In het voormalige miniemenklooster werd in 1823 het koninklijk stadscollege ondergebracht, later het Bisschoppelijk College of Sint-Catharinacollege. In 1885 werden de bestaande kloostergebouwen verbouwd in neogotische stijl.
Het Sint-Catharinacollege in Geraardsbergen is het oudste bisschoppelijk college van het bisdom Gent, opgericht in 1850, in de plaats van het stadscollege, de Latijnse school, gesticht onder koning Willem I en ingericht in 1823 in het oude leegstaande miniemenklooster in de huidige Collegestraat. De orde van de miniemen, gesticht in de 15de eeuw in Italië, kende in de 17de eeuw een grote bloei in heel Europa.
De paters miniemen vestigden zich in 1621-1622 in Geraardsbergen in de huidige Collegestraat naast de Sint-Kathelijnekapel, de kapel van het weversambacht. De eigenlijke vestiging kwam er in 1636. Zij bouwden in 1640 een nieuwe kerk in barokstijl, in 1641 ingewijd als de nieuwe kloosterkerk gewijd aan Sint-Catharina. Het klooster, traditioneel van opzet met een pandgang ten zuiden van de kloosterkerk omgeven door kloostervleugels van twee bouwlagen, wordt afgebeeld in het werk van A. Sanderus, Flandria IIlustrata. De afgesloten voortuinen van kerk en klooster worden gescheiden door een haaks op het complex gelegen gebouw. Op een archieffoto van de gevel aan de straatkant, voor de verbouwing van het klooster in 1885, is het jaartal 1636 nog leesbaar in jaartalankers. Onder het Frans bewind werd het klooster afgeschaft en de gebouwen werden in 1797 verkocht aan de Gentse notaris De Graeve uit Gent, voor rekening van een wijnhandelaar uit Geraardsbergen. Oud-miniem Jan-Baptist Spitaels kon het klooster terugkopen en legateerde ze bij testament van 1810 in 1812 aan de kerkfabriek van Sint-Bartholomeus van Geraardsbergen. In het vroegere klooster werd een zondagsschool voor meisjes ingericht.
In 1823 gaf Willem I, koning der Nederlanden, de toelating om in het voormalige miniemenklooster een koninklijk stadscollege op te richten. Geraardsbergen werd aldus de vierde stad in Oost-Vlaanderen met een college, na Gent, Aalst en Oudenaarde. De kerkfabriek van Sint-Bartholomeus stelde het schoolgebouw ter beschikking van het stadsbestuur en voerde restauratiewerken uit. Een principaal, vijf leerkrachten en één bediende zouden instaan voor de school. De titel principaal als hoofd van het college komt enkel voor in de bisschoppelijke colleges van Oost- en West-Vlaanderen. Het college opende zijn deuren op 4 mei 1824. Vanaf 1830 kwam het stadscollege onder bisschoppelijke controle. In 1850 werd het stadscollege overgedragen aan de bisschop van Gent, monseigneur Delebecque, als bisschoppelijk college onder de nieuwe naam Sint-Catharinacollege, naar de patroonheilige van de kerk. De gebouwen bleven evenwel eigendom van de kerkfabriek.
De sterke stijging van het aantal leerlingen noodzaakte al snel uitbreidingswerken. Vanaf 1829 werd een tweede pandhof opgetrokken. Aan de westzijde (straat) en oostzijde (speelplaats) verrezen langgerekte gevels van twee bouwlagen en 17 traveeën met centraal een driehoekig fronton. Het oude kloosterpand werd omgevormd tot een recreatiezaal en met een glazen overkoepeling overdekt. De zaal werd in 1860 verfraaid met muurschilderingen met landkaarten van België, Europa, Azië en de wereld geschilderd door Pierre de Glas (tekenleraar) en Arnold de Castro. Ook de refter werd vermoedelijk door dezelfde kunstenaars verfraaid met muurschilderingen met landschapstaferelen.
In 1885 kocht de Gentse bisschop monseigneur Bracq het kloostercomplex over van de kerkfabriek, Louis Bert-de l'Arbre was toen de voorzitter van de kerkfabriek. De bisschop gaf opdracht aan de Gentse architect J. Haché om in samenwerking met Louis Bert-de l'Arbre en aannemer Van der Parre het kloostercomplex te verbouwen. Bij de ingebruikname van de vernieuwde collegegebouwen werd op 6 september 1886 een feestelijk banket in de feestzaal gehouden. De kloostervleugels geschikt rondom twee binnentuinen, waarvan één overdekt, werden met een bouwlaag verhoogd. De octogonale bedaking van de feestzaal werd vervangen door een glazen zadeldak. In de periode 1886-1892 werd het complex verder afgewerkt en de feestzaal werd door Louis Bert-de l’ Arbre verfraaid met muurschilderingen in frescotechniek met de voorstellingen van scènes uit geschiedenis van Vlaanderen en ‘De Verheerlijking van Christus’. In dezelfde periode restaureerde syntaxisleraar J.J. Roegiers de vier grote landkaarten van 1860. Voor het onderhoud van de school werd vanaf 1893 een beroep gedaan op de Zusters van de Heilige Engelen uit Lokeren.
In 1923 werd de vzw 'Bisschoppelijke Colleges en Gestichten van het rechterlijk arrondissement Audenaarde te Sottegem' opgericht die de eigendommen van de bisschoppelijke colleges Zottegem, Oudenaarde en Geraardsbergen beheerde, de inrichtende macht kwam in 1925 in handen van de vzw Bisschoppelijke schoolcommissie. In 1913 werd de hoofdingang vernieuwd en uitgebreid met spreekkamers. Op de plaats van de oude patronage werd na de Tweede Wereldoorlog een kloostervleugel voor de zusters gebouwd.
Ingrijpende wijzigingen aan de gebouwen van het college en het optrekken van nieuwe gebouwen vonden plaats in de jaren 1950. De toegang naar de klassen van de retorica en de poësis van uit de grote speelplaats werden vernieuwd in 1950, evenals de zuidelijk gelegen binnentuin. De recreatiezaal ruimte werd grondig verbouwd in 1954 door architect Germain Beerlandt (Mariakerke) en Hilaire De Boom (Sint-Niklaas), beiden familie van de principaal. Broeder Alfred van het Sint-Lucasinstituut trad op als raadgever, Broeder Alfred was directeur van Sint-Lucas in Gent van 1926 tot 1948 en van 1943 tot 1958 inspecteur-generaal van de Belgische Sint-Lucasscholen. De grote metalen overdekking verdween en er werd een pandhof gecreëerd. De nieuwe pandhof grijpt terug op de tradities van het klassieke kloosterpand en refereert aan het oude miniemenklooster. Op de begane grond werd een overdekte rondgang gemaakt rond een open binnentuin, op de bovenverdiepingen werden lokalen voor secretariaat en sanitair en klassen ingericht, en op de bovenste verdieping 14 kamers voor internen van retorica en poësis. De muurschilderingen met de landkaarten en ‘De Verheerlijking van Christus’ werden overschilderd, de historische taferelen werden behouden in de nieuwe pandgangen en gerestaureerd.
Kort daar werd naar ontwerp van dezelfde architecten achter het koor van de kerk een nieuw schoolgebouw opgetrokken met vijf klassen en een studiezaal. Architect G. Beerlandt ontwierp in 1960 eveneens de nieuwe lagere school op de speelplaats, kant Wegvoeringstraat. In de daaropvolgende jaren komen nog verscheidene projecten tot stand onder architect Beerlandt. In 1974-1975 werd de zuidelijke binnenkoer overdekt en ingericht als refter Tot 1964 was het Sint-Catharinacollege een jongensschool met één studierichting: een klassieke humaniora. Daarna werden meisjes toegelaten en werd het studieaanbod uitgebreid. In 1980 werd het internaat gesloten. In 1995 kwam er een fusie met het Technisch Instituut Maria-Jozef en kwamen er ook TSO- en BSO- studierichtingen in het aanbod. Tegenwoordig telt het college meer dan 1.000 leerlingen, twee campussen en zeventien studierichtingen.
Het Sint-Catharinacollege bestaat uit oude collegegebouwen rondom een vierkante open binnenplaats en een overdekte binnenplaats met haakse zijvleugels aan de Collegestraat. Aan de noordkant grenst het college aan de bijbehorende kerk, door de miniemen gebouwd in de 17de eeuw. Zowel het collegegebouw als de kerk zijn voorzien van een voortuin, respectievelijk afgesloten door ijzeren hekwerk en door een bakstenen muur. Ten oosten en op de speelplaats, tot aan de Wegvoeringstraat, staan recentere schoolgebouwen.
Aan de Collegestraat wordt de voortuin begrensd wordt door een hoge geschilderde bakstenen muur, door lisenen met vaasbekroningen verdeeld in zeven traveeën. In de voortuin staan parallel met de straatmuur zeven linden, in de hoek met het ingangsgebouw, is een Mariagrotje gebouwd.
De Sint-Catharinakerk springt even achteruit ten opzichte van de rooilijn met voortuin afgesloten door ijzeren hekwerk, met centraal het toegangshek. De plattegrond toont een basilicale driebeukige kerk van vijf traveeën en driezijdige sluiting en vierkantige toren ten zuidoosten. Het is een geschilderde baksteenbouw met veelvuldig gebruik van zandsteen. De barokke westgevel heeft zijn oorspronkelijk karakter in grote lijnen behouden. Het is een halsgevel met twee geledingen en drie traveeën. Er is gebruik gemaakt van zandsteen voor de plint, gevelafwerking in benedenverdieping, witte natuursteen voor de gevelafwerking van de bovenste geleding. De traveeën worden gemarkeerd door Toscaanse en Ionische pilasters, respectievelijk op de beneden- en bovenverdieping; de geledingen worden bekroond met een entablement; de middentravee onder groot driehoekig fronton. De geprofileerde rondboogpoort opgenomen in een rechthoekige omlijsting is bekroond door een driehoekig fronton versierd met het blazoen van de weversgilde. De rondboogvenster in elke zijtraveeën is opgenomen in geprofileerde rechthoekige omlijsting met fronton. De rechthoekig bovenvenster zijn gevat in een geprofileerde omlijsting met entablement en boogfronton. De zijgevels hebben rondboogvensters, ten zuiden gedicht. De middenbeuk heeft rondboogvormige bovenvensters. Er zijn smalle, hoge, rondboogvormige koorvensters tussen zandstenen lisenen. Een vierkante toren met mooie bekroning staat tegen de zuidelijke koorgevel. Deze toren heeft drie geledingen met zandstenen hoekstenen, rondboogvensters in zandstenen vlakke omlijstingen met sleutel en imposten en bekroond door een zandstenen kroonlijst op consoles. De houten torenbekroning bestaat uit een achtzijdig klokkenverdieping met rondboogvormige openingen, kroonlijst op gesculpteerde kraagstukken; boven elkaar geplaatste klok en peer welke het gesmeed ijzeren kruis en haantje draagt.
Het interieur wordt overwelfd door middel van kruisgewelven voor beuken en koor, en half straalgewelf voor de koorsluiting. De beuken worden gescheiden door zandstenen rondbogen op zandstenen zuilen met ronde sokkel, kapiteel, vierkant dekblad, en op pilasters met lijstkapitelen.
De bakstenen collegegebouwen en twee haaks ingeplante gebouwen naar de Collegestraat, onder leien bedaking, zijn ingeplant rondom twee binnentuinen, waarvan de zuidelijke overdekt. De gebouwen zijn opgetrokken in een eenvoudige sobere architectuur, maar stralen toch een monumentaliteit uit. Naar de straat toe is een haakse aanbouwen van twee bouwlagen onder afgesnuite zadeldaken (leien aanwezig). Het is een baksteenbouw met hoekstenen.
Het linker gebouw, het toegangsgebouw, is gedateerd 1913 en voorzien van de naam boven de poort "collegium sanctae Catharinae" in vergulde letters. De rondboogpoort is gevat in een geprofileerde omlijsting van arduin met sluitsteen en ingeschreven in een rechthoekige omlijsting met entablement, natuurstenen vensteromlijsting in bovenverdieping. De voetenschrapers zijn ingewerkt in de plint aan weerszij van de toegangsdeur. Aan linker zijgevel, uitziend op voortuin, is een vijfzijdig traptorentje onder vijfzijdige koepel aangebracht. Het rechter gebouw, het klooster van de zusters, laat een gedichte rondboogpoortzien in een geprofileerde omlijsting van arduin met sluitsteen, entablement, aan straatzijde. Erboven zien we een steekboogvenster in een omlijsting met druiplijst (simili-natuursteen). De kloostergebouw zijn vernieuwd in 1949.
De langgerekte gevel van het college uitziend op de ommuurde voortuin aan de Collegestraat vertoont een versoberde vrij vlakke architectuur met lijstgevel van drie bouwlagen (oorspronkelijk twee) en elf traveeën met vier middentraveeën onder fronton op gegroefde consoles. Het zijn verankerde bakstenen gevel met gecementeerde begane grond met schijnvoegen. De rechthoekige vensters hebben witgeschilderde roedeverdeling, in gecementeerde omlijstingen voor de middentraveeën. Het gepleisterd driehoekig fronton draagt een arduinen wapen en de leuze van monseigneur Henricus-Franciscus Bracq, bisschop van Gent van 1865 tot 1888, eigenaar van het college en opdrachtgever voor de uitbreidingswerken in de jaren 1880.
De achtergevel kijkt uit op de ruime speelplaats. Het is een gevel van drie bouwlagen in duidelijk afgelijnde registers en zeventien traveeën, met streng symmetrische ordonnantie met middenpartij van drie traveeën tussen geblokte hoekpilasters onder eenvoudig driehoekig fronton met wapen. Een tekening van 1829 toont het uitzicht van de kloostergebouw voor de verbouwingswerken van 1885: aanleunend bij de kerk, een onderkelderde vleugel van acht traveeën en twee bouwlagen met een traptravee toegankelijk via een dubbele steektrap, ten zuiden ervan aanleunende lagere kloostergebouwen. Een afbeelding van 1843 toont een groot gebouw van zeventien traveeën en twee bouwlagen met een driehoekig fronton boven de drie middentraveeën. Het huidige voorkomen is het resultaat van de uitbreiding met een derde bouwlaag in 1885. Het zadeldak heeft zes dakkapellen. Er is een vernieuwde breukstenen plint met zandstenen afzaat. De rechthoekige benedenvensters zijn gevat in gecementeerde omlijstingen en de licht getoogde bovenvensters hebben een houten roedeverdeling. Op borstwering tussen de bovenverdiepingen staat het geschilderd opschrift "collegium sanctae Catharinae". Rechts zien we een rechthoekige grote deur in een brede omlijsting van arduin met hol profiel, op neuten (18de eeuw), met een nieuwe dubbele steektrap. In de linker traveeën zijn afzonderlijke toegangen naar de klassen van de retorica en de poësis aangebracht in 1950: het zandstenen korfboogdeurtje naar de poësisklas is door middel van ankers gedateerd 1850 - 1950.
De bij de kerk aansluitende noordelijke binnentuin, het zogenaamde pand, is heraangelegd in 1954, bij de constructie van de nieuwe pandgangen onder leiding van de architecten Germain Beerlandt en Hilaire De Boom. De vernieuwde kloostergang getuigt van een eigentijdse kloosterarchitectuur met sterke referenties aan een traditioneel kloosterhof. De architectuur van de pandhof, opgetrokken uit bak- en natuursteen, wordt gemarkeerd door sterk ritmerende omlopende booggalerijen over twee bouwlagen met een sterk plastisch effect. Het concept van galerijen met rondbogen op arduinen zuilen rondom een beplante binnentuin sluit aan bij de historische kloosterpanden. Het kloosterpand is een representatief voorbeeld van het traditionalistische modernisme in de religieuze architectuur van het interbellum en de vroege naoorlogse periode. Deze strekking, die sterk onder invloed stond van de Nederlandse architect A.J. Kropholler, domineerde destijds het architectuuronderwijs aan Sint-Lucas Gent, waar beide architecten studeerden. In dit project werden de architecten Beerlandt en De Boom trouwens geadviseerd door Broeder Alfred van het Sint-Lucasinstituut als raadgever. Kropholler was in de jaren 1930 overigens meerdere keren in het instituut te gast. Kenmerken van deze sobere en pretentieloze architectuur zijn een rationele en eerlijke constructie, een formele eenvoud, een zakelijkheid, en een eigentijdse vormgeving geïnspireerd op vroegchristelijke en romaanse voorbeelden. De ingreep was er vermoedelijk op gericht binnen het gebouwencomplex de traditionele kloostertypologie op een authentieke en eigentijdse wijze te herstellen, met behoud van de bestaande muurschilderingen.
De vroegere kloosterhof uiterst zuidelijk, daterend van 1840 en vernieuwd in 1950, werd in 1974-75 overdekt en heringericht als refter.
In het interieur verwijst enkel nog een bewaard zandstenen korfboogdeurtje in de noordelijke pandgang aan de arduinen bordestrap naar de bovenverdieping, naar het 17de-eeuwse miniemenklooster. Het is vooral de resterende ornamentiek van de vroegere recreatiezaal, nu pandgangen, die het bijzondere belang van de school bepalen. Aanpalend ten zuiden van de kerk, pandhof met noord en zuidwanden voorzien van muurschilderingen van Louis Bert - de l'Arbre, aangebracht in frescotechniek met een dikke pleisterlaag en een dunne afwerkingslaag en met toevoeging van dierlijk haar.
De wanden stellen vier tijdvakken voor:
Ten noorden, scheidingsmuur met kerk, zogenaamd het Gallo-Romeins tijdvak, nl. het einde van de Romeinse overheersing met de overwinning van Ambiorix op de Romeinen nabij Tongeren, en het Frankische tijdvak, met Clotildis en het doopsel van Clovis en Karel De Grote, heerser van het enige christelijke rijk, met zijn gevolg; deze wand heeft ook een voorstelling van heiligen en de Heilige Amandus, als verbeelding van de kerstening in Vlaanderen.
Ten zuiden, de periodes van de kruistochten met voorstelling van onder andere de aanspoorders Pieter de Kluizenaar en de Heilige Bernardus, de Guldensporenslag met de zegevierende ridder Gwijde van Dampierre en voorstellingen van leden van het Habsburgse vorstenhuis, waaronder Maximiliaan van Oostenrijk en Maria van Bourgondië, Lodewijk van Maele en Philips De Goede. De voorstellingen uit het leven van de Frankische koningen en Karel De Grote symboliseren het ontstaan van het eerste West-Europese en christelijk geïnspireerd koninkrijk. In de rechter benedenhoek gedateerd “voltrokken op 12 augusti ’t jaar OHIC 1890”.
Bron: Onroerend Erfgoed, digitaal beschermingsdossier 4.001/41018/103.1, Sint-Catharinacollege
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: S.N. 2015: Sint-Catharinacollege [online], https://id.erfgoed.net/teksten/176373 (geraadpleegd op ).
Voormalig miniemenklooster, heden Sint-Catharinacollege. Het college als inrichting, namelijk Latijnse school, bestond reeds voor 1450 en werd in 1821 in het miniemenklooster ondergebracht. De miniemen kregen het klooster in bezit in 1622. Zij bouwden in 1640 een nieuwe kerk (Sint-Kathelijne), welke in 1818 hersteld werd. In 1824 werd een stedelijk college ingericht, in 1830 een bisschoppelijk Sint-Catharinacollege. Herbouwd en uitgebreid door L.B. Bert de l'Arbre in 1885. Grondige restauratie van de kerk in 1963. Kerk ten noorden, collegegebouw ten zuiden met vierkante overdekte binnenplaats en haakse westzijvleugels waartussen een tuin voorkomt, die van de straat afgesloten wordt door middel van een hoge bakstenen muur. Recente bijgebouwen ten oosten.
Sint-Catharinakerk (ten noorden), even achteruit springend ten opzichte van de rooilijn. Oostelijke oriëntatie. De plattegrond toont een basilicale driebeukige kerk van vijf traveeën en driezijdige sluiting en vierkantige toren ten zuidoosten. Baksteenbouw met veelvuldig gebruik van zandsteen ook voor de inwendige opstand.
De barokke westgevel heeft zijn oorspronkelijk karakter in grote lijnen behouden. Halsgevel met twee geledingen, drie traveeën. Gebruik van zandsteen voor de plint, gevelafwerking in benedenverdieping, witte natuursteen voor de gevelafwerking der bovenste geleding. Travee gemarkeerd door Toscaanse en Ionische pilasters, respectievelijk op beneden- en bovenverdieping; geledingen bekroond met een entablement; middentravee onder groot driehoekig fronton. Geprofileerde rondboogpoort opgenomen in een rechthoekige omlijsting, bekroond door een driehoekig fronton versierd met het blazoen van de weversgilde. Rondboogvenster in elke zijtravee, opgenomen in geprofileerde rechthoekige omlijsting met fronton. Rechthoekig bovenvenster in geprofileerde omlijsting met entablement en boogfronton. Zijgevels met rondboogvensters, ten zuiden gedicht; middenbeuk met rondboogvormige bovenvensters. Smalle, hoge, rondboogvormige koorvensters tussen zandstenen lisenen.
Vierkante toren met mooie bekroning, tegen zuidelijke koorgevel. Drie geledingen met zandstenen hoekstenen; rondboogvensters in zandstenen vlakke omlijstingen met sleutel en imposten; bekroond door een zandstenen kroonlijst op consolen. Houten torenbekroning: achtzijdig klokkenverdieping met rondboogvormige openingen, kroonlijst op gesculpteerde kraagstukken; boven elkaar geplaatste klok en peer welke het gesmeed ijzeren kruis en haantje draagt.
Overwelving door middel van kruisgewelven voor beuken en koor, en half straalgewelf voor de koorsluiting. Beuken gescheiden door zandstenen rondbogen op zandstenen zuilen met ronde sokkel, kapiteel, vierkant dekblad, en op pilasters met lijstkapitelen.
Mobilair: Sint-Catharina onder het kruis, van C. de Crayer.
Vierkant bakstenen collegegebouw onder leien bedaking. Uitzicht uit de 19de eeuw, doch wellicht (erg verbouwde) oudere kern. De voorgevel vertoont drie bouwlagen en elf traveeën met middenrisaliet van vier traveeën onder fronton op consolen. Rechthoekige vensters in gecementeerde omlijstingen voor middenrisaliet en voorts steekboogvensters. Achtergevel van drie bouwlagen, veertien traveeën met middenrisaliet van drie traveeën tussen geblokte hoekpilasters onder eenvoudig fronton. Zes dakkapellen. Vernieuwde breukstenen plint met zandstenen afzaat. Rechthoekige benedenvensters in gecementeerde omlijstingen en steekboogvormige bovenvensters. Links, zandstenen korfboogdeurtje met sleutel. Rechts, rechthoekige grote deur in een brede omlijsting van arduin met hol profiel, op neuten (18de eeuw). Nieuwe dubbele steektrap. Bewaard zandstenen korfboogdeurtje binnen onder trap.
Overdekte vernieuwde binnenplaats met muurschilderingen van L.B. Bert de l'Arbre en J. Roegiers (laatste kwart 19de eeuw).
Haakse aanbouwen van twee bouwlagen onder afgesnuite zadeldaken (leien). Baksteenbouw met hoekstenen.
Rechter gebouw met gedichte rondboogpoort in geprofileerde omlijsting van arduin met sluitsteen, entablement, aan straatzijde. Erboven een steekboogvenster in een omlijsting met druiplijst (simili-natuursteen?). Linker zijgevel met vernieuwde muuropeningen.
Linkergebouw met zelfde ordonnantie, natuurstenen vensteromlijsting in bovenverdieping. Tussen linkergebouw en straatmuur: vijfzijdig torentje onder vijfzijdige koepel; arduinen hoekstenen.
Bron: D'HUYVETTER C., DE LONGIE B. & EEMAN M. met medewerking van LINTERS A. 1978: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Provincie Oost-Vlaanderen, Arrondissement Aalst, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 5n1 (A-G), Brussel - Gent.
Auteurs: d'Huyvetter, Clio; de Longie, Bea; Eeman, Michèle
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: d'Huyvetter C. & de Longie B. & Eeman M. 1978: Sint-Catharinacollege [online], https://id.erfgoed.net/teksten/8415 (geraadpleegd op ).