De Bosmolen (molen Denutte), gebouwd in het tweede kwart van de 19de eeuw, is een bewaarde doch sterk vervallen molenromp die teruggaat op een korenmolen, van het type bovenkruier, stenen grondzeiler.
De molen was gelegen op het einde van een dreef, op het hoogste punt van de streek, tegenover de motte van een oude burcht van de plaatselijke heren. De molen werd in 1828 gebouwd op een ontbost gedeelte van het Beverbos, in opdracht van baron Eustache-Joseph-Marie de Blondel de Viane, kamerheer van koning Willem I.
Op de Ferrariskaart (circa 1775) is het gebied nog bebost. De molen staat ingetekend op de Atlas der Buurtwegen (circa 1842) met de benaming "Moulin Du Bois". In 1832, toen er in Geraardsbergen een detachement Franse soldaten verbleef, op weg naar de citadel van Antwerpen, zou een steen met inscriptie en wapenschild weggenomen zijn. In 1835 brandde de molen uit en werd deze heropgebouwd. In 1926 werd een dieselmotor geïnstalleerd om de molenstenen aan te drijven. Bijgevolg werden de ijzeren askop, de molenas, de stalen roeden en drie steenkoppels te koop aangeboden. In 1927 werd het gevlucht verwijderd.
Heden rest nog een sterk vervallen bakstenen, lege en open romp met rechthoekige deuropeningen en segmentboogvormige vensteropeningen.
- DE MAEGD C. & VAN AERSCHOT S. 1975: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Vlaams-Brabant, Halle-Vilvoorde, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 2n, Gent.