is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed Parochiekerk Sint-Amandus en Sint-Lucia
Deze vaststelling is geldig sinds
omvat de aanduiding als beschermd monument Parochiekerk Sint-Amandus en Sint-Lucia: toren
Deze bescherming is geldig sinds
is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed Sint Amandus en Luciakerk
Deze vaststelling was geldig van tot
Vroeggotische parochiekerk met achthoekige romaanse toren tussen koor en schip van de noordbeuk. Georiënteerde tweebeukige kerk gelegen op de hoek van de Kouterweg met de Dentergemstraat.
Een eerste vermelding van de kerk stamt uit 1103. Hierin herbevestigt Baldricus, bisschop van Doornik-Noyon, dat het altaar van Markegem toebehoort aan de door Sint-Amandus gestichte benedictijnenabdij Saint-Amand-les-Eaux in Noord-Frankrijk. In 1107 wordt dit opnieuw bevestigd, ditmaal door paus Paschalis II. Deze abdij bezat een aaneengesloten blok landerijen ten oosten en ten westen van de kerk. In de 9de of 10de eeuw wordt dit blok opgesplitst in drie lenen. De kerk bevindt zich dan op het grondgebied van de dorpsheerlijkheid "Marckeghem ofte Ter Kercken". Aanvankelijk hoorde de parochie Markegem bij het bisdom Doornik-Noyon, vanaf 1272 bij het decanaat Roeselare en vanaf 1559 bij het decanaat Tielt.
Van de vroegste geschiedenis van de kerk bestaan geen geschreven bronnen. Vermoedelijk stond er in eerste instantie op dezelfde locatie een zaalkerkje in lokale grijsgroene veldsteen dat in het tweede kwart van de 13de eeuw vervangen werd door een éénbeukige kerk in oranjerode baksteen. De huidige toren stamt uit deze bouwfase, maar werd later verhoogd. De toren bevond zich tussen koor en schip van de toenmalige kerk en had een vierkante plattegrond die via trompen overging in een achthoekige bovenbouw. Voordat hij verhoogd werd had de toren vier rondboogvormige galmgaten, telkens met een onderdorpel in witte natuursteen. In de loop van de 14de eeuw wordt deze kerk vergroot, vermoedelijk onder druk van de bevolkingstoename. De bestaande toren wordt verhoogd en er worden acht nieuwe galmgaten in aangebracht. De bestaande galmgaten werden dicht gemetseld. In dezelfde bouwfase wordt de zuidbeuk toegevoegd en de dakhelling van de noordbeuk verscherpt.
In 1566 plundert een groep beeldenstormers de kerk en in de daaropvolgende 80-jarige oorlog wordt de kerk verwoest. In 1612 of '13 wordt het koor hersteld, in 1625 wordt het hoogkoor door de inwoners van het dorp helemaal in orde gebracht en in 1627-'28 volgt de restauratie van het schip. De 17de eeuw is opnieuw een periode van plundering en bezetting door verschillende legers. In 1657 wordt de torenspits wellicht gewijzigd en in 1699 wordt de gehele kerk hersteld. Gedurende de laatste jaren van de 17de eeuw wordt de kerk meermaals geplunderd en zelfs door de bewoners van Markegem als opslagplaats gebruikt, nadat de ramen zijn dicht gemetseld. In 1763 wordt de torenspits geheel vernieuwd. In 1777 worden de drie meest westelijke traveeën van de noordbeuk herbouwd en voorzien van ramen met een korfboog. Met het oog op een mogelijke noordelijke uitbreiding, worden twee blauwe hardstenen pijlers aangebracht aan de binnenzijde van de noordmuur. In 1894 wordt een grondige restauratie en verbouwing van de kerk ondernomen naar ontwerp van de Roeselaarse architect Jules Soete. De plint in breuksteen wordt opnieuw gemetseld en afgeboord met blauwe hardsteen uit Soignies en Ecaussines. Het metselwerk wordt vernieuwd en de steunberen worden voorzien van nieuwe dekplaten in blauwe hardsteen. De kerk krijgt nieuwe spitsboogramen met gotische traceringen in blauwe hardsteen. Aan de noordzijde wordt een uitbouw toegevoegd om de doopkapel in onder te brengen. Aan beide zijgevels worden goten aangebracht, het dakgebinte hersteld en met nieuwe leien bedekt. Ook het interieur wordt aangepakt. De vloer wordt bedekt met tegels uit Basècles. Portaal, doksaal en inkomdeur (in Russisch eikenhout) worden aangebracht en een spitsbooggewelf wordt uitgevoerd in Noord-Amerikaans dennenhout. In 1908 wordt in de noordbeuk een nieuw hoofdaltaar, gewijd aan Sint-Amandus, aangebracht. In 1937 wordt een ruimere sacristie gebouwd aan de zuidzijde van de kerk en wordt de zuidwestkant van de toren gerestaureerd. In 1962 wordt er aan de sacristie een bergplaats toegevoegd. In 1969-'70 volgt er opnieuw een opknapbeurt van de kerk en wordt het gebouw in het wit beschilderd. Het kerkhof verdwijnt in 1975, tijdens deze werken vindt men brokstukken van Romeinse dakpannen terug. De witte beschildering van de buitengevel verdwijnt na 1980. Vanaf 1982 worden de bestaande vensters systematisch vervangen door glas-in-loodinvullingen, naar ontwerp van de Bruggeling Dirk Slabbinck, uitgevoerd door zijn stadsgenoot Guy De Lodder. Het bronzen doopvont, van Duitse makelij, dateert uit 1990. In 1992 wordt de toren bekroond met een nieuwe haan.
Exterieur. Tweebeukige georiënteerde kerk, gebouwd op een lichte verhevenheid in het landschap, aan het kruispunt van twee oeroude wegen: de huidige Dentergemstraat en de huidige Kouterweg. Omgeven door een kerkhof, omheind door een lage, bakstenen muur met arduinen dekplaat, aan de zuid- en aan de westzijde. Aan de oostzijde een vergelijkbare, hogere muur. Aan de zuidzijde en aan de westzijde, vóór de zuidbeuk, beplanting met struiken. Aan de noordzijde en aan de westzijde, vóór de noordbeuk, is het kerkhof met gras aangelegd. Een pad in grijze klinkers, voorzien van treden en hellingen voor rolstoelgebruikers, leidt naar het westportaal. Aan de westelijke wand van de zuidbeuk bevindt zich een kruisbeeld onder een baldakijn bedekt met leien.
De plattegrond ontvouwt een tweebeukige kerk met noordbeuk voorzien van achthoekige vieringtoren. De noordbeuk is iets breder dan de zuidbeuk. Beide beuken voorzien van een driezijdig afgesloten koor. Aan de eerste travee van de noordbeuk bevindt zich een driezijdig afgesloten uitbouw die de doopkapel herbergt. Ten zuiden van het koor bevindt zich de sacristie op één bouwlaag met rechthoekige plattegrond. Beide beuken telkens voorzien van zadeldak, aan de oostzijde driezijdig afgesloten, bedekt met natuurleien; achthoekige torenspits eveneens voorzien van natuurleien en bekroond met vergulde haan. Toren met vierkant grondvlak, via trompen overgaand in achthoekige bovenbouw, voorzien van acht rondboogvormige galmgaten met getrapte bakstenen omlijstingen. In de noord- en oostzijde van de toren bevinden zich onder de bestaande galmgaten, dichtgemetselde galmgaten van een oudere bouwfase. Opgaand metselwerk uitgevoerd in bruinrode baksteen met oudere gedeelten (de toren en de noordoostelijke hoek van het schip) in oranjerode baksteen. In de hoek tussen de toren en het schip aan de noordzijde bevindt zich nog een restant grijsgroene veldsteen die afkomstig zou kunnen zijn van de eerste zaalkerk. Spitsboogvormige muuropeningen met getrapte bakstenen omlijstingen, voorzien van maaswerk in gotische stijl, uitgevoerd in arduin en recente glas-in-loodinvulling, beschermd door buitenbeglazing. Sacristie voorzien van korfboogvormige muuropeningen met doorlopende druiplijst in baksteen. Invulling met zesvlakkige houten ramen, aan buitenzijde beschermd aan de hand van ijzeren dievenstaven. Westportaal in noordbeuk voorzien van tudorboogvormige getrapte bakstenen omlijsting met arduinen druiplijst. Rondom is het gebouw voorzien van een dubbele overhoekse muizentandfries in baksteen, behalve aan de sacristie en aan de noordwand ter hoogte van de toren. Versneden steunberen met arduinen afdekplaten. Sokkel uitgevoerd in breuksteen, afgeboord met arduinen dekplaat.
Interieur. Vloer uitgevoerd in vierkante tegels in zwarte natuursteen uit Basècles, met links en rechts van het huidige altaar, tegen de zuidwand, een quincunx van tegels in gepolijste witte natuursteen. Muren bepleisterd en voorzien van een kunststoffen lambrisering in eikimitatie. De scheiding tussen de twee beuken wordt gevormd door drie ronde zuilen in witte natuursteen met achthoekige basementen en voorzien van achthoekige gotische kapitelen met bladwerk. In de noordwand bevinden zich twee in de muur ingebouwde ronde zuilen in blauwe hardsteen met achthoekige basementen en Dorische kapitelen, die dateren van de verbouwing van 1777. Het spitstongewelf dateert van1894 en is uitgevoerd in Noord-Amerikaans dennenhout. Ter hoogte van de toren in de noordbeuk en op gelijke hoogte in de zuidbeuk, neemt het plafond de vorm aan van een vlak uitgewerkte emanatie van een kruisribgewelf met centrale rozet, eveneens uitgevoerd in Noord-Amerikaans dennenhout. De ramen zijn ingevuld met zowel figuratieve als non-figuratieve glas-in-loodpanelen, daterend van het einde van de 20ste eeuw.
In de westgevel, ten zuiden van het inkomportaal, zijn twee grafstenen in de muur ingemetseld. Een eerste is ruitvormig en verwijst naar de dood van griffier-ontvanger Joannes Minne (1660-1729) en zijn tweede vrouw Maria Vanden Heede (+ 1745). Een tweede steen, links van de eerste, is een rechthoekige witte steen met gebeitelde calvarie. Deze grafsteen verwijst naar de dood van Joos Vanden Heede (+ 1535) en zijn vrouw Joozyne (+1544).
Mobilair. Noordelijk hoofdaltaar, neogotisch, toegewijd aan de Heilige Amandus, in hout, van Alfons Van Overbeke uit Oostrozebeke (1908), beschilderd in witte marmerimitatie, met zuiltjes met vergulde knoppenkapitelen. Drie vergulde figuratieve panelen in vierpassen, voorstellend de toonbroden, een pelikaan en de ark des verbonds met twee cherubijnen. Zuidelijk hoofdaltaar, neoclassicistisch, toegewijd aan Onze-Lieve-Vrouw, witbeschilderd met onderaan ruime nis met beeld van Christus in het graf. Biechtstoel, neogotisch, in hout, tegen westelijke wand van zuidbeuk. Centraal spitse hoefijzerboog; versiering met briefpanelen. Biechtstoel, in hout, tegen noordwand (1955).
Bron: VAN VLAENDEREN P. & VRANCKX M. 2007: Inventaris van het bouwkundig erfgoed, Provincie West-Vlaanderen, Gemeente Dentergem, Deelgemeenten Markegem, Oeselgem en Wakken, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen WVL32, onuitgegeven werkdocumenten.
Auteurs: Van Vlaenderen, Patricia; Vranckx, Martien
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
De vierkante basis van de kerktoren dateert niet uit het tweede kwart van de 13de eeuw, maar is beduidend jonger. Het staand metselverband en de baksteenformaten (28-29 x 13-13,5 x 7) suggereren een bouw omstreeks 1300. De octogoon is blijkens de baksteenformaten (25-26 x 12-12,5 x 6 cm) een jongere toevoeging, mogelijk uit de tweede helft van de 14de eeuw.
In 1753 was er een koster-organist, wat betekent dat er een orgel aanwezig was. In 1833 wordt een "nieuw orgel" vermeld; het was gemaakt door Leo Lovaert uit Nevele; het was diens eerste werkstuk. Het betrof een klein instrument met 8 registers. In 1841 plaatste Lovaert een nieuw klavier aan zijn orgel. In het kerkarchief is in 1877 sprake van "een oud orgel dat nu door een klein harmonium is vervangen". Later leest men dat "het bouwvallig orgel is verkocht in 1895". Er was sinds 1895 geen orgel meer aanwezig; men behielp zich sinds 1877 met een harmonium en nadien met een elektronium.
Sinds het begin van de 21ste eeuw is er opnieuw een klein orgel aanwezig; de bouwer is de firma Verschueren (Nederland - Heythuysen). Het werd naar schatting rond 1960 gemaakt voor een privépersoon, en tweedehands aangekocht door het kerkbestuur van Markegem.
Is deel van
Kouterweg
Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Parochiekerk Sint-Amandus en Sint-Lucia [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/84429 (geraadpleegd op ).
Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed
Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.