Vlaamse pannen). Verschillende muuropeningen onder meer twee tudorboogpoortjes met gedeelde bovenvensters met rollaag als ontlastingsboog. Twee dakkapellen met zoldervenster in korfboognissen.

11. Meelhuis
In de kloostertuin, voormalig meelhuis met onregelmatige travee-indeling en twee bouwlagen onder zadeldaken met verspringende nok, Vlaamse pannen). Hoger linker gedeelte van 1688, rechter gedeelte van 1701. Verankerde bakstenen lijstgevel met rechthoekige muuropeningen, waarvan sommige met afgeschuinde dagkanten en andere onder ontlastingsboog. Dakvlak onderbroken door dakkapellen en -vensters.

Interieur bewaarde moer- en kinderbalken en dakconstructie met schaar- en nokgebinte.

12. Kapel in tuin
Eenbeukige kapel vermoedelijk van 1858. Bakstenen gebouw voorzien van sierankers. Puntgevel met schouderstukken en smeedijzeren kruis als topstuk. Segmentboogdeur voorzien van afgeschuinde dagkanten waarboven een houten afdakje en heiligenbeeld. Top voorzien van driehoekige vensteropening met afgeschuinde dagkanten en glas-in-loodramen).

13, 14. Vleugel met was- en strijkkamer
Bakstenen gebouw met sierankers, van 1901 naar ontwerp van architect A. De Pauw (Brugge). Zadeldak bedekt met Vlaamse pannen. Horizontaal belijnd door bakstenen muizentandfries. Gevels geritmeerd door spaarvelden afgelijnd door lisenen waartussen rondboogfries. Rechthoekige muuropeningen met arduinen lekdrempels. In het verlengde hiervan strijkkamer ondergebracht in bakstenen constructie van 1906 voorzien van schilddak met verhoogd centraal gedeelte.

15. Galerij van 1911 naar ontwerp van architect A. Depauw (Brugge) uitkomend in de Speelmansstraat. Bakstenen constructie onder schilddak (Vlaamse pannen). Aan de tuinzijde opengewerkt met korfbogen aanzettend op pijlers.

  • Afdeling Ruimtelijke Ordening, Huisvesting en Monumentenzorg West-Vlaanderen, Cel Monumenten en Landschappen, archief, dossier DW000290.
  • Dienst Monumentenzorg en Stadsvernieuwing Brugge, Nota.
  • Stadsarchief Brugge, Bouwvergunningen, nummer 164/1901, nummer 137/1906, nummer 288/1909, nummer 282/1910, nummer 425/1910, nummer 171/1911, nummer 179/1923, nummer 834/1930, nummer 20/1941, nummer 498/1957, nummer 125/1966, nummer 1167/1974, nummer 1879/1981, nummer 778/1983.
  • BEERNAERT B., Open Monumentendag Vlaanderen. 18de-eeuwse architectuur in de binnenstad, Brugge, 1991, p. 10-12.
  • DEVLIEGHER L. 1975: De huizen van Brugge, Kunstpatrimonium van West-Vlaanderen 2-3, Tielt, 47.
  • ESTHER J., Arthur Vandendorpe, restaureren, renoveren, Brugge, 1994, p. 164-165.
  • DEVLIEGHER L. 1975: De huizen van Brugge, Kunstpatrimonium van West-Vlaanderen 2-3, Tielt, nummer 476, p. 58, 157, 696.
  • VAN GAMPELAERE N., Het Engels klooster, Onuitgegeven licentiaatsverhandeling, Rijksuniversiteit Gent, 2002.

Bron: GILTÉ S., VANWALLEGHEM A. & VAN VLAENDEREN P. 2004: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Stad Brugge, Middeleeuwse stadsuitbreiding, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 18nb Noord, Brussel - Turnhout.
Auteurs: Gilté, Stefanie; Vanwalleghem, Aagje; Van Vlaenderen, Patricia
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)

Aanvullende informatie

Kloostertuinen

Het huidige tuinareaal strekt zich uit binnen het bouwblok tussen de Carmerstraat en de Snaggaardstraat en is het resultaat van opeenvolgende uitbreidingen van het kloosterdomein sinds de 17de eeuw. Het beeldmateriaal uit de 17de eeuw toont aan dat de aanwezige tuinen voornamelijk een utilitaire functie (weiden, fruitgaard) hadden, maar wel binnen een formele aanleg. Op het einde van de 17de eeuw werd centraal in de tuin een prieel opgetrokken.

In de 18de eeuw werd de tuinoppervlakte vergroot. Een tekening van 1729 toont de formele tuinen met rechte paden en vierkante perken, omzoomd met bomen, hagen en struiken. Langs de hoofdas staat een bomenrij aangeplant en aan elk einde van de noord-zuidassen is een kapel gebouwd. Deze langs de hoofdas is vandaag nog aanwezig. In 1834 werd een perceel van 30 are ten oosten van het klooster aangekocht en ingericht als rechtlijnige nutstuin, de huidige Sint-Jozefstuin. De lithografie van Lodewijk Van De Walle uit 1895 toont hoe de tuin er op dat moment uitzag. De afgebeelde bomendreef langs de wasvleugel is tot op vandaag bewaard. De twee siertuinen ten westen waren met een eenvoudig metalen hekken omsloten. Restanten van het hekwerk zijn bewaard ter hoogte van de centrale zichtas. Het uiterst westelijke tuingedeelte was ingericht met tennis- en cricketvelden voor de school. Deze sportvelden waren omheind met metalen hekken en van elkaar gescheiden door een deels bewaarde berceau. Het tuingedeelte omsloten met een houten hek tussen met vazen bekroonde pilaren dat aan het kloostergebouw grensde, deed vermoedelijk dienst als siertuin.

Het huidige uitzicht van de tuin is vooral bepaald door ingrepen uit de 20ste eeuw. In 1907 werd een stuk van de tuin bij het kloostergebouw ingericht als novicentuin. Daarbij bleef de afsluiting deels behouden. Ten noorden daarvan lag naast de wasvleugel een tuin met bleekweide voor de lekenzusters. De Sint-Jozefstuin werd vergroot en kreeg een landschappelijk aanleg met gazons, een vijver, bomengroepen en wandelpaden. Deze vijver werd in de jaren 1980 opgevuld. De schooltuin kreeg gedeeltelijk een nieuwe aanleg als botanische tuin met een educatieve functie. In 1938 werd het kerkhof heraangelegd en omgevormd tot een formele tuin. De infirmerietuin werd gewijzigd in 1960 en beplant met buxus in 1976. In de tuin is nog een gevarieerd bomenbestand aanwezig waaronder bruine beuk (Fagus sylvatica ‘Atropunicea’), gewone beuk (Fagus sylvatica), venijnboom (Taxus baccata), iep (Ulmus spec.), walnoot (Juglans regia), een lindenberceau, westerse levensboom (Thuja occidentalis), gewone es (Fraxinus excelsior), grootbladige linde (Tilia platyphyllos) en zomereik (Quercus robur).

Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)

Relaties


Waarnemingen


Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Engels klooster met tuin [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/83118 (geraadpleegd op ).

Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed

Contact

Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.