is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed Instituut Mariagaard
Deze vaststelling is geldig sinds
is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed Instituut Mariagaard
Deze vaststelling was geldig van tot
Instituut Mariagaard, voorheen Provinciale Middelbare Landbouwschool.
In 1919 beslist de provincieraad van Oost-Vlaanderen twee landbouwscholen op te richten, één voor jongens, voorlopig ingericht in Melle en één voor meisjes in de gebouwen van het Casino in Gent. In 1921 koopt de provincie de historische hoeve het "Koningshof" op de Vantegemkouter met 44 hectare grond in Wetteren - Kwatrecht van A. van Pottelberghe de la Potterie, burgemeester van Melle. Na een architectuurwedstrijd krijgt architect Henri Vaerwyck-Suys (Sint-Amandsberg) in 1921 de opdracht drie gebouwen te ontwerpen, een landbouwschool voor jongens, een landbouwhuishoudschool voor meisjes en een grote hoeve met stallen voor de praktijk. De aannemers De Meyer en zonen (Gent), Felix De Raedt (Gent) en J.B. De Cuyper (Gijzenzele) voerden de werken uit. Het boerenhuis van het Koningshof werd behouden. Ernaast worden een nieuw woonhuis, stallen en serres gebouwd in 1922 evenals een kapel. Op 27 oktober 1923 worden de gebouwen plechtig ingehuldigd. In 1924 wordt nog een woning voor de aalmoezenier bijgebouwd, eveneens naar bouwplannen van architect H. Vaerwyck-Suys (inmiddels gesloopt).
Als gevolg van de economische crisis worden de lessen in 1935 geschorst en in 1936 al worden de gebouwen verkocht aan de Congregatie van de zusters van Liefde van Jezus en Maria in Gent. De geplande inrichting van een sanatorium voor mannen kwam er echter niet. Bij het begin van de Tweede Wereldoorlog in 1940 lopen de gebouwen grote schade op door hun ligging langs de bunkerlinie tussen de Schelde bij Kwatrecht tot de Schelde bij Eke, het Bruggenhoofd of zogenaamde "Tête de Pont de Gand" ten zuiden van Gent. In 1943 werden de gebouwen door de Duitse bezetters aangeslagen en door de SS ingericht als "Reichsshule Flandern" voor de Hitlerjugend. Grondige aanpassingen worden uitgevoerd onder leiding van de Duitse architect Breitenbach. De kapel wordt herbestemd als turnzaal. De uitvoering gebeurde door aannemer Bijtebier. In de voortuin worden de drie nog bestaande ondergrondse schuilkelders ingericht.
Bij de terugtrekking van de Duitse troepen wordt de school verhuisd en de gebouwen ontmanteld en geplunderd. De geallieerde troepen gebruiken het domein als kazerne in open lucht. Pas in 1946 worden de gebouwen vrijgegeven. De zusters van Liefde beslissen de landbouwschool voor meisjes "Spes Nostra" opgericht in Zaffelaere in 1939, naar Kwatrecht over te brengen. Architect De Vloed (Melle) leidt de restauratiewerken. Eind 1946 betrekken de zusters het eerste gerenoveerde gebouw en heropent de Hogere Landelijke Huishoudschool met internaat onder de naam Mariagaard. De plechtige toewijding aan Maria, Middelares Aller Genaden, en oprichting van het houten veldkapelletje bij de ingang gebeurde op 8 december 1947. Vanaf de jaren 1950 breidt de schoolgemeenschap en het gebouwenbestand zich constant uit met onder meer sportzalen, labo’s en een nieuw zusterklooster (1980) en wordt Mariagaard uitgebouwd tot een volwaardig Hoger Instituut met talrijke afdelingen voor jongens en meisjes.
Achterin gelegen gebouwencomplexen in regionalistische stijl met grote begraasde voortuinen, nu ingericht als sportvelden en brede toegangsweg vanaf de Oosterzelesteenweg. Het domein wordt in het noordoosten begrensd door de spoorweg, in het zuidwesten door de autosnelweg.
Ten westen, parallel aan de steenweg ingeplant langgestrekt hoofdgebouw, de oorspronkelijke landbouwschool voor jongens, volgens bewaarde bouwplannen van 1922. Opgetrokken op U-vormige plattegrond, oorspronkelijk met volledig symmetrische aanleg met korte midden- en lange zijvleugels aan de westzijde. Witgeschilderde bakstenen voorbouw met één bouwlaag onder overstekend geknikt zadeldak (rode mechanische pannen en leipannen) met talrijke dakvensters en klimmende dakkapellen. In originele staat gerestaureerd centraal gedeelte gemarkeerd door een middenrisaliet met puntgevelbekroning en zijrisalieten met twee bouwlagen onder respectievelijk haaks zadeldak en overstekende schilddaken boven de zijrisalieten. Links en rechts aangepaste asymmetrische bijbouwen. Vooral de traditionele blokvensters met typische kleine roedeverdelingen, ook in de dakvensters, ritmeren de gevel. Het middenrisaliet, opgetrokken in bak- en zandsteen op de begane grond en nieuwe donkere baksteen in de top, wordt verticaal gemarkeerd door een over de twee bouwlagen doorgetrokken driezijdige erker in witte steen geflankeerd door traditionele kruisvensters. Het zandstenen wapenschild van Vlaanderen prijkt in de top. Een slank zeshoekig met leien beslagen dakruitertje onder koepeldak met windroos bekroont het zadeldak.
Zijrisalieten van drie traveeën met oorspronkelijke toegang rechts, geaccentueerd door een zware zandstenen rondboogomlijsting onder waterlijst.
Gelijkaardige achtergevel met lage haakse middenvleugel onder schilddak, oorspronkelijk tekenzaal, nu bibliotheek, met brede vensters in de zijgevels; blinde achtergevel met hoge schouw. Oorspronkelijke dwarsvleugels met één bouwlaag met gelijkaardige vensters en verspringende dakvolumes links en rechts van de geplaveide speelplaat. Recentere uitbreidingen met nieuwe refter achter de oostvleugel en nieuwe klassen parallel achter de zuidvleugel.
In 1946 gerenoveerd interieur met deels behouden plattegrond met brede circulatiegangen met rondboogdoorgangen aan de speelplaatszijde; originele bordestrap met ijzeren leuning in de zuidelijke hoek van het hoofdgebouw, voorheen het zusterklooster. Vernieuwde deuren en vloeren. Bibliotheek met behouden cassettenzoldering en neorenaissancelambrisering en schouw.
Ten noordwesten van de speelplaats, op de plaats waar in het origineel concept een gebouw voor de baden voorzien was staat nu een gebouw in villastijl met dezelfde regionalistische kenmerken en verspringende volumes gebruikt door de technische dienst.
Ten oosten van het hoofdgebouw en de toegangsweg is het vroegere complex van de middelbare landbouwhuishoudschool voor meisjes gelegen, opgericht volgens bouwplannen van 1921. De verschillende vleugels zijn hier gegroepeerd rondom een rechthoekige binnenplaats en vertoonden oorspronkelijk een minder strakke symmetrie en grotere variatie in volumes en dakvormen. Dit complex werd ook grondiger verbouwd en aangepast. De op de oosthoek aangebouwde woning van de bestuurder is nu gesloopt.
Naar de straat gerichte zuidoostvleugel met gemarkeerd rechter zijrisaliet met twee bouwlagen en aangepaste puntgevelbekroning (hoekpostamenten verdwenen) gemarkeerd door een vernieuwde zandstenen deuromlijsting onder waterlijst van de oorspronkelijke ingang, nu verbouwd tot venster, geflankeerd door kruiskozijnen. Geveltop doorbroken door een venster en voorzien van het wapenschild van de provincie, uitgevoerd door beeldhouwer Oscar Sinia. Overigens deels behouden of gerestaureerde gewitte gevels en geknikte zadeldaken met dakvensters en ritmerende blokramen of kruiskozijnen met kleine roedeverdelingen.
Ten noordoosten achter de schoolgebouwen in de as van de toegangsweg staat de kapel, gebouwd in 1921-22, in 1943 omgebouwd tot turnzaal en in 1946 opnieuw als kapel ingericht, nu deels klaslokaal en onder meer polyvalente zaal.
Eénbeukige, gewitte bakstenen kapel op grijsgeschilderde plint, van vijf traveeën met recht afgesloten koor, rechts aangebouwde vleugel, oorspronkelijk voor de meisjes, en links de sacristie. Afdekkend leien zadeldak met slank achthoekig opengewerkt houten klokkentorentje onder hoge naaldspits.
Voorpuntgevel met uitgebouwd portaal onder puntgevel en rondboogdeur in zandstenen omlijsting onder waterlijst. Reliëfplaat met calvarie in de geveltop. Versneden steunberen markeren de hoeken en traveeën in de zijgevels, doorbroken door rechthoekige vensters met kleine roedeverdelingen.
Sober interieur met behouden hardstenen altaartafel op verhoog met drie treden, hardstenen preekstoel en wijwatervat. Witte plaasteren heiligenbeelden (Heilig Hart, Heilig Jozef en Onze-Lieve-Vrouw) op houten sokkels in art-decostijl.
In de voortuin vallen in het grasveld drie heuveltjes op waar, verscholen tussen de struiken, de toegangen zijn van drie identieke schuilkelders die opgericht werden bij de "Reichsshule Flandern" in 1943. Eén van openingen is afgesloten door hardstenen platen, de twee overige hebben een rondboogvormige gemetste toegang die nu toegemaakt is. Eén van de schuilkelders werd onderzocht en bestaat uit een opeenvolging van vijf gemetste bakstenen gangen van elk 10 meter lang in zigzag achter elkaar en af te sluiten door deuren. Op het einde bevond zich een kleine ruimte en twee nooduitgangen met stijgijzers, afgesloten door betonnen platen die ook in het grasveld te zien zijn.
Bron: BOGAERT C., DUCHÊNE H., LANCLUS K. & VERBEECK M. 2006: Inventaris van het bouwkundig erfgoed, Provincie Oost-Vlaanderen, Gemeenten: Berlare, Buggenhout, Lebbeke, Waasmunster, Hamme en Zele, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 20n, onuitgegeven werkdocumenten.
Auteurs: Verbeeck, Mieke; Duchêne, Helena
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Is gerelateerd aan
Bunker A40
Is gerelateerd aan
Hoeve Koningshof
Is gerelateerd aan
Proefhoeve
Is deel van
Oosterzelesteenweg
Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Instituut Mariagaard [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/85033 (geraadpleegd op ).
Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed
Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.