De Sint-Janshuismolen is een houten staakmolen met twee zolders op een open voet, die in 1770 door het Brugse bakkersambacht werd opgericht voor het malen van graan. De molenaarswoning stond aan de noordelijke zijde van de Rolweg.
De naam Sint-Janshuismolen verwijst naar het Sint-Janshospitaal, dat de landcijns op deze molen kreeg. De molenwal werd aangelegd in 1297-1298 naar aanleiding van de aanleg van een nieuwe stadsomwalling. In een stadsrekening van 1343 wordt melding gemaakt van de Sint-Janshuysmolen. In documenten van 1563 en van 1594 staat telkens vermeld dat de molen vernieuwd werd. De staakmolen staat afgebeeld op de plannen van Marcus Gerards (1562) en Jacob van Deventer (1558-1575). In 1744 waaide de molen om.
In 1769 kochten 26 bakkers van het Brugse bakkersambacht de wal en bouwden er in 1770 (zie ook inscriptie) de huidige molen. Vandaar de benamingen Bakkersmolen of Sint-Aubertusmolen, naar de patroonheilige van het Brugse bakkersambacht.
Op 3 april 1914 kocht de stad Brugge de Sint-Janshuismolen van de molenaarsfamilie Gevaert. De molen draaide echter niet meer en er trad verval in. Een eerste restauratie in 1939 onder impuls van Alfred Ronse uit Gistel bleef onafgewerkt door de dreigende oorlog. Uit deze periode dateren de ijzeren steenbalk (firma Verhaeghe-Decuyper uit Ruddervoorde) en de met ijzer versterkte steenlijsten, de dekkerlager en regulateurs. In 1957 werden nieuwe werken uitgevoerd door Robert Van de Kerkhove uit Ingelmunster. Er werden toen onder meer een nieuwe staart, hangbomen en loopstaken en eiken schaliën op de kap en windveeg aangebracht. Er werden aanpassingen aan het wiekenkruis uitgevoerd (windplanken, zomen). Pas in 1964 werd de molen terug in gebruik gesteld. Het was de eerste keer dat een molen na jarenlange stilstand omwille van cultuur-toeristische doeleinden terug in werking werd gesteld.
In 1968 werden nieuwe gelaste roeden geplaatst (gebroeders Peel uit Gistel). In 1990 werden onder meer de kruiklossen en de halslager (staak) hersteld en werden de molenzeilen vernieuwd. In 2001 werden de kruisplaten, teerlingblokken, schoren, staart en het hekwerk van de roeden vervangen en kreeg de molenkast een nieuwe beplanking. Ook de gelaste roeden werden behandeld. In 2017 werd een nieuwe buitentrap aangebracht (Wieme Roland & Kris uit Machelen).
Beschrijving
Standaardmolen met open voet op een molenberg. De teerlingen zijn opgetrokken aan de hand van baksteen en Brabantse steen. De voor- en zijkanten van de molenkast zijn bekleed met een verticale beschieting. Aan windzijde en op de kap zijn eiken schaliën aangebracht. Het betreft een gebroken kap met windvaan waarop een staakmolen is afgebeeld. Het gevlucht met gelaste stalen roeden uit 1968 meet ongeveer 24 meter. Aan staartzijde is er een kombuis.
De molen bevat een maalzolder met een ijzeren steenbalk en een steenzolder met twee steenkoppels. Op de molenas zijn er twee kamwielen voor de aandrijving van de twee steenkoppels en een kammenluiwerk. De bandvang wordt bediend met behulp van een evenaar.
Het jaartal “1770” staat op een ijzerbalk. Op de maalzolder zijn talrijke namen en jaartallen terug te vinden, waarvan de oudste zijn "FSK/ 1788", "A. ROOSE/ 1790", "FRANS/ VERRIEST/ 1805", "J.V./ 1809".
- DEVLIEGHER L. 1984: De molens in West-Vlaanderen, Kunstpatrimonium van West-Vlaanderen, deel 9, Tielt-Weesp, 142-143.
- DEVYT C. 1966: Westvlaamse windmolens. Inventaris volgens de toestand op 1 januari 1965, Brugge, 67.
- GILTE S., VANWALLEGHEM A. & VAN VLAENDEREN P. 2004: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Stad Brugge, Middeleeuwse stadsuitbreiding, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 18nb Noord, Brussel - Turnhout.
- VAN DE WEYER E. & HOORNAERT A. 2016: Sint-Janshuismolen, onuitgegeven inspectierapport Monumentenwacht West-Vlaanderen.