is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed Kasteel Vilain XIIII
Deze vaststelling is geldig sinds
is aangeduid als beschermd monument Kasteel Vilain XIIII
Deze bescherming is geldig sinds
is deel van de aanduiding als vastgesteld bouwkundig erfgoed Sint-Jozefsinstituut
Deze vaststelling is geldig sinds
is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed Kasteeldomein Vilain XIIII
Deze vaststelling was geldig van tot
Kasteel Vilain XIIII, nu gebruikt als klooster door VZW Sint-Jozefgesticht, met omringend park, beschermd als monument bij Ministerieel Besluit van 3 juni 2005.
Het kasteel Vilain XIIII werd gebouwd door burggraaf Charles Hippolyte Vilain XIIII (Parijs 1796 – Brussel 1873), burgemeester van Wetteren van 1822 tot 1873. In 1822 gaf de burggraaf aan de gemeentearchitect, Adriaan Maenhout, gemeentearchitect en professor aan de lokale Academie voor Teken- en Bouwkunde van Wetteren, de opdracht om in de Zandstraat, de huidige Wegvoeringstraat, een kasteel met een prestigieuze tuin te ontwerpen. Kasteel en park situeerden zich gedeeltelijk op het talud dat bij de oever steil afdaalt tot de Schelde. Omstreeks 1849 vatte Ch. H. Vilain XIIII het plan op om zijn kasteel te vergroten door toevoeging van twee zijvleugels, een derde verdieping en een mansarde op de linkervleugel van het kasteel. De plannen voor de uitbreiding werden in 1849 getekend door architect Louis Minard. Volgens gegevens van het kadasterarchief was de vergroting van het kasteel in 1852 gerealiseerd. Schetsontwerpen voor nieuwe dakkapellen werden in 1865 gemaakt. Deze lijken ook daadwerkelijk te zijn uitgevoerd. Gelijktijdig was ook het interieur van het kasteel aangepast en verfraaid. Het kasteel, eigenlijk een jachtslot, werd uitgevoerd in een sobere neoclassicistische stijl met fraai aangeklede salons en vertrekken. Het gebouw werd opgetrokken in baksteen en nadien bepleisterd en geschilderd om het contrast met de gebruikte hardsteen op een harmonieuze manier te accentueren en wellicht ook om de verbouwingen te camoufleren. In 1856 tekende architect Louis Minard nog een ontwerp voor een woning voor de hovenier, een oranjerie en serres op zijn domein. Louis Minard (1801-1875) was een Gents architect en verzamelaar van oudheden. Hij was één van de pioniers van de middeleeuws geïnspireerde neostijlen in de architectuur.
Na de dood van burggraaf Vilain XIIII bleef het kasteel tot 1901 bewoond door zijn weduwe, barones Leontine De Wal. Bij haar overlijden werd het domein verkocht aan E.H. Magloir Van den Bossche, bestuurder van de zusters apostolinnen van de Heilige Jozef te Wetteren; hun klooster paalde aan de westkant van het kasteeldomein. Van den Bossche liet het domein over aan de Franse congregatie Les Dames du Sacré Coeur, die omwille van de Franse Revolutie hun land hadden moeten verlaten. Deze orde liet kort na de Eerste Wereldoorlog een vleugel haaks op het kasteel bijbouwen, waarin een pensionaat voor meisjes werd ondergebracht. De nieuwe vleugel werd in dezelfde stijl als het neoclassicistische kasteel gebouwd, maar de ontwerper ervan is niet bekend.
In 1927 werd het domein met 10 hectare grond, het kasteel met pensionaat en huishoudschool aangekocht door de zusters apostolinnen, onder impuls van de toenmalige directeur, E.H. Jan-Frans Bosteels. Op zijn initiatief werd sinds 1935 aanvang gemaakt met grootse bouwwerken voltooid in 1938 die het nieuwe schoolcomplex en het kasteel met pensionaat tot één geheel maakte. In 1948 werd er in de kloostertuin naast de Schelde een eigen kerkhof aangelegd voor de zusters. De omvorming van een vroegere ijskelder (volgens kadastergegevens ten laatste daterend van 1898) tot een Onze-Lieve-Vrouw van Lourdesgrot vond wellicht omstreeks 1950 plaats.
De huidige voorgevel van het kasteel was oorspronkelijk opgevat als achtergevel, de eigenlijke voorgevel van het kasteel gaf uit op het park. Met de bouw van het schoolcomplex, werden voor- en achtergevel omgewisseld. De achtergevel van het gebouw omvat een middenrisaliet en twee zijrisalieten. Voor- en achtergevel bezitten een sterk overeenkomstige symmetrische ordonnantie. De dakpartijen en volumes van de hoekrisalieten ondersteunen het dominant symmetrische concept. Het middenrisaliet telt drie bouwlagen en vijf traveeën. De eerste en de vijfde travee zijn iets naar achteren gelegen. De onderste bouwlaag heeft een kalkstenen plint. Centraal bevindt zich een deur, aan beide zijden geflankeerd door een rechthoekig venster met een geprofileerde kalkstenen omlijsting. Deze vensters hebben een kalkstenen lekdrempel op een voluutconsole. De portiek bestaat uit vier kalkstenen zuilen/pijlers met Ionische kapitelen. Deze zuilen dragen de zware kalkstenen bovendorpel van de deuropening. De deur wordt voorafgegaan door drie hardstenen treden en bestaat uit twee keer vier panelen, waarvan de bovenste drie zijn opengewerkt. In de ruimte tussen de pijler en de zuil bevinden zich smalle houten vensters. De onderste bouwlaag wordt van de tweede bouwlaag gescheiden door een zware kalkstenen waterlijst die doorloopt over de hele breedte van het gebouw. In de tweede bouwlaag zijn er vijf vensters. De drie middelste vensters hebben een geprofileerde kalkstenen omlijsting en een uitgewerkte bovendorpel die rust op een console. De twee overige vensters hebben een eenvoudige vlakke omlijsting met boven elk venster een geprofileerde waterlijst. Ook de vensters in de derde bouwlaag hebben een eenvoudige vlakke kalkstenen omlijsting. Helemaal bovenaan, net onder de geprofileerde kroonlijst komen vijf kleine rechthoekige vensters zonder omlijsting voor. Over de hele breedte loopt net onder deze vensters een geprofileerde lijst.
De dakrand wordt bekroond met een balustrade. Op het dak bevindt zich op beide hoeken een schouw, met elkaar verbonden door een smeedijzeren hek, met centraal een klokkenstoel. Op het voorste dakschild bevindt zich centraal een dakvenster met aan weerszijden een dakkapel. De stijlen van het dakvenster zijn uitgewerkt met krullen. Bovenaan heeft het dakvenster een gebogen tympaan met centraal het wapenschild van de familie Vilain XIIII.
De twee zijrisalieten zijn aan de voor- en achtergevel identiek en rusten op een kalkstenen plint. De zijrisalieten tellen drie bouwlagen. In de onderste bouwlaag komt een venster voor, verdeeld in drie delen door twee kalkstenen zuilen op een basement. Links en rechts van dit venster is een paneel met een geprofileerde lijst uitgewerkt. In de tweede bouwlaag, gescheiden van de eerste door een zware kalkstenen waterlijst, komt centraal een rechthoekig venster voor in een geprofileerde kalkstenen omlijsting. Boven het venster bevindt zich een uitgewerkte druiplijst die gedragen wordt door twee consoles. Aan beide zijden van dit venster bevindt zich een paneel met een geprofileerde lijst en centraal een oeil-de-boeuf met een kalkstenen omlijsting. De zware kalkstenen waterlijst tussen de tweede en derde bouwlaag is deels opengewerkt met een balustrade ter hoogte van het rechthoekige venster. Boven dit venster bevindt zich een pseudobalkon. In het paneel links en rechts van het venster komt er een klein rechthoekig venster met een brede kalkstenen omlijsting voor. Centraal op de dakrand komt er een segmentboogvormig dakvenster voor. Beide zijrisalieten hebben een mansardedak met centraal een schouw. De zijkant van de zijrisaliet is in de onderste bouwlaag, op één rechthoekig venster zonder natuurstenen omlijsting na, helemaal blind. In de tweede en derde bouwlaag komen telkens drie rechthoekige vensters voor, eveneens zonder natuurstenen omlijsting. De vensters in de tweede bouwlaag hadden onderaan een hekwerk. In het middelste venster is nu nog een deel van dit smeedwerk bewaard. Op de dakrand bevinden zich drie dakvensters, identiek aan het dakvenster aan de voorkant van de zijrisaliet.
De tuingevel van het kasteel is op de toegang na identiek aan de voorgevel. De oorspronkelijke toegang tot het kasteel heeft aan deze zijde geen zuilen, maar wel een geprofileerde kalkstenen omlijsting en een druiplijst op consoles. De deuropening wordt geflankeerd door twee leeuwen op een kalkstenen sokkel, op de sokkel staan de cijfers "XIIII" met erboven een kroon. Aan de tuinzijde zijn er grote rechthoekige vensters op het kelderniveau. Deze vensters hebben een kalkstenen bovendorpel.
De representatieve vertrekken van het kasteel situeren zich op de benedenverdieping aan de tuinzijde (de oorspronkelijke voorgevel) van het kasteel. Centraal bevindt zich het "witte salon", aanvankelijk ontworpen als majestueuze inkomhal van het kasteel. Rechts van het witte salon is er de "groene salon" en links zijn er het "zwarte" en "rode salon". Achter het witte salon bevindt zich een traphal, uitgevend op de huidige voordeur, die toegang verschaft tot de verdiepingen van het kasteel. Het "groene salon" is een vertrek dat volledig in het groen is aangekleed met textiel en geschilderd is op een houten lambrisering. Het groen wordt door witte accenten verlevendigd. De vier hoeken van elk van de houten panelen zijn versierd met een rocaillemotief. In het vertrek zijn er drie deuren, meer bepaald dubbele paneeldeuren. Boven elke deur bevindt zich een verguld hertengewei, geplaatst in een decoratief timpaan. In de buitenmuur, de voormalige voorgevel van het kasteel, bevindt zich een venster, bestaande uit vier deurvensters. De kroonlijst van het salon is verticaal gegroefd met op regelmatige afstand een uitgewerkt motief. De vakken tussen de cassetten van het plafond zijn groen geverfd. Aansluitend bij het "groene salon" bevindt zich het "witte salon". Ook dit vertrek is in verschillende panelen onderverdeeld door witte banden. Helemaal onderaan bevindt er zich een lage (imitatie) marmeren plint. Dit salon is symmetrisch opgebouwd. In de twee korte zijden komt een dubbele deur voor. In de lange zijden bevinden zich in de buitenmuur drie rechthoekige vensters die reiken tot op de vloer. In de andere lange zijde bevinden zich symmetrisch met de vensters, drie deuren, bestaande uit twee vleugels. Het vertrek bewaart witte marmeren vloertegels in een ruitvormig patroon en heeft een vlak plafond met cassetten en een eierlijst. Het centrale grote vak in het plafond was voorheen open en was op de eerste verdieping omgeven door een balustrade. In het "zwarte salon" bevindt zich aan één zijde een zwarte vitrinekast met goudkleurige biezen en decoratieve elementen. De kast heeft vier glazen deurtjes. De stijlen tussen de vitrines zijn versierd met gekrulde en gegroefde pijlertjes. De leggers en de achterwand van de kast zijn bekleed met rood textiel. De kast is bovenaan afgesloten door een balustrade. Centraal in de kastenwand is er een deur. Boven de deur bevindt zich een rondboog met een ovaal medaillon met de afbeelding van een vrouw met kind aan haar zijde. De andere langszijde van de kamer heeft twee rechthoekige vensters met ertussen een schouw. De stijlen van de schouwmantel in rode marmer zijn versierd met voluten. De haardplaat bestaat uit grijze langwerpige tegels. Tegen de schouwboezem bevindt zich een grote spiegel. Bovenaan wordt de schouwboezem afgesloten door een rondboog waar zich, net als de vitrinekast, een ovaal medaillon bevindt. Centraal op het vlakke plafond is er een ornament in stucwerk. Een dubbele glazen deur in de korte zijde van de kamer geeft toegang tot het "rode salon". Dit is het grootste salon en bevindt zich in de zijrisaliet. De kamer strekt zich over de totale breedte van het kasteel uit. Onderaan zijn de wanden afgewerkt met een zwarte houten plint, versierd met een gouden bies. De rest van de wanden is bekleed met een rood lijnwaad. In de drie buitenmuren bevindt zich een groot rechthoekig venster dat tot op de houten vloer reikt. In de lange buitenmuur bevindt zich eveneens een insprong met zwarte houten omlijsting. In de andere lange zijde van de kamer is er in de hoek een kleine dienstingang.
Het park vertoont geen specifieke aanleg en is voornamelijk een hoog opgaand kastanjebos. In 1952-53 werd een vroegere ijskelder aangepast tot een open tuinkapel. In oorsprong dateert de ijskelder van voor 1898. Het bakstenen koepelgewelf met centrale ronde opening is nog aanwezig.
Bron: BOGAERT C., DUCHÊNE H., LANCLUS K. & VERBEECK M. 2006: Inventaris van het bouwkundig erfgoed, Provincie Oost-Vlaanderen, Gemeenten: Berlare, Buggenhout, Lebbeke, Waasmunster, Hamme en Zele, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 20n, onuitgegeven werkdocumenten.
Auteurs: Verbeeck, Mieke; Duchêne, Helena
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Is deel van
Sint-Jozefsinstituut
Is deel van
Wegvoeringstraat
Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Kasteel Vilain XIIII [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/85122 (geraadpleegd op ).
Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed
Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.