Voormalige begijnhofconvent met kerkruïne van begijnhofkerk opgericht in vroeggotische stijl, gebouwd in twee campagnes: beuken en transept uit tweede helft 13de eeuw, koor en kapellen uit eerste helft 14de eeuw. De conventgebouwen hebben vermoedelijk een 16de-eeuwse kern, de zuidzijde en volledige zuidvleugel werden heropgebouwd na 1944, de westgevel werd opgericht tijdens de restauratiewerken van 1854; begijnhofconvent met kloostertuin van 49,10 are, met enkele bruine beuken en een rond 1850 aangeplante ginkgo.
Het begijnhof van Tienen werd vermoedelijk gesticht in het begin van de 13de eeuw. Het werd gevestigd ten zuiden van de Borggracht, 'extra muros', op de plaats van een vroegere joodse nederzetting. De kerk werd opgericht rond 1250 opgericht als parochiekerk in vroeggotische stijl. Door verschillende schenkingen konden de begijnen hun domein vergroten en de gemeenschap groeide snel aan. Als we Gramaye mogen geloven, waren er ooit meer dan 300 begijnen, maar in 1622 bedroeg hun aantal nog geen zesde daarvan. In 1754 omvatte het ommuurde begijnhof 57 huizen, de vroeggotische kerk, het gemeenschappelijke 'convent', de infirmerie en het 'contoir'. In 1797 werden de eigendommen van de begijnen onder sekwester geplaatst en overgedragen aan het 'Hospice' (bestuur van de gasthuizen) van de stad. Het begijnenleven was toen al lang over zijn hoogtepunt heen en hun aantal verminderde zienderogen. De laatste begijn overleed in 1866. Het convent was al in 1843 samen met de kerk en de infirmerie verkocht aan Gentse paters dominicanen. Jan-Baptist De Noter maakte in 1853 een pentekening van het begijnhof in vogelperspectief. In tegenstelling tot de 'Mechelse' tekeningen van De Noter, gaat het hier om een weergave van de toenmalige toestand, die grosso modo nog overeenstemt met het Primitief kadasterplan. Het oorspronkelijke, 16de-eeuwse conventgebouw was maar half zo lang als het huidige en de tuin besloeg nog geen 20 are. Het was volgens De Noter geen traditionele kloostertuin met padenkruis, maar een landschappelijke tuin met door kronkelpaden omgeven grasveldjes en solitaire bomen of bomengroepjes.
In 1854 werden diverse gebouwen nabij het convent gesloopt en vervangen door een smalle dienstvleugel met een neogotisch ingangsrisaliet. Enkele jaren later werd het convent verlengd en verbreed tot zijn huidige plattegrond en uitzicht: een 65 m lang en 12 m breed volume van twee bouwlagen in traditionele bak- en zandsteenstijl (met speklagen, kruis- en kloosterkozijnen) en neogotische spitsboogdeurtjes. Het nieuwe convent had samen met de dienstvleugel een L-vormige plattegrond en de tuin was nu bijna een halve hectare groot. Op het einde van de 19de eeuw werd de kerk grondig gerestaureerd en een nieuwe kapel toegevoegd onder leiding van architect de Bethune. In 1944 bombardeerden de geallieerden de westelijke helft van het convent,. Bij de heropbouw werd het oude model zo getrouw mogelijk nagebootst. De oude begijnhofkerk, na de overname door de dominicanen door het volk 'paterskerk' genoemd, brandde af op 22 september 1976. In 1977 werden de aanpalende Vinckenbosch- en Moespikvesten en de Borggracht gesupprimeerd voor de aanleg van een expresweg. Het klooster van de paters Predikheren werd kort daarna opgeheven. De kerkruïne werd geconsolideerd (het maaswerk van de ramen werd gereconstrueerd) en de ruimte in en rond de ruïne werd in 1997 aangelegd als 'wandel- en halteplaats' naar het ontwerp van tuinarchitect Herman Van den Bossche.
De kerk is een voorbeeld van vroeggotiek uit de 13de eeuw. Ze heeft een basilicale opbouw en is hoofdzakelijk opgetrokken in kwartsiet van Overlaar. Ze werd opgebouwd in twee campagnes: beuken en transept uit de tweede helft van de 13de eeuw, koor en kapellen uit de eerste helft van de 14de eeuw. De drie beuken bestaan uit zes traveeën die uitlopen op een niet-uitstekend pseudo-transept en een koor, geflankeerd door rechthoekige kapellen en uitlopend op een zevenzijdige apsis.
De voormalige conventgebouwen hebben vermoedelijk een 16de-eeuwse kern. De achtergevel is opgetrokken uit baksteen en wordt verlevendigd door het gebruik van kwartsiet, onder meer voor de sokkel en speklagen. De gevel wordt geopend door kruisvensters op de benedenverdieping en smalle halve kruiskozijnen op de tweede verdieping. De zuidzijde van het convent, evenals de volledige zuidvleugel, werden heropgebouwd na 1944. De westgevel werd voorzien van een bijgebouwde neo-middeleeuwse kloostergang, opgericht tijdens de restauratiewerken van 1854. De oorspronkelijke plattegrond van het complex is op heden moeilijk te achterhalen.
De voormalige kloostertuin van het begijnhofconvent bedraagt ongeveer 49,10 are. De oudste foto's, vermoedelijk rond 1880 genomen, tonen een vlakte met hoog opgeschoten gras en – duidelijk herkenbaar – een ginkgo (Ginkgo biloba), bruine beuken (Fagus sylvatica 'Atropunicea'), een ruwe berk (Betula pendula) en iets wat verdacht veel op Kaukasische vleugelnoot (Pterocarya fraxinifolia) lijkt. Er is echter geen spoor van heiligenbeelden en andere religieuze attributen die doorgaans de kloostertuinen sierden. Het afbuigende pad bestaat nog steeds. De ginkgo, nu met een stamomtrek van 370 cm, was waarschijnlijk één van de eerste bomen die de dominicanen hebben aangeplant, nog vóór de bouwcampagne van 1854; de twee bruine beuken nabij de dienstvleugel bevinden zich op het gedeelte dat tijdens deze campagne bij de tuin werd gevoegd en werden dus later aangeplant.
Merkwaardige bomen (opname 14 juli 2006)
Het cijfer in vet geeft de stamomtrek in centimeters weer. De omtrek wordt standaard gemeten op 150cm hoogte.
Deze tekst is een samenvoeging van de teksten:
Auteurs: Deneef, Roger; Genicot, Luc; Van Aerschot, Suzanne; de Crombrugghe, Anne; Sansen, Hadewych; Vanhove, Jacqueline; Kempeneers, Paul; Foubert, Annemie
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Deneef R. & Genicot L. & Van Aerschot S. & de Crombrugghe A. & Sansen H. & Vanhove J. & Kempeneers P. & Foubert A. 2019: Begijnhofconvent met tuin en ruïne begijnhofkerk [online], https://id.erfgoed.net/teksten/313235 (geraadpleegd op ).
Voormalig begijnhofkerk die vanaf 1843 eigendom werd van de paters Predikheren. In 1976 brandde de kerk af en wordt sindsdien geconsolideerd als ruïne.
Het begijnhof van Tienen werd vermoedelijk gesticht in het begin van de 13de eeuw. Het werd gevestigd ten zuiden van de Borggracht, 'extra muros', op de plaats van een vroegere joodse nederzetting. De kerk werd opgericht rond 1250 opgericht als parochiekerk in vroeggotische stijl. Door verschillende schenkingen konden de begijnen hun domein vergroten en de gemeenschap groeide snel aan. Er waren ooit meer dan 300 begijnen, maar in 1622 bedroeg hun aantal nog geen zesde daarvan. In 1754 omvatte het ommuurde begijnhof 57 huizen, de kerk, het gemeenschappelijke 'convent', de infirmerie en het 'contoir'. In 1797 werden de eigendommen van de begijnen onder sekwester geplaatst en overgedragen aan het 'Hospice' (bestuur van de gasthuizen) van de stad. Het begijnenleven was toen al lang over zijn hoogtepunt heen en hun aantal verminderde zienderogen. De laatste begijn overleed in 1866.
De kerk was al in 1843 samen met het convent en de infirmerie verkocht aan Gentse paters dominicanen. Op het einde van de 19de eeuw wordt de kerk grondig gerestaureerd en een nieuwe kapel toegevoegd onder leiding van architect de Bethune. Gedurende de Eerste en Tweede Wereldoorlog lijdt de voormalige begijnhofkerk weinig schade. Op 22 september 1976 wordt de kerk echter verwoest door een brand. Het klooster van de paters Predikheren wordt kort daarna opgeheven. Er wordt beslist om de kerk niet meer terug herop te bouwen maar als ruïne te consolideren.
De kerk is een voorbeeld van vroeggotiek uit de 13de eeuw. Ze heeft een basilicale opbouw en is hoofdzakelijk opgetrokken in kwartsiet van Overlaar. Ze werd opgebouwd in twee campagnes: beuken en transept uit de tweede helft van de 13de eeuw, koor en kapellen uit de eerste helft van de 14de eeuw. De drie beuken bestaan uit zes traveeën die uitlopen op een niet-uitstekend pseudo-transept en een koor, geflankeerd door rechthoekige kapellen en uitlopend op een zevenzijdige apsis.
Auteurs: Foubert, Annemie
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Foubert A. 2013: Begijnhofconvent met tuin en ruïne begijnhofkerk [online], https://id.erfgoed.net/teksten/150304 (geraadpleegd op ).
Kloostertuin van 49,10 are, oorspronkelijk de tuin van het begijnhofconvent, met enkele bruine beuken en een rond 1850 aangeplante ginkgo.
Het begijnhof van Tienen werd vermoedelijk gesticht in het begin van de 13de eeuw. Het werd gevestigd ten zuiden van de Borggracht, 'extra muros', op de plaats van een vroegere joodse nederzetting. Door verschillende schenkingen konden de begijnen hun domein vergroten en de gemeenschap groeide snel aan. Als we Gramaye mogen geloven, waren er ooit meer dan 300 begijnen, maar in 1622 bedroeg hun aantal nog geen zesde daarvan. In 1754 omvatte het ommuurde begijnhof 57 huizen, de vroeggotische kerk, het gemeenschappelijke 'convent', de infirmerie en het 'contoir'. In 1797 werden de eigendommen van de begijnen onder sekwester geplaatst en overgedragen aan het 'Hospice' (bestuur van de gasthuizen) van de stad. Het begijnenleven was toen al lang over zijn hoogtepunt heen en hun aantal verminderde zienderogen. De laatste begijn overleed in 1866. Het convent was al in 1843 samen met de kerk en de infirmerie verkocht aan Gentse paters dominicanen. Jan-Baptist De Noter maakte in 1853 een pentekening van het begijnhof in vogelperspectief. In tegenstelling tot de 'Mechelse' tekeningen van De Noter, gaat het hier om een weergave van de toenmalige toestand, die grosso modo nog overeenstemt met het Primitief kadasterplan. Het oorspronkelijke, 16de-eeuwse conventgebouw was maar half zo lang als het huidige en de tuin besloeg nog geen 20 are. Het was volgens De Noter geen traditionele kloostertuin met padenkruis, maar een landschappelijke tuin met door kronkelpaden omgeven grasveldjes en solitaire bomen of bomengroepjes.
In 1854 werden diverse gebouwen nabij het convent gesloopt en vervangen door een smalle dienstvleugel met een neogotisch ingangsrisaliet. Enkele jaren later werd het convent verlengd en verbreed tot zijn huidige plattegrond en uitzicht: een 65 m lang en 12 m breed volume van twee bouwlagen in traditionele bak- en zandsteenstijl (met speklagen, kruis- en kloosterkozijnen) en neogotische spitsboogdeurtjes. Het nieuwe convent had samen met de dienstvleugel een L-vormige plattegrond en de tuin was nu bijna een halve hectare groot. De oudste foto's, vermoedelijk rond 1880 genomen, tonen een vlakte met hoog opgeschoten gras en – duidelijk herkenbaar – een ginkgo (Ginkgo biloba), bruine beuken (Fagus sylvatica 'Atropunicea'), een ruwe berk (Betula pendula) en iets wat verdacht veel op Kaukasische vleugelnoot (Pterocarya fraxinifolia) lijkt. Geen spoor van heiligenbeelden en andere religieuze attributen die doorgaans de kloostertuinen sierden. Het afbuigende pad op de voorgrond van de hier gereproduceerde ansicht, bestaat nog steeds. De ginkgo, nu met een stamomtrek van 370 cm, was waarschijnlijk één van de eerste bomen die de dominicanen hebben aangeplant, nog vóór de bouwcampagne van 1854; de twee bruine beuken nabij de dienstvleugel bevinden zich op het gedeelte dat tijdens deze campagne bij de tuin werd gevoegd en werden dus later aangeplant. In 1944 bombardeerden de geallieeerden de westelijke helft van het convent, in feite het oorspronkelijke gedeelte, samen met het nabijgelegen hospitaal. Bij de heropbouw werd het oude model zo getrouw mogelijk nagebootst. De oude begijnhofkerk, na de overname door de dominicanen door het volk 'paterskerk' genoemd, brandde af op 22 september 1976. Tot overmaat van ramp werden in 1977 de aanpalende Vinckenbosch- en Moespikvesten en de Borggracht tot een expresweg omgetoverd. De kerkruïne werd 'geconsolideerd' (een eufemisme want het maaswerk van de ramen werd gereconstrueerd) en de ruimte in en rond de ruïne werd in 1997 aangelegd als 'wandel- en halteplaats' naar het ontwerp van tuinarchitect Herman Van den Bossche. Vandaag vormt de ruïne het decor voor talrijke huwelijksfoto's. In 1992 werd het convent door de dominicanen verkocht aan de huidige eigenaar.
Merkwaardige bomen (opname 14 juli 2006)
Het cijfer in vet geeft de stamomtrek in centimeters weer. De omtrek wordt standaard gemeten op 150cm hoogte.
Bron: DENEEF, R., 2008. Historische tuinen en parken van Vlaanderen - Zuidoostelijk Brabant - Haspengouw: Geetbets, Hoegaarden, Kortenaken, Landen, Linter, Tienen, Zoutleeuw, Brussel: Vlaamse Overheid. Onroerend Erfgoed.
Auteurs: Deneef, Roger; Kempeneers, Paul
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Deneef R. & Kempeneers P. 2013: Begijnhofconvent met tuin en ruïne begijnhofkerk [online], https://id.erfgoed.net/teksten/313233 (geraadpleegd op ).
Kerk, opgericht in 1250, tijdstip waarop het werk vermoedelijk aangevat werd.
Achter een vlakke gevel zonder klokkentoren, drie beuken van zes traveeën, met een niet uitstekend pseudo-transept en een koor, geflankeerd door rechthoekige kapellen en uitlopend op een zevenzijdige apsis. Gebouw van kwartsiet van Overlaar (doch profiellijsten en details van Gobertange-kalkzandsteen); gewild eenvoudige architecturale compositie; opgebouwd in twee campagnes; beuken en transept uit de tweede helft van de 13de eeuw; koor en kapellen(?) uit de eerste helft van de 14de eeuw. Beuk op gemetselde pijlers, overkruisd met een gelambriseerd houten tongewelf en karig verlicht door de kleine vensters (gerestaureerd); in de muren der bovenpartij, hoog glasraam in de westpuntgevel; in de top versierd met nis en op de benedenverdieping voorzien van een centrale ingang (in zijn huidige vorm 17de- of 18de-eeuws).
Zijbeuken uit dezelfde periode, overvloedig verlicht door acht vensters en overkluisd door een half tongewelf van hout. Transept zonder eigenlijke kruising; dwarsarmen verlicht door drie drielichtvensters (eventueel prototype voor Sint-Christoffelkerk te Luik, 1241), en oculi aangebracht boven de helling naar Maasromaanse wijze. Rijziger koor, in het oosten doorbroken door hoge witte vensters tussen banden, die steunberen nabootsen; houten spitsboogtongewelf. Zijkoren in verbinding met het presbyterium en de kruisarmen; twee kwartronde arcaden stutten de triomfboog; zelfde schema toegepast voor de vensters van de koorsluiting.
Mobilair. In de noordzijbeuk, gotische grafzerken van Gheridt Foet († 1481) en Reynder Caus († 1562).
Bron: GENICOT L.F., VAN AERSCHOT S., DE CROMBRUGGHE A., SANSEN H. & VANHOVE J. 1971: Inventaris van het cultuurbezit in Vlaanderen, Architectuur, Provincie Brabant, Arrondissement Leuven, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 1, Luik.
Auteurs: Genicot, Luc; Van Aerschot, Suzanne; de Crombrugghe, Anne; Sansen, Hadewych; Vanhove, Jacqueline
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Genicot L. & Van Aerschot S. & de Crombrugghe A. & Sansen H. & Vanhove J. 1971: Begijnhofconvent met tuin en ruïne begijnhofkerk [online], https://id.erfgoed.net/teksten/83775 (geraadpleegd op ).
Voormalige conventgebouwen met 16de-eeuwse kern.
Achtergevel opgetrokken uit baksteen die werd verlevendigd, voornamelijk met kwartsiet (sokkel, speklagen); kruisvensters op de benedenverdieping en smalle halve kruiskozijnen op de tweede.
Zuidzijde evenals de volledige zuidvleugel heropgebouwd na 1944.
Westgevel voorzien van een bijgebouwde neo-middeleeuwse kloostergang, opgericht tijdens de restauratiewerken van 1854. Oorspronkelijke plattegrond heden moeilijk te achterhalen.
Bron: GENICOT L.F., VAN AERSCHOT S., DE CROMBRUGGHE A., SANSEN H. & VANHOVE J. 1971: Inventaris van het cultuurbezit in Vlaanderen, Architectuur, Provincie Brabant, Arrondissement Leuven, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 1, Luik.
Auteurs: Genicot, Luc; Van Aerschot, Suzanne; de Crombrugghe, Anne; Sansen, Hadewych; Vanhove, Jacqueline
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Genicot L. & Van Aerschot S. & de Crombrugghe A. & Sansen H. & Vanhove J. 1971: Begijnhofconvent met tuin en ruïne begijnhofkerk [online], https://id.erfgoed.net/teksten/313234 (geraadpleegd op ).