is aangeduid als beschermd monument Hof ten Goede met domein
Deze bescherming is geldig sinds
is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed Kasteel Hof ten Goede met park
Deze vaststelling is geldig sinds
is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed Kasteel Hof ten Goede
Deze vaststelling was geldig van tot
Uitgestrekt kasteeldomein in het noorden van de gemeente in het gehucht Hoek, vlakbij de Lokerenbeek, die de grens met Lokeren vormt. Vroeger oostwaarts grenzend aan de 'Lokerschen herweg' of de 'Herweg van Dendermonde naar Lokeren', die nu ter hoogte van het kasteel deels ingenomen is door de N47. Bij de aanleg van deze weg circa 1967, werd tevens een gedeelte van het domein onteigend, waarbij een deel van de oostelijke walgracht, de hovenierswoning, boomgaard en moestuin verdwenen.
Volgens 18de-eeuws cartografisch materiaal teruggaand op een rechthoekige omgrachte site met kasteel ingeplant aan de noordzijde, en aansluitend kasteelbos ten zuiden. Restanten van de omgrachting zijn bewaard aan de noord-, west- en zuidzijde. Het vroegere kasteelbos met drevenpatroon ten zuiden van de site, werd in de eerste helft van de 19de eeuw bij het park gevoegd en voorzien van een omlopende padenstructuur. Zeer waarschijnlijk gebeurde dit gelijktijdig met de ingrijpende verbouwing van het kasteel circa 1840. Het huidige kasteelpark in landschappelijke stijl ontstond vermoedelijk in het eerste kwart van de 20ste eeuw. De zuidelijke walgracht werd deels omgevormd tot vijver, vanuit het kasteel ontstond een zichtas door het vroegere kasteelbos. Ten noorden van de omgrachte site lag voorheen de boomgaard, met de kasteelsite verbonden via een gietijzeren bruggetje over de walgracht. Een 19de-eeuws sluisje op de noordwesthoek van de walgracht regelde de waterstand van de vijver en grachten. Het domein is nu toegankelijk via een fraai 19de-eeuws ijzeren toegangshek ten oosten aan de Lokerenbaan, tussen twee gecanneleerde hekstijlen met vaasbekroning en geflankeerd door een waaier van pijlen.
Eerste vermeldingen gaan terug tot de eerste helft van de 15de eeuw als buitengoed van de familie Sersanders, de latere markgraven van Luna. Nadat het in 1452 samen met de windmolen door de Gentenaars vernield werd, sprak men over het 'Verbrand Hof'. In het midden van de 16de eeuw is het ook gekend als het 'Goed ten Goede' met wal en motte, afhankelijk van het leenhof van Dendermonde. Wanneer het kasteel na de brand in 1452 heropgebouwd werd is niet bekend. Voortgaande op de archivalische vermeldingen, wellicht vóór de jaren 1551. Poumon dateert de (herop)bouw van de oost- en noordgevel in 1771 en schrijft het toe aan Gislebert Sersanders. De toren met twee kleine erkertorentjes achteraan is volgens hem nog een rest van het vroegere kasteel en klimt mogelijks op tot de 15de eeuw. De daar onderliggende deels gewelfde kelders zijn nog ouder en dateren zijn inziens uit de 14de eeuw. Deze dateringen zijn voorlopig nog niet bevestigd kunnen worden met archivalisch of bouwtechnisch materiaal. Erfgoedconsulenten situeren de torenuitbouw en kelders in de 16de eeuw.
Het kasteel werd afgebeeld in de 'Ommelooper (…)' van 1773 als een rechthoekig waterkasteel met aan de noordzijde een ronde toren en een rechthoekig uitbouwsel in de noordoosthoek. Het domein stond dan genoteerd als eigendom van Charles Joseph Sersanders, markies de Luna. De erfgenamen van de familie Sersanders schonken het domein circa 1820 aan de latere burgemeester (Philippe) Eugène van Meldert. Deze gaf rond 1838 opdracht tot de verbouwing van het kasteel tot een buitenverblijf en de bouw van nieuwe dienstgebouwen aan de Gentse architect Louis Minard. De bouwcampagne liep van 1840 tot 1844. Muurarcheologisch onderzoek wees uit dat het bestaande volume behouden bleef, maar aan de zuid-, noord- en westzijde grondig verbouwd werd. De gevels werden geüniformiseerd, waarbij het kasteel omgevormd werd tot het huidige neoclassicistische maison de plaisance met rechthoekige plattegrond.
Na de familie van Meldert wordt het domein achtereenvolgens eigendom van ridder de Wangnées (of Wargnies ?), daarna Alba(a)n Kervyn van Zuylen en sinds 1919 van de familie Limpens.
Het neoclassicistische kasteel van circa 1840 bewaart in de oostvleugel de meeste elementen van vroegere bouwfases, meer bepaald in de deels gewelfde kelders, de torenaanbouw met de ronde hoektorentjes en de dragende structuur met moerbalken in de oostelijke salons. Het deels onderkelderd rechthoekig bakstenen gebouw telt vijf traveeën en twee bouwlagen onder een laag schilddak (pannen). De bepleisterde en geschilderde lijstgevel met dubbelhuisopstand is afgelijnd door een eenvoudig omlopend hoofdgestel met rozetten. Bij herstelling van de buitenbepleistering in 1992 werden onder de gevelbepleistering sporen gevonden van vroegere bouwfases. Speklagen, vroegere muuropeningen met negblokken en hoekkettingen en zelfs een muurgedeelte in zandsteen afgewerkt met beschilderingen in onder meer okergele, groene en baksteenrode tinten.
De bijna symmetrisch opgebouwde voorgevel is voorzien van zijrisalieten met schijnvoegen. Het licht uitspringend middenrisaliet van drie traveeën wordt bekroond door een attiek met drie halfronde vensters. De centrale inkompartij op de begane grond wordt geritmeerd door pilasters met lijstkapiteel, op de bovenverdieping geaccentueerd door driehoekige frontons op consoles boven de vensters. Rechthoekige deuren en vensters met kleine roedeverdeling en persiennes. Centrale beglaasde deur voorafgegaan door een arduinen trap. Gepleisterde zij- en achtergevels met gelijkaardige vensters.
Westgevel met drie rechthoekige buitendeuren als toegang tot de kelders onder het vroegere fumoir en salon. Oostgevel met verankerde en beraapte onderbouw ter hoogte van de kelderkeukens én balkon op consoles en ankers op de begane grond. Noordgevel aan de walgracht met halfronde zoldervenstertjes. Ter hoogte van het trappenhuis, hoog rechthoekig glasraam met kruis- en bloemvormig smeedwerk in oranje en blauwe kleuren, typisch voor de architectuur van Louis Minard. Volgens de overlevering vroeger met een centraal medaillon met een gekroonde W.
Aan de noordoosthoek van het kasteel, rechthoekig aanbouwsel onder zadeldak (leien), restant van het oude kasteeltje, mogelijk deels opklimmend tot de 16de eeuw, volgens Poumon zelfs tot de 15de eeuw. Heden beraapte trapgevel, voorzien van spitsboogvenstertjes, misschien toegevoegd door architect Louis Minard, geflankeerd door erkertorentjes op zandstenen consoles onder naaldspits.
Zeer karakteristieke midden-19de-eeuwse indeling met een centrale ruime rechthoekige hal met witte en zwarte marmeren vloer en stucplafond met centraal vleermuismotief, van waaruit de verschillende kamers toegankelijk zijn. In het westen een bureau (op oude prentbriefkaarten, het fumoir) met kleine hoekschouw in zwart gesinterd baksteenmetselwerk met afgeronde trede en haardmond stilistisch in de loop van de 18de eeuw te situeren. IJzeren haardplaat gedateerd 1554. Omkasting met putti van latere datum. Daarachter een bibliotheek en klein salon.
In het noorden een vestibule en kleine traphal met vermeld glasraam en typische 19de-eeuwse Engelse wenteltrap. Gecanneleerde trappaal met bekroning analoog aan de halfronde deurstijlen in de centrale hal. In het oosten een eetkamer en salon. Onderzoek wees uit dat deze oostvleugel op de begane grond zeer dikke muren heeft en voorzien is van dragende verankerde moerbalken, die verwijzen naar de hoge ouderdom van dit gedeelte. De aankleding is van latere datum, zoals de wandbespanning met een gedrukte verdure-imitatie van circa 1880 in het zuidelijk salon. Hieronder, een merkwaardige kelder met zware moerbalken met sleutels op steunberen en omlopende natuurstenen consoles. In de zuidoosthoek maziergat en aanzet van een ronde toren teruggaand tot de 14de (confer Poumon) of 16de eeuw en wellicht het oudste gedeelte van het kasteel. Daarachter onder de eetkamer een tweede kelder, vandaag ingericht als keuken. Constructie mogelijk ook tot de 14de of 16de eeuw opklimmend, maar nu met 18de-eeuwse aankleding die mogelijk samengaat met de restauratie in 1771 waarvan Poumon gewag maakt. Gestuct gewelf afgewerkt met fijn kruisvormig geplaatst lijstwerk. Brede Vlaamse schouw met oven en gemetst fornuis tegen de noordwand. Delftse tegels. Getraliede getoogde vensters uitgevend op een deel van de oostelijke walgracht. Kelder toegankelijk via een afbuigende keldertrap in zwart gesinterde baksteen met afgeronde treden, sterk gelijkend op de kleine hoekschouw in het fumoir, onder de wenteltrap.
In de zuidwesthoek van de omgrachting, stalcomplex met koetsierswoning, koetshuis, paarden- en schapenstallen en hooizolder, gebouwd circa 1840 naar ontwerp van architect Louis Minard. Neoclassicistisch rechthoekig gebouw van één bouwlaag onder zadeldak. Voor- en zijgevels gepleisterd en voorzien van schijnvoegen afgewerkt met een geschilderde bak- en zandsteenimitatie. Vooruitspringend middenrisaliet van drie traveeën met rondboogarcade waarin rechthoekige poorten met erboven halfronde vensters analoog aan deze in de achtergevel.
Bron: BOGAERT C., DUCHÊNE H., LANCLUS K. & VERBEECK M. 2006: Inventaris van het bouwkundig erfgoed, Provincie Oost-Vlaanderen, Gemeenten: Berlare, Buggenhout, Lebbeke, Waasmunster, Hamme en Zele, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 20n, onuitgegeven werkdocumenten.
Auteurs: Verbeeck, Mieke; Duchêne, Helena
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Is deel van
Lokerenbaan
Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Kasteel Hof ten Goede met park [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/84095 (geraadpleegd op ).
Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed
Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.