Teksten van Tuinwijk Pompe-Rubbers

https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/83790

Tuinwijk Pompe-Rubbers ()

De tuinwijk Pompe-Rubbers wordt gevormd door twaalf bediendewoningen die werden gerealiseerd door Antoine Pompe en Paul Rubbers.

Op 20 januari 1925 werd een tijdelijke vennootschap opgericht tussen aannemer Henri Duhoux en architecten Antoine Pompe en Paul Rubbers, met zetel op het adres van Rubbers in de Dieweg 82 te Ukkel. Doelstelling was de bouw, verkoop of verhuur van woningen op te richten op gronden in het Nieuw-Rodekwartier die door de drie vennoten individueel waren aangekocht. Samen beschikten ze over een min of meer rechthoekig, aaneengesloten bouwblok, van circa 45 are, tussen de Zoniënwoudlaan, de Driesbosstraat en de Nieuw-Rodelaan, de vroegere Verbindingslaan.

Het terrein, met gunstige ligging vlakbij Brussel en op loopafstand van het station, maakte deel uit van de verkaveling Nieuw Rode die circa 1914 tot stand kwam op initiatief van effectenmakelaar Michot. Deze zone grenzend aan de stationswijk was pas in 1914 ontsloten door de aanleg van de Zoniënwoudlaan, die het station met de Middenhut verbond. Tot dan was deze noordoostelijke strook van de gemeente op enkele hoeves na vrijwel onbewoond.

De groep van twaalf bediendewoningen gerealiseerd door de associatie Pompe-Rubbers en vroeger bekend als ‘de carré Michot’ zou de aanzet vormen van een intensieve verkaveling die in de jaren 1950 haar hoogtepunt bereikte.

Het terrein werd opgedeeld in twaalf loten met variërende oppervlakte (3 à 4 are) en proporties, georiënteerd op de Nieuw-Rodelaan, waarvan één achterin gelegen en bereikbaar via een smalle privéweg. Het inplantingsplan voorzag in een gegroepeerde bebouwing - een groep van vier, twee en vijf woningen - en één vrijstaande woning op het achterin gelegen perceel. De woningen werden te koop aangeboden op een basis van een plan met een gedetailleerde beschrijving van de materialen en uitrusting. De vooropgestelde koopsom diende met schijven van 10 procent op de totale kostprijs afbetaald naargelang de vordering van de werken.

Antoine Pompe en Paul Rubbers, werkten eerder samen in Kapelleveld (1922-1926) te Sint-Lambrechts-Woluwe. Waaruit hun respectievelijke bijdrage tot het project bestond, is niet meteen duidelijk. Volgens de overeenkomst van 1925 waren beiden immers verantwoordelijk voor zowel verkavelings- als bouwplannen. Ook de plannen bewaard in de ‘Archives d' Architecture Moderne’, bieden niet dadelijk uitsluitsel. Enkel het plan van de eerste drie woningen vanaf de Zoniënwoudlaan (Rubbers) en het plan van de achterin gelegen woning met plat dak (Rubbers en Pompe) zijn gesigneerd.

Het gemeentearchief bevat drie bouwaanvragen die aan de tuinwijk gerelateerd kunnen worden. De oudste, van april 1925, heeft betrekking op een groep van drie gelijkaardige woningen ('maisons semblables'), voor rekening van Duhoux, Pompe en Rubbers en is gesigneerd door Pompe en Rubbers en nog een derde architect. Op het plan wordt slechts één van de drie woningen afgebeeld, qua type sterk gelijkend op de woningen uit de groep van vijf op de hoek met de Driesbosstraat. Een volgende aanvraag uit juni 1926 is gesigneerd door Pompe en geeft de tweewoonst weer, op het plan eveneens aangeduid als eigendom van Duhoux, Pompe en Rubbers. Een laatste bouwaanvraag uit augustus 1926, zonder architect, is voor de rechter hoekwoning van de groep van vier aan de Zoniënwoudlaan, die voor rekening van mevrouw Duéso wordt gebouwd.

Op het kadaster wordt de volledige reeks van twaalf woningen in één keer geregistreerd in 1927. De kadastrale gegevens vertonen voor de jaren 1921 tot 1927 echter onvolkomenheden. Er kan uit afgeleid worden dat er voor de percelen die deel uitmaken van de tuinwijk sprake is van nieuwe bebouwingen en verkopingen. Pompe, Rubbers en Duhoux zelf zijn terug te vinden tussen de eigenaars, net als de weduwe Buéso-Van Hemelen. Daarnaast lijken enkele woningen verkocht te zijn als opbrengsteigendom, onder meer aan Alexis Van Opstal, ridder Peter-Emiel Henderyck de Theulegat en de weduwe Gueur-Hierneaux, die twee woningen in handen had, waaronder de achterin gelegen vrijstaande woning. Onder de eigenaars vinden we verder een ingenieur, een scheikundige, een bediende en een 'divisie-overste aan den ijzeren weg', wat klopt met de omschrijving van de woningen als bediendewoningen.

De elf woningen aan de straat zijn voorzien van een voor- en achtertuin, twee bouwlagen, een kelder- en zolderverdieping. De plattegrond van het gelijkvloers omvat een hal, salon, woonkamer en keuken met berging; de verdieping drie kamers en een badkamer.

Om de kostprijs te drukken werden voor iedere woning dezelfde materialen gebruikt: rode baksteen van Bilsen en gele Belvédèresteen al dan niet afgewisseld met een crépilaag voor de muurvlakken, geschubde leien voor de bekleding van de erkers en rode Pottelbergse pannen voor de sterk overkragende en afgesnuite, zwak hellende daken. Ook het buitenschrijnwerk in geschilderde, rode den is uniform: eenvoudige deuren met rechthoekig bovenlicht en ramen met de typische horizontale roedeverdeling. Deze gedeeltelijke standaardisatie neemt niet weg dat een visueel boeiend ensemble werd gecreëerd, niet alleen door de variërende terreinbezetting, maar ook door de subtiele onderlinge verschillen.

Terwijl de woninggroepen formeel als drie entiteiten worden geaccentueerd, onder meer door een trapsgewijze hoekoplossing met schuin ingeplante inkompartij, wordt de individualiteit van ieder woning beklemtoond, hetzij door een erker, hetzij door een terugwijkende inkompartij en terras. Het verticale ritme gevormd door de erkers met wisselende vorm, al of niet boven de dakrand doorgetrokken, zorgt voor een levendige straatwand. Hoeveel belang vooral Pompe hechtte een optimale lichtinval komt sterk tot uiting in de woningengroep op de hoek met de Driesbosstraat. Door de schuin ten opzichte van de dwarsas ingeplante woonkamer en salon zorgt de erker voor een maximale bezonning vanuit het zuiden en westen. Hetzelfde procedé zorgt voor overvloedige toevoer van oosterzon in de kamers langs de achtergevel.

Terwijl de woningen aan de straat met hun comfortabel en sfeervol uitzicht perfect aansluiten bij het typische idioom van Pompe en Rubbers, is dit niet het geval met de achterin gelegen woning - een rechthoekig, éénlaags volume met plat dak (de huidige, zwak hellende afdekking is een latere toevoeging). De plattegrond is heel eenvoudig: een vrij smalle, centrale langsgang met links het dag- en rechts het nachtverblijf. De karakteristieke houten ramen zijn hier voorzien van zowel buiten- als binnenluiken die het bovenlicht vrijlaten. Boven de vensters is een smalle houten kroonlijst aanwezig die als lekdorpel fungeert.

Uit de correspondentie met een potentiële klant in 1927 blijkt dat de weliswaar sober ingerichte woningen voorzien waren van alle ‘modern’ comfort: een keuken met geëmailleerde wasbak en ‘pompe américaine’, een toilet op het gelijkvloers en een badkamer op de verdieping. De vloeren bestonden uit grenen planken en keramiektegels 15/15 voor hall en keuken, de wanden waren behangen. Voor de verwarming met kolenkachels waren vier schouwen voorzien: drie in petit-granit en één in rode marmer. In de totaalprijs was ook een eenvoudige tuinafsluiting inbegrepen.

  • Archief Onroerend Erfgoed Vlaams-Brabant, Beschermingsdossier DB000092, Woonwijk Pompe-Rubbers.
  • Gemeentearchief Sint-Genesius-Rode, Dienst Stedenbouw en Ruimtelijke Ordening, bouwaanvragen, 08/1926.
  • Kadasterarchief Vlaams-Brabant, mutatieschetsen Sint-Genesius-Rode, eerste afdeling, 1912/1, 1921-22/3, 1923-24/9, 1925/10, 1926/10, 1927/R/10, 1940/5.

Auteurs:  De Houwer, Veerle; Paesmans, Greta
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Je kan deze tekst citeren als: De Houwer V. & Paesmans G. 2015: Tuinwijk Pompe-Rubbers [online], https://id.erfgoed.net/teksten/168937 (geraadpleegd op ).


Tuinwijk ()

De onpare rij wordt gevormd door aantal huizenblokken van twee bouwlagen, ontworpen door architect A. Pompe, 1928-1930. Eenvoudige architectuur met gebruik van natuurlijke materialen: baksteenmetselwerk, houten kozijnramen met horizontale roedeverdeling, leien wandbekleding en afgesnuite pannendaken. Levendige gevelindeling gemarkeerd door overhoeks geplaatste loggia's die telkens elke woning markeren en het ensemble animeren.


Bron: DE MAEGD C. & VAN AERSCHOT S. 1975: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Vlaams-Brabant, Halle-Vilvoorde, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 2n, Gent.
Auteurs:  De Maegd, Christiane; Van Aerschot, Suzanne
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Je kan deze tekst citeren als: De Maegd C. & Van Aerschot S. 1975: Tuinwijk Pompe-Rubbers [online], https://id.erfgoed.net/teksten/83790 (geraadpleegd op ).