Het hoevecomplex bestaat uit een woonhuis, schuur en dienstgebouw die U-vormig geschikt zijn rond een erf, dat aan straatzijde is afgesloten met een bakstenen muur. Achter het dienstgebouw bevindt zich een waterput met betonnen bovenbouw. Het achtergelegen perceel 307G is de tuin behorend bij de hoeve (van sinds de bouw van de hoeve, zie ook mutatieschetsen). Tegenover en aan weerszijden van de hoeve, langs de Romershovenstraat, bevinden zich recente woningen. Achter deze lintbebouwing liggen weilanden en boomgaarden.
De vakwerkhoeve verschijnt in 1882 op de mutatieschetsen: het perceel 307a (volgens de kadastrale leggers toen in gebruik als boomgaard) werd opgesplitst in 307c (huis) en 307d (boomgaard). De hoeve bestaat uit twee volumes: de woning, dwars op de straat georiënteerd, en een kleiner volume centraal op het perceel.
In 1903 vergroot het hoevecomplex. Tegen de rechterzijgevel van het woonhuis (nu perceel 307e) wordt een klein volume aangebouwd. Deze heeft een apart perceelnummer (307f) en staat in de legger genoteerd als "werkhuis". Tegenover het woonhuis wordt een even groot volume gebouwd (de huidige schuur). Dit volume sluit aan bij het reeds bestaande kleine centrale volume.
In 1931 worden de percelen 307e ("huis") en 307f ("werkhuis") verenigd onder één perceelsnummer 307h ("huis"). Perceel 307g wordt in de leggers niet meer vermeld als "boomgaard", maar wel als "tuin".
De weergave op de huidige kadasterkaarten is, vooral wat de schuur betreft, gewijzigd. Deze weergave komt echter niet overeen met de huidige toestand. Is de schuur ingekort aan de linkerkant?
Exterieur
Het hoevecomplex bestaat uit losstaande bestanddelen die in U-vorm geschikt zijn rondom het rechthoekig erf. Het erf is aan de straatzijde afgesloten met een bakstenen muur, waarin een houten poort met rechts ervan een ijzeren deurtje. Ten noorden van het erf staat een woonhuis-stalvolume met tegen de rechterzijgevel een aanbouwsel; ten zuiden staat een dwarsschuur en ten oosten een dienstgebouw.
Het woonhuis-stalvolume heeft een zadeldak met Vlaamse pannen en een vakwerkstructuur die bewaard is in de voorgevel (erfzijde) en de rechterzijgevel. Ook inwendig is de structuur nog aanwezig (ankerbalken). De achtergevel en linkerzijgevel (straatzijde) zijn versteend (baksteen), eind 19de – begin 20e eeuw. Het stijl- en regelwerk van de voorgevel en rechterzijgevel heeft grotendeels lemen vullingen. Onderaan zijn er bakstenen vullingen (onderverstening). De vakwerkconstructie telt 6 gebintstijlen (6 ankerbalkgebinten) en 6 wandstijlen. In de eerste travee bevindt zich de onderkelderde opkamer, met getoogd keldervenster in de bakstenen stoel. Bij de overige traveeën is geen bakstenen stoel zichtbaar, de stijlen lopen door tot op de grond. De erfzijdegevel heeft volgende muuropeningen van links naar rechts: woonhuisdeur, twee beluikte vensters, staldeur, aangepast venster. In de versteende linkerzijgevel (straatzijde) bevinden zich drie getoogde vensters: twee van de opkamer en één op zolderniveau. Tegen de rechterzijgevel staat nog een restant van een aanbouw (in de oude kadastrale leggers vermeld als "werkhuis"): bakstenen muren onder een golfplaten lessenaarsdak.
Tegenover het woonhuis staat een dwarsschuur met brede rechthoekige schuurpoort. Intern en in de erfzijdegevel is de vakwerkstructuur grotendeels bewaard. De rechterzijgevel is versteend (baksteen confer woonhuis). De schuur heeft ook een bakstenen vergroting naar achteren toe, waardoor er een mank zadeldak (Vlaamse pannen) is ontstaan. Hoewel nooit kadastraal geregistreerd, dateert deze vergroting van vóór of gelijktijdig met de verstening van de zijgevel (eind 19de- begin 20ste eeuw?) aangezien er geen bouwnaad te zien is.
Het dienstgebouw, centraal op het perceel gelegen, is volledig versteend met cementblokken.
Interieur
Het woonhuis-stalvolume heeft een traditionele indeling. Het woongedeelte heeft langs de zuidelijke zijde twee grote woonvertrekken die van elkaar gescheiden worden door een centrale haard. De buitendeur geeft onmiddellijk toegang tot de woonkamer. Langs de noordelijke zijde bevinden zich de twee kleinere, koele vertrekken. De opkamer, vanuit de woonkamer bereikbaar via enkele trapjes, situeert zich langs de straatzijde. Het stalgedeelte wordt momenteel gebruikt als bergruimte.
- F. SCHLUSMANS, Bouwen door de eeuwen heen. Inventaris van het cultuurbezit. Architectuur. Deel 14n3. Provincie Limburg. Arrondissement Tongeren, Kantons Bilzen-Maasmechelen, Turnhout, Brepols, 1996, p. 210-211.