De Sint-Martinuskerk, gelegen op een middeleeuwse kerksite, getuigt nog steeds van de drie bouwfasen uit haar bouwgeschiedenis; de 15de-eeuwse westelijke travee met westtoren, de middenbeuk uit het eerste kwart van de 18de eeuw en de neogotische uitbreiding van het schip naar ontwerp van architect Henri Valcke. De vrijstaande dorpskerk bezat voorheen een omringend ommuurd kerkhof. Op de restant van het kerkhof staan negentien gerecupereerde grafkruisen.
De eeuwenoude kerksite van de dorpsheerlijkheid Berlare bevindt zich op een structureel zeer herkenbare middeleeuwse woonkern, gekenmerkt door een driehoekig centraal gelegen dorpsplein met aanliggend kasteel van de heren van Berlare. De oudst bekende vermelding van Berlare dateert van 1173.
De oudste vermelding van de kerk gaat terug tot 1268, bij de benoeming van pastoor Christiaen door de bisschop van Doornik. De kerkparochie Berlare behoorde tot 1559 tot het bisdom Doornik en de aartsdekenij Gent, tot in 1721 tot de dekenij Waas en daarna tot de dekenij Dendermonde.
Van de oudste kerk zijn geen sporen bewaard. Van de gotische kerk rest de huidige westpartij met de zandstenen toren uit de 15de eeuw en de eerste travee van de zijbeuken. In 1680 werd de Sint-Maartenskapel vergroot. In 1716 werd het dak van de kerk vernield door storm. Aangezien de kerk zo bouwvallig was, werd tussen 1719 en 1724 de middenbeuk van het schip vernieuwd in een sobere barokstijl. Op 8 oktober 1724 werd de kerk door Philippus Van der Noot, bisschop van Gent, ingewijd. In 1754 werd de westtoren voorzien van een nieuw buitenportaal. In 1872 werden de sacristieën aan beide zijden van het koor aangepast en hersteld volgens de plannen van architect August Van Assche (1826-1907) uit Gent.
In 1908 besloot men de kerk te vergroten en te vernieuwen. De ontwerpplannen werden opgemaakt in 1909 door architect Henri Valcke (Ledeberg). Vanaf 1910 werd het koor, het driebeukige schip en het transept volledig vernieuwd onder leiding van aannemer Adolf Naessens (Ledeberg). Van de oorspronkelijke gotische kerk bleven enkel de westtoren, de middenbeuk en de eerste travee van de zijbeuken bewaard. Het buitenportaal uit 1754, dat tegen de westtoren was aangebouwd, werd verwijderd. De uitvoering van de werken ving aan op 15 maart 1910 en eindigde op 13 april 1911.
De nieuwe kerk werd door de pastoor ingezegend op 6 april 1911 en ingewijd door Monseigneur Antoon Stillemans op 14 september 1911. In 1923 werd een ontwerp gemaakt voor de interieurbeschildering van de kerk in neogotische stijl. De glasramen werden in de jaren 1930 vervaardigd in het atelier van Henri Coppejans in Gent, na de oorlogsschade door hetzelfde atelier gerestaureerd in 1951. In 1977 werden de daken hersteld ten gevolge van stormschade en werd ook de bestaande stookplaats aangepast door architect F. Weyers uit Sint-Niklaas. In 1979 werd het interieur van de kerk monochroom overschilderd.
Het meeste van het kerkmeubilair werd vernieuwd na de bouw van de neogotische kerk. Het nieuwe meubilair werd besteld bij het atelier Albert Sinaeve-D’hondt in Gent in 1911 en was geplaatst in 1916 (drie altaren, koorgestoelte, communiebank, twee biechtstoelen); in dezelfde periode was ook een neogotisch houten binnenportaal geplaatst.
De vrijstaande dorpskerk ingeplant aan het driehoekige dorpsplein van Berlare bezat voorheen een omringend ommuurd kerkhof.
Volgens J. Maestertius in “Beschrijvinge vande Stadt ende Landt van Dendermonde”, uit 1646 stond er vroeger op het kerkhof rond de kerk aan de zuidkant “een capelleken, van de kerck afgesonderdt, gesticht over eenighe honderdt jaeren, van de familie van der Neesen.” Deze kapel, die volgens de literatuur mogelijk terugging tot de eerste domaniale kerk behorend tot het Vroenhof naast de kerk, werd vernield tijdens de beeldenstorm in 1566.
In 1879 werd door de gemeenteraad beslist om een nieuwe begraafplaats aan te leggen op de Molenhoek. In 1882 werd dit nieuwe kerkhof in gebruik genomen.
In 1905 kreeg architect Sterckx (Dendermonde) de opdracht om het dorpsplein van Berlare te verfraaien en om het oude kerkhof opnieuw aan te leggen. Het oude kerkhof werd gedesaffecteerd in 1907. De oude kerkhofmuren werden naar aanleiding van de vernieuwing van de kerk gesloopt en een gedeelte van het vroeger kerkhof werd ter verbreding van de rijweg aan dit openbaar domein toegevoegd. Een smallere strook van het vroegere kerkhofareaal naast en achter de kerk werd in 1911-1912 omsloten door laag smeedijzeren hekwerk in neogotische stijl naar ontwerp van Alexis Sterckx van 1910.
In 2006 werden twintig gietijzeren grafkruisen afkomstig van de begraafplaats van Berlare overgeplaatst naar beide stroken van het vroegere kerkhof opzij van de kerk. Intussen is één grafkruis aan de zuidzijde van de kerk verdwenen.
De prominent aanwezige, georiënteerde parochiekerk Sint-Martinus is vrijstaand ingeplant op het oostelijk deel van het centrale, ruime, driehoekige dorps- en kerkplein. Voorheen met omringend ommuurd kerkhof dat verdween bij de heraanleg van het dorpsplein gepaard met de vergroting van de kerk in 1910-1911.
Ten westen voor de inkom van de kerk ligt het nu grotendeels verharde voorplein van de kerk dat historisch en perceelsmatig bij het kerkgebouw hoort en een onderdeel van het vroegere kerkhof omvat. Het sluit aan bij het driehoekig met gras begroeid dorpsplein met bomenrijen en axiaal toegangspad naar de kerk.
Laag decoratief neogotisch smeedijzeren hekwerk volgens ontwerpplan van 1910 omringt de kerk ten noorden, oosten en zuiden ter hoogte van het vroegere kerkhof. Het hekwerk is samengesteld uit een herhaling van typisch neogotische decoratiemotieven: een borstwering met afwisselend vierpassen ingeschreven in een cirkel en driepassen ingeschreven in een halve cirkel, regelmatig onderbroken door hoger opgaande spitsbogen met kruisbloembekroning.
De plattegrond van de kerk ontvouwt een driebeukig schip van vijf traveeën met vooruitspringende westpartij, gevormd door de westtoren en de eerste travee van de zijbeuken van de oude kerk. Uitspringende transeptarmen van één travee ter hoogte van de derde travee van het schip, ten zuiden flankerende sacristie en bergingen tussen het transept en het koor, een hoogkoor met twee zijkoren, elk met een driezijdige koorsluiting. Achter de symmetrische gotische westpartij sluit het bredere neogotische kerkschip aan volgens een duidelijk symmetrisch basisconcept waardoor het bouwwerk ondanks de verschillen in verhouding, materialen en stijl tussen beide delen toch als een sterk samenhangend geheel overkomt.
De oude westpartij van de kerk uit de 15de eeuw is opgebouwd in kalkzandsteen. Het neogotische kerkgedeelte van 1910-1911 is opgetrokken van sterk gevarieerd geel tot oranjekleurig baksteenmetselwerk (machinesteen van Rupelmonde) met gebruik van kalkzandsteen, onder meer voor de vensteromlijstingen en de afwerking van de steunberen. De hoge zandstenen sokkel is met recuperatiemateriaal van de oude kerk gebouwd in het verlengde van de sokkel van de oude westpartij. Het pittoreske van het bouwmateriaal is een aspect waarmee de constructie aansluit bij het eclecticisme in de architectuur van die tijd.
De monumentale westtoren op een vierkant grondplan wordt aan weerszijden geflankeerd door de eerste travee van de lage zijbeuken van de oude kerk. Aan de zuidzijde van de toren is een kleinere polygonale traptoren van drie verdiepingen aangebouwd. De zandstenen westtoren uit de 15de eeuw telt vier geledingen aangegeven door waterlijsten, tussen versneden steunberen onder leien tentdak met bekronend smeedijzeren kruis en weerhaan. Er zitten steigergaten onder de daklijst. Het centrale getoogde portaal is gevat in een geprofileerde omlijsting met bekronende waterlijst. Erboven is de toren geopend met een groot spitsboogvormig venster voorzien van neogotisch drieledig maaswerk en in de vierde geleding door twee spitsboogvormige galmgaten onder omlopende waterlijsten.
In de voorgevel van de rechter zijbeuk bevinden zich twee smalle lichtopeningen. De zijgevels van de oude zijbeuken op kalkstenen plint worden gemarkeerd door een dakkapel met puntgevel en een spitsboogvormig venster met tweeledig maaswerk. Onder het venster van de zuidelijke zijbeuk, voor een dichtgemetselde deuropening, hangt een ruitvormige grafplaat voor pastoor Frans Wieme van 1785.
Het kerkschip, opgevat volgens het concept van een hallenkerk, is afgedekt onder drie leien zadeldaken met doorlopende daknok boven de koren. Het vertoont een solide massa met een evenwichtige opbouw en mooie proporties. Stilistisch bezit het schip uitwendig een grote eenheid waarvan de verfijning onder meer tot uiting komt in op de hooggotiek geïnspireerde venstertraceringen.
De westgevels van de zijbeuken van het nieuwe kerkgebouw vertonen puntgevels en een groot spitsboogvormig venster met drieledig neogotisch maaswerk en bovenaan kleine, rechthoekige zoldervensters. De zijgevels en transeptgevels zijn voorzien van brede gelijkaardige ruime spitsboogvensters met vijfdelig maaswerk tussen versneden steunberen met kalkstenen dekplaten. In deze bouwkenmerken kan een inspiratie op de Brabantse gotiek worden herkend. In de oostgevel van de zuidelijke transeptarm zijn twee gevelstenen verwerkt met de vermelding “anno 1910”. De zuidelijke beuk heeft naast de transeptarm een klein uitgebouwd zijportaal met puntgeveltje en aansluitend rechts een grote sacristie van twee verdiepingen met puntgevel, voorzien van een rechthoekig vierlicht en een neogotisch spitsboogvenster van het doksaal op de verdieping. In de oksel van de sacristie, veelhoekig traptorentje onder naaldspits, naar het doksaal. Rechts ernaast, berging met rechthoekige muuropeningen onder een zadeldak. Het compositorisch geheel van transept met portaal, sacristie met torentje en berging versterkt het pittoresk voorkomen van de kerk. Ook de verfijnde detailuitwerking ervan draagt daartoe bij. Aan de noordelijke zijbeuk is tegen de vierde en vijfde travee een onopvallende lage bergplaats aangebouwd met in de noordgevel een rechthoekig venster en een bolkozijn, beide met ontlastingsbogen. Het hoogkoor en de kortere zijkoren worden nog geaccentueerd door versneden hoeksteunberen en elegante hoge lancetvensters met maaswerk. Het neogotische schip verleent aan de dorpskerk een monumentaliteit waarmee zij aandacht opeist en haar een prominente plaats geeft op het dorpsplein.
Het gewit interieur wordt gekenmerkt door vloertegels van gepolijste blauwe hardsteen en zwarte marmer. Schip met rondboogvormige scheibogen verrijkt met spiegelpanelen op natuurstenen zuilen op achtkantige basis en met Toscaans kapiteel, ter hoogte van het hoogkoor bundelpijlers met een bladkapiteel. De behouden middenbeuk van 1719 is in 1910-1911 overwelfd met koepelgewelven gescheiden door met cassetten versierde gordelbogen aanzettend op voluutconsoles, gewelfvlakken in stucwerk versierd met gekrulde motieven. Aan de zuidzijde van de middenbeuk boven de scheibogen is een datumsteen bewaard met opschrift “M1719”. Zijbeuken en koren overwelfd met kruisribgewelven met zandstenen ribben waarvan het centrale deel gepolychromeerd is met rode en goudgele geometrische patronen.
In de oude zijbeuk links van de westtoren is de houten barokke doopvontafsluiting van 1764 bewaard, toegeschreven aan Jan-Frans Allaert (1703-1779) uit Gent. Naast het zijportaal, gedenksteen met het opschrift: “TOT GEDENKENIS/ VAN HET HERBOUWEN DEZER KERK/ TEN JARE O.H.J.CH. 1910/ DE KERKRAAD:/ JOZEF VAN IMPE PASTOOR/ G. VAN DEN BERGHE, BURGEM./ LEO DE DIJN VOORZITTER/ R. NACHTERGAELE, SECR./ IVO DE KEYZER, J. VAN DEN BREEN, EDM. ABBEEL, LEDEN, H. VALCKE BOUWMEESTER/ A. NAESSENS ONDERNEMER.” In de oude zijbeuk rechts hangt een koperen gedenkplaat met de namen van de Berlaarse gesneuvelden tijdens Wereldoorlog I. Tegen het zuidelijk zijportaal hangen twee herdenkingsplaten ter herinnering aan de Berlaarse scheutist Armand Heirman, omgekomen in de Chinese Boksersopstand in 1900, en ter herinnering aan Benedictijn Albert Peleman, vermoord in Zuid-Afrika in 1999.
De neogotische glasramen uit de jaren 1930 door Hendrik Coppejans, gedateerd en voorzien van de namen van de schenkers, zijn na de oorlogsschade gerestaureerd in 1951 door zijn zoon Daniel Coppejans naar de nog bestaande kartons. In het koor: Sint-Martinus met een bedelaar (1931), Heilige Carolus Borromeus en Onze-Lieve-Vrouw (1931), Heilige Familie (1935), Christus als de Goede Herder (1935), De Emmaüsgangers, Maria verschijnt te Lourdes aan Bernadette (1935), De boodschap aan Maria (1941), De geboorte van Jezus (1936), Andreas Avellinus en de Heilige Sophia (1931); in de doopkapel: Doopsel van Jezus (1932), in de westgevel: Jezus aan het kruis (1939).
Volgende schilderijen zijn aanwezig:
Volgende beeldhouwwerken zijn aanwezig:
Volgende meubilairstukken zijn aanwezig:
De aanvankelijk twintig (nu nog negentien) sinds 2006 naast de kerk overgebrachte grafkruisen refereren aan en visualiseren opnieuw de funeraire functie die het areaal rondom de kerk volgens middeleeuws gebruik voorheen als parochiaal kerkhof bezat. Het betreft graftekens van een specifiek type namelijk van de industrieel vervaardigde gietijzeren grafkruisen die gangbaar waren vanaf midden 19de eeuw tot midden 20ste eeuw en dikwijls ook nog tot later hergebruikt werden. Gieterijen die grafkruisen produceerden, onder meer bekend via bewaarde catalogen, waren gevestigd in Limburg, in Waalse provincies en Frankrijk. Dit traditioneel funerair erfgoed was veelvuldig in gebruik voor de lagere bevolkingsklasse en was vroeger dan ook talrijk aanwezig op de begraafplaatsen, maar hebben nu door verdwijning ervan een zeldzaam karakter gekregen. Deze kruisen van het opengewerkte type worden tevens gewaardeerd om hun grote variëteit aan decoratieve motieven en christelijke symbolen. Met hun zeer specifiek karakter naar materiaal, vormgeving, iconografie en ornamentiek zijn deze graftekens geproduceerd door anoniem gebleven kunstenaars van betekenis als cultuurhistorisch waardevol funerair erfgoed. Bovendien getuigen ze van de zeer specifieke en bijzonder decoratieve toepassing van het kruis als funerair symbool en gedenkteken in de christelijke begrafenisgebruiken.
Aan weerszij van de kerk staan de negentien gerecupereerde grafkruisen in twee rijen van vijf achter elkaar opgesteld met de voorzijde gericht naar het westen. Zij staan binnen het perk dat door het lage neogotische hekwerk dat de kerk omringt vanaf de torenpartij. Aan de noordzijde van de kerk staan tien grafkruisen en aan de zuidzijde waar één van de laatste grafkruisen intussen verdwenen is, staan negen exemplaren.
De grafkruisen vertegenwoordigen verschillende types of varianten, merendeels herkenbaar in de classificatie en typologie in de inventaris van HOURANT R. 1992: Les Croix de nos Aïeux in: LEMPEREUR F., La Fonte en Wallonie, Luik. Naast een variërende en typische ornamentiek eigen aan funerair erfgoed stellen zij ook figuren voor met betrekking tot de dodencultus, gewoonlijk op de kruising van de kruisarmen en ook op de voet van het kruis. Meest voorkomende motieven zijn hier Christus als gekruisigde, Onze-Lieve-Vrouw, engelen, treurende vrouwenfiguren, klimopranken, doodshoofd, vlammend hart, mariamonogram, stralenbundels, bloemenkrans. Een kindergrafkruis stelt voor Onze-Lieve-Vrouw met Jezuskind en de Heilige Elisabeth met Johannes de Doper als Kind en onderaan een geknielde vrouw met bloemboeket en krans in de handen. De nog aanwezige tekstborden vertonen geen opschrift meer.
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: S.N. 2014: Parochiekerk Sint-Martinus met kerkhof [online], https://id.erfgoed.net/teksten/173014 (geraadpleegd op ).
Ingeplant aan het driehoekige dorpsplein. Voorheen met omringend kerkhof. Volgens J. Maestertius in "Beschrijvinge vande Stadt ende Landt van Dendermonde", uit 1646 stond er vroeger op het kerkhof rond de kerk aan de zuidkant "een capelleken, van de kerck afgesonderdt, gesticht over eenighe honderdt jaeren, van de familie van der Neesen." Deze kapel, die waarschijnlijk terugging tot de eerste domaniale kerk behorend tot het Vroenhof, werd vernield tijdens de beeldenstorm in 1566. In 1879 werd door de gemeenteraad beslist om een nieuw kerkhof aan te leggen op de Molenhoek. In 1882 werd het nieuwe kerkhof in gebruik genomen.
In 1905 kreeg architect Sterckx (Dendermonde) de opdracht om het dorpsplein te verfraaien en om het oude kerkhof opnieuw aan te leggen. Het oude kerkhof werd gedesaffecteerd in 1907. De oude kerkhofmuren werden ten slotte pas gesloopt bij de vernieuwing van de kerk in 1912 en vervangen door een ijzeren afsluiting naar ontwerp van Alexis Sterckx van 1910. In 2006 werden gietijzeren grafkruisen van de begraafplaats overgeplaatst naar het oude kerkhof opzij van de kerk.
De kerkparochie Berlare behoorde tot 1559 tot het bisdom Doornik en de aartsdekenij Gent, tot in 1721 tot de dekenij Waas en daarna tot de dekenij Dendermonde. De oudste vermelding van de kerk gaat terug tot 1268, bij de benoeming van pastoor Christaen door de bisschop van Doornik. Van de oudste kerk zijn geen sporen bewaard. Van de gotische kerk rest de huidige westpartij met de zandstenen toren uit de 15de eeuw en de eerste travee van de zijbeuken. In 1680 werd de Sint-Maartenskapel vergroot. In 1716 werd het dak van de kerk vernield door storm. Aangezien de kerk zo bouwvallig was werden tussen 1719 en 1724 de middenbeuk van het schip vernieuwd in een sobere barokstijl. Op 8 oktober 1724 werd de kerk door Philippus Van der Noot, bisschop van Gent, ingewijd. In 1754 werd de westtoren voorzien van een nieuw buitenportaal. In 1872 werden de sacristieën aan beide zijden van het koor aangepast en hersteld volgens de plannen van architect August Van Assche (1826-1907) uit Gent.
In 1908 besloot men de kerk te vergroten en te vernieuwen naar ontwerp van architect Henri Valcke (Ledeberg). Vanaf 1910 werd het koor, het driebeukig schip en het transept volledig vernieuwd onder leiding van aannemer Adolf Naessens (Ledeberg). Van de oorspronkelijke gotische kerk bleven enkel de kruisingstoren, de middenbeuk en de eerste travee van de zijbeuken bewaard. Het buitenportaal uit 1754, dat tegen de westtoren was aangebouwd, werd verwijderd. De nieuwe kerk werd door de pastoor ingezegend op 6 april 1911 en ingewijd door Monseigneur Antoon Stillemans op 14 september 1911. In 1923 werd een ontwerp gemaakt voor de interieurbeschildering van de kerk in neogotische stijl. De glasramen werden in de jaren 1930 vervaardigd in het atelier van Henri Coppejans in Gent, na de oorlogsschade door hetzelfde atelier gerestaureerd in 1951. In 1977 werden de daken hersteld ten gevolge van stormschade en werd ook de bestaande stookplaats aangepast door architect F. Weyers uit Sint-Niklaas. In 1979 werd het interieur van de kerk monochroom overschilderd.
De kerkparochie Berlare behoorde tot 1559 tot het bisdom Doornik en de aartsdekenij Gent, tot in 1721 tot de dekenij Waas en daarna tot de dekenij Dendermonde.
De oudste vermelding van de kerk gaat terug tot 1268, bij de benoeming van pastoor Christaen door de bisschop van Doornik. Van de oudste kerk zijn geen sporen bewaard. Van de gotische kerk rest de huidige westpartij met de zandstenen toren uit de 15de eeuw en de eerste travee van de zijbeuken. In 1680 werd de Sint-Maartenskapel vergroot. In 1716 werd het dak van de kerk vernield door storm. Aangezien de kerk zo bouwvallig was werden tussen 1719 en 1724 de middenbeuk van het schip vernieuwd in een sobere barokstijl. Op 8 oktober 1724 werd de kerk door Philippus Van der Noot, bisschop van Gent, ingewijd. In 1754 werd de westtoren voorzien van een nieuw buitenportaal. In 1872 werden de sacristieën aan beide zijden van het koor aangepast en hersteld volgens de plannen van architect August Van Assche (1826-1907) uit Gent. In 1908 besloot men de kerk te vergroten en te vernieuwen naar ontwerp van architect Henri Valcke (Ledeberg). Vanaf 1910 werd het koor, het driebeukig schip en het transept volledig vernieuwd onder leiding van aannemer Adolf Naessens (Ledeberg). Van de oorspronkelijke gotische kerk bleven enkel de kruisingstoren, de middenbeuk en de eerste travee van de zijbeuken bewaard. Het buitenportaal uit 1754, dat tegen de westtoren was aangebouwd, werd verwijderd. De nieuwe kerk werd door de pastoor ingezegend op 6 april 1911 en ingewijd door Monseigneur Antoon Stillemans op 14 september 1911. In 1923 werd een ontwerp gemaakt voor de interieurbeschildering van de kerk in neogotische stijl. De glasramen werden in de jaren 1930 vervaardigd in het atelier van Henri Coppejans in Gent, na de oorlogsschade door hetzelfde atelier gerestaureerd in 1951. In 1977 werden de daken hersteld ten gevolge van stormschade en werd ook de bestaande stookplaats aangepast door architect F. Weyers uit Sint-Niklaas. In 1979 werd het interieur van de kerk monochroom overschilderd.
De plattegrond ontvouwt een driebeukig schip van vijf traveeën met vooruitspringende westpartij, gevormd door de westtoren en de eerste travee van de zijbeuken van de oude kerk; uitspringende transeptarmen van één travee ter hoogte van de derde travee van het schip, flankerende sacristie en bergingen tussen het transept en het koor, een hoogkoor met twee zijkoren, elk met een driezijdige koorsluiting.
De oude westpartij van de kerk uit de 15de eeuw is opgebouwd in kalkzandsteen. Het neogotische kerkgedeelte van 1910-1911 is opgetrokken van oranjekleurig baksteenmetselwerk met gebruik van kalkzandsteen voor de hoge plint, de vensteromlijstingen en de afwerking van de steunberen. De monumentale westtoren op een vierkant grondplan wordt aan weerszijden geflankeerd door de eerste travee van de lage zijbeuken van de oude kerk. Aan de zuidzijde van de toren is een kleinere polygonale traptoren van drie verdiepingen aangebouwd. Zandstenen westtoren uit de 15de eeuw van vier geledingen aangegeven door waterlijsten, tussen versneden steunberen onder leien tentdak met bekronend smeedijzeren kruis en weerhaan. Steigergaten onder de daklijst. Centraal getoogd portaal in een geprofileerde omlijsting met bekronende waterlijst. Erboven groot spitsboogvormig venster met neogotisch drieledig maaswerk en in de vierde geleding twee spitsboogvormige galmgaten onder omlopende waterlijsten. In de voorgevel van de rechter zijbeuk bevinden zich twee smalle lichtopeningen. De zijgevels van de oude zijbeuken op kalkstenen plint worden gemarkeerd door een dakkapel met puntgevel en een spitsboogvormig venster met tweeledig maaswerk. Onder het venster van de zuidelijke zijbeuk, voor een dichtgemetselde deuropening, hangt een ruitvormige grafplaat voor pastoor Frans Wieme van 1785.
De westgevels van de zijbeuken van het nieuwe kerkgebouw hebben puntgevels en een groot spitsboogvormig venster met drieledig neogotisch maaswerk en bovenaan kleine, rechthoekige zoldervensters. De zijgevels en transeptgevels zijn voorzien van brede gelijkaardige spitsboogvensters met vijfdelig maaswerk tussen versneden steunberen met kalkstenen dekplaten. In de oostgevel van de zuidelijke transeptarm zijn twee gevelstenen verwerkt met de vermelding "anno 1910". De zuidelijke beuk heeft voorbij de transeptarm een klein uitgebouwd zijportaal met puntgeveltje en een grote sacristie van twee verdiepingen met puntgevel, voorzien van rechthoekig vierlicht en een neogotisch spitsboogvenster van het doksaal op de verdieping. In de oksel van de sacristie, veelhoekig traptorentje onder naaldspits, naar het doksaal. Rechts ernaast, berging met rechthoekige muuropeningen onder een zadeldak. Aan de noordelijke zijbeuk is tegen de vierde en vijfde travee een bergplaats aangebouwd met in de noordgevel een rechthoekig venster en een bolkozijn, beide met ontlastingsbogen. Hoog- en zijkoren worden geaccentueerd door versneden hoeksteunberen en spitsboogvormig vensters met maaswerk.
Heden gewit interieur met vloertegels van gepolijste blauwe hardsteen en zwarte marmer. Schip met rondboogvormige scheibogen verrijkt met spiegelpanelen op natuurstenen zuilen op achtkantige basis en met Toscaans kapiteel, ter hoogte van het hoogkoor bundelpijlers met een bladkapiteel. De behouden middenbeuk van 1719 is overwelfd met koepelgewelven gescheiden door met cassetten versierde gordelbogen aanzettend op voluutconsoles, gewelfvlakken in stucwerk versierd met gekrulde motieven. Zijbeuken en koren overwelfd met kruisribgewelven met zandstenen ribben waarvan het centrale deel gepolychromeerd is met rode en goudgele geometrische patronen. In de oude zijbeuk links van de westtoren is de houten barokke doopvontafsluiting van 1764 bewaard, toegeschreven aan Jan-Frans Allaert (1703-1779) uit Gent. Naast het zijportaal, gedenksteen met het opschrift: "Tot gedenkenis/ van het herbouwen dezer kerk/ ten jare O.H.J.Ch. 1910/ De Kerkraad:/ Jozef Van Impe pastoor/ G. Van Den Berghe, burgem./ Leo De Dijn voorzitter/ R. Nachtergaele, secr./ Ivo De Keyzer, J. Van Den Breen, Edm. Abbeel, leden, H. Valcke bouwmeester/ A. Naessens ondernemer." In de oude zijbeuk rechts hangt een koperen gedenkplaat met de namen van de Berlaarse gesneuvelden tijdens de Eerste Wereldoorlog. Tegen het zuidelijk zijportaal hangen twee herdenkingsplaten ter herinnering aan de Berlaarse scheutist Armand Heirman, omgekomen in de Chinese Boksersopstand in 1900, en ter herinnering aan Benedictijn Albert Peleman, vermoord in Zuid-Afrika in 1999.
De glasramen uit de jaren 1930 door Hendrik Coppejans, gedateerd en voorzien van de namen van de schenkers, zijn na de oorlogsschade gerestaureerd in 1951 door zijn zoon Daniel Coppejans naar de nog bestaande kartons. In het koor: Sint-Martinus met een bedelaar (1931), Heilige Carolus Borromeus en Onze-Lieve-Vrouw (1931), Heilige Familie (1935), Christus als de Goede Herder (1935), De Emmaüsgangers, Maria verschijnt te Lourdes aan Bernadette (1935), De boodschap aan Maria (1941), De geboorte van Jezus (1936), Andreas Avellinus en de Heilige Sophia (1931); in de doopkapel: Doopsel van Jezus (1932), in de westgevel: Jezus aan het kruis (1939).
Schilderijen: De Lanssteek, kopie van Rubens’ Kruisiging, Vlaamse School uit de 17de eeuw. Kersttafereel of de Geboorte van Jezus, Vlaamse school van 1792. Christus aan het Kruis, geschilderd op paneel, eerst helft 17de eeuw.
Beeldhouwwerken: houten borstbeeld van Sint-Martinus uit de 18de eeuw. Heilige Barbara, neogotisch gepolychromeerd houten beeld. Gepolychromeerde plaasteren heiligenbeelden op consoles aan de wanden: Theresia van Lisieux, Sint-Jozef met het kind Jezus, Heilige Antonius van Padua, Heilige Rita, Heilige Antonius Abt met een varken, Heilige Benedictus, Heilige Anna, moeder van Maria. Heilige Franciscus Xaverius, Heilige Hart van Maria, Heilige Hart van Jezus, Ecce Homo. Neogotische kruisweg uit het atelier van Léon Bressers (Gent).
Meubilair: het meeste van het kerkmeubilair werd vernieuwd na de bouw van de neogotische kerk. Het nieuwe meubilair werd besteld bij het atelier Sinaeve-D’hondt in Gent in 1911 en grotendeels geplaatst in 1916. Hoofd- en zijaltaren in neogotische stijl met een altaar in witte steen en houten retabel. Hoofdaltaar ter ere van Jezus Christus, met in reliëf de voorstelling van het Laatste Avondmaal, de Kruisiging en de Graflegging. Zuidelijk zijaltaar van Sint-Martinus in gepolychromeerde eik met voorstellingen uit het leven van de heilige. Noordelijk zijaltaar van Onze-Lieve-Vrouw met polychrome taferelen uit het leven van Maria. Neogotische eiken communiebank. Neogotisch koorgestoelte. Preekstoel uit de 18de eeuw in Lodewijk XVI-stijl; de ronde kuip is versierd met grisailles die de vier evangelisten met hun symbolen voorstellen. De eikenhouten beelden van Petrus, Maria Magdalena, Johannes de Doper en Eva of Maria van Egypte onder de preekstoel behoorden aanvankelijk bij een biechtstoel, waarschijnlijk in 1719 aangekocht bij Guillaume Kerrick (+1719) of zijn zoon Willem-Ignaas (1688-1745) te Antwerpen; de beelden werden in de jaren 1930 onder de preekstoel geplaatst. Twee 18de-eeuwse biechtstoelen, twee biechtstoelen in neogotische stijl.
Orgel in rococostijl, in 1786 gebouwd door Lambert Benoit Van Peteghem (Gent).
In 1903 bouwden de gebroeders Vereecken (Gijzegem) achter het bestaande orgel een nieuw instrument waarbij ze gebruik maakten van het bestaande pijpwerk. Uiteindelijk bleef alleen de balustrade en het meubel van het Van Peteghemorgel bewaard. Na de bouw van het neogotische kerkgedeelte werd in 1915 het vroegere doksaal achteraan in de kerk verwijderd en het orgel overgeplaatst naar een nis boven de sacristie. In de jaren 1980 werd het orgel gerestaureerd door G. Potvlieghe-De Maeyer (Denderwindeke) naar het oorspronkelijke Van Peteghemorgel en opnieuw in de 18de-eeuwse orgelkast geplaatst.
Doopvont van blauwe hardsteen met koperen deksel, nu opgesteld in de zuidbeuk onder het orgeldoksaal. Armenmeesterbank uit de 17de eeuw. Kerkmeestersbank uit de 18de eeuw. Processievaandel uit de 19de eeuw met een voorstelling van Franciscus Xaverius, patroonheilige van de missionarissen.
Grafsteen van graaf de Lichtervelde en gravin Vaernewyck d’Angest met hun wapens, van 1859, tegen de wand van de zuidelijke zijbeuk, oorspronkelijk geplaatst in een grafkapel ten zuiden van de kerk, vermoedelijk naar ontwerp van architect L. Minard. Grafsteen in het koor van J. B. Vanden Meersche, heer van Berlare, overleden in 1747. Hardstenen gedenkplaat van mijnheer August René Veldeman, Ridder der Leopoldsorde, Burgemeester in Berlare van 1855 tot 1877.
Auteurs: Bogaert, Chris; Lanclus, Kathleen; Verbeeck, Mieke; Duchêne, Helena
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Bogaert C. & Lanclus K. & Verbeeck M. & Duchêne H. 2006: Parochiekerk Sint-Martinus met kerkhof [online], https://id.erfgoed.net/teksten/84663 (geraadpleegd op ).