De huidige, classicistische kerk met gotische toren vervangt een romaans gebouw uit het midden van de 11de eeuw. In 1235 werden de tienden toegekend aan de abdij van Villers door vrijheer ridder Ludovicus van Diepenbeek (Dippebeke). In 1582 werden ze overgedragen aan het Sint-Lambertuskapittel van Luik.
De plattegrond beschrijft een westelijke toren met aangebouwde noord- en zuidportalen, een driebeukig schip van twee traveeën, een transept van twee traveeën en een koor met een rechte travee, halfronde sluiting en twee aanleunende sacrsitieën. Bouwgeschiedenis: brand van de romaanse kerk in 1490; wederopbouw begonnen in 1500, door de abdij van Villers, thans in gotische stijl; in 1648, vergrotingswerken, evenals een verbinding tussen toren en kerk, die voorheen los van elkaar stonden. In hetzelfde jaar overwelving van de begane grond van de toren (jaartal op de sluitsteen); afbraak van de gotische kerk, met behoud toren, en bouw van een classicistische kerk in 1777; in 1787 bouw der beide portalen; in 1849 oprichting van het doksaal door Hermanus Moonen; van 1860 tot 1862 vergroting van de kerk met twee transeptarmen en verhoging van het koor; herstellingswerken, van 1879 tot 1880, waarbij onder meer een nieuwe arduinen plint wordt geplaatst en het tracé van sommige galmgaten wordt vernieuwd; restauratie van het interieur, van 1893 tot 1894; nieuwe vergroting in 1931, ditmaal met twee zijbeuken in het verlengde der transeptarmen, uitgevoerd in classicistische stijl.
Vierkante, laatgotische, bakstenen toren van zes geledingen, door kalkstenen waterlijsten gescheiden. Kalkstenen plint. Overhoekse steunberen en een vijfzijdige traptoren tegen de zuidoostelijke gevel. De eerste twee geledingen zijn gemarkeerd door mergelstenen speklagen, de vier middenste geritmeerd door lisenen; twee spitsboogvormige galmgaten in elke zijde van de bovenste geleding. Boogfries van driepasboogjes onder de kroonlijst. Natuurstenen oculus in de westgevel. Schip, transeptarmen en koor in baksteenbouw op arduinen plint. Rondboogvensters met ijzeren roeden in kalkstenen omlijsting met licht uitspringende negblokken. Houten kroonlijst in de nieuwere gedeelten, de oude gedeelten hebben hun oorspronkelijke kalkstenen lijst op klossen bewaard.
De toren heeft op de begane grond een kruisriboverwelving op consooltjes. Inwendig is de oorspronkelijke zaalkerk met rondboogarcaden naar de recentere zijbeuken en transeptarmen opengewerkt. Middenbeuk overwelfd door een breed, halverwege afgevlakt tongewelf, dat op een omlopend entablement uitloopt, laatstgenoemde gedragen door vrij vlakke muurpilasters met composietkapitelen. De rechte koortravee is thans door een koepel overspannen, waarschijnlijk daterend van de verhoging van het koor. Halve koepel met brede ribben over de absis. Beide delen van elkaar en van het schip gescheiden door gordelbogen op muurpilasters. Kruisriboverwelving over zijbeuken en transept.
Mobilair: Christus-op-de-Koude Steen, eik met resten van polychromie (15de eeuw); een reeks 15de-eeuwse beelden van gepolychromeerd hout, onder meer Sint-Niklaas, Sint-Barbara, Sint-Catharina van Alexandrië, Sint-Catharina van Siëna; calvarie van gepolychromeerd hout (17de eeuw). Barokke hoofd- en zijaltaren, 18de eeuw, met schilderijen die Onze-Lieve-Vrouw en de patroonheilige voorstellen; eiken biechtstoelen in Lodewijk XV-stijl (18de eeuw); gelijkaardige preekstoel en communiebank; eiken koorbanken (eind 18de eeuw); eiken zitbanken uit dezelfde periode; tabernakel, Luiks zilversmeedwerk (18de eeuw).
DE DIJN C.G., Monumentenroutes 1975 (Kunst en Oudheden), Hasselt, 1975 pagina's 31-32.
Bron: SCHLUSMANS F. met medewerking van GYSELINCK J., LINTERS A., WISSELS R., BUYLE M. & DE GRAEVE M.-C. 1981: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Provincie Limburg, Arrondissement Hasselt, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 6n1 (A-Ha), Brussel - Gent. Auteurs: Schlusmans, Frieda Datum: De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)