erfgoedobject

Hoeve Rijpermans

bouwkundig element
ID
85615
URI
https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/85615

Juridische gevolgen

  • is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed Hoeve Rijpermans
    Deze vaststelling is geldig sinds

  • is aangeduid als beschermd monument Hoeve Rijpermans
    Deze bescherming is geldig sinds

Beschrijving

De Rijpermanshoeve werd voor het eerst vermeld in 1521, als eigendom van de Heilige Geesttafel van Lier. De 16de-eeuwse hoevegebouwen waren opgetrokken in vakwerkbouw. Het woonhuis werd al rond 1665 een aparte, bakstenen constructie. De incorporatie en verstening van het stalgedeelte gebeurde in de periode 1774-1776. Bij een verbouwingscampagne rond 1800 werden een nieuwe langsschuur en een wagenhuis met paardenstal opgetrokken. De langsschuur stortte in tijdens een storm in het begin van de jaren 1990.

Historiek

De Rijpermanshoeve of Ypermanshoeve betreft een pachthoeve van de Heilige Geesttafel, waarvan de oudste rekening teruggaat tot 1521. Uit de rekening valt op te maken dat de Heilige Geesttafel de hoeve kort voordien verwierf van Janne van Ypere, elders ‘Ypermans’ genaamd. In de rekeningen ziet men de evolutie van de naam van ‘Ypermans’ over ‘Eypermans’ tot ‘Reypermans’ of ‘Rijpermanshoeve’. Sinds 1521 werd de hoeve door de Heilige Geesttafel en haar ‘opvolgers’ (het Bureel van Weldadigheid, de Commissie van Openbare Onderstand (C.O.O.) en het huidige O.C.M.W. (Openbaar Centrum voor Maatschappelijk Welzijn)) verhuurd als pachthoeve tot ze in 1981 leeg kwam te staan.

De studie van de pachtcontracten, bewaard in de archieven van het O.C.M.W. van Lier bevatten naast de naam van de pachters en de pachtprijs ook de pachtverplichtingen, waaruit veel over de boerderij en haar omgeving kan worden afgeleid. Uit de studie van de pachtovereenkomsten en rekeningen blijkt dat het woonhuis rond 1665 in steen werd gezet. Rond 1521 was het vermoedelijk nog een vakwerkbouw met lemen wanden en stro gedekt dak. De pachter was immers gehouden hieraan onderhoud te verrichten. Rekeningen tussen 1.1.1664 en 1.7.1665 slaan zeer waarschijnlijk op de verstening van het woonhuis. Uit een schatting van 1724 blijkt dat het woonhuis volledig uit steen was. Ook de kelder was gemetst en de keuken en kamer waren geplaveid. Er is ook sprake van een ‘dobbel schouwe’. Keuken en kamer hadden dus telkens een haard, rug aan rug, waarvan de scheidende middenwand tot boven in het rookkanaal is doorgetrokken. Deze typische constructie van centrale stookplaatsen zorgden voor een maximale warmte-uitstraling met een minimale bouwkost. Een schatting van 1878 laat vermoeden dat het huis en de stal reeds met pannen gedekt waren, terwijl de andere gebouwen nog strooien daken hadden. Uit het archief blijkt ook dat de Ypermanshoeve in beide wereldoorlogen schade heeft opgelopen.

Van recente veranderingswerken werden geen documenten teruggevonden. Wel werden mondelinge inlichtingen verstrekt door Mevr. Paula van Asch, de voorlaatste pachtster van de hoeve (van 1929 tot 1962). Zij levert een verklaring voor het feit dat zich in de straatgevel ter hoogte van de moos een kruisvenster in beton bevindt terwijl de twee andere vensters natuurstenen monelen, dorpels en neggen hebben. In deze ruimte was voorheen slechts een klein kloostervenster en dat werd naar model van de ramen van de ‘kellekamers’ vergroot om meer licht te scheppen aan de moos.

Voor het stalgedeelte wijzen de rekeningen op een nieuwe lemen stal rond 1525-1527, een vernieuwing een kleine 40 jaar later in 1607, opnieuw opgetrokken in timmer, en nogmaals een nieuwe stal in de periode 1668-1669. De verstening blijkt uit rekeningen van 1774-1775 en 1775-1776. Uit verschillende bronnen blijkt dat de stal zolang het een leembouw was, deze steeds los van het woonhuis moet gestaan hebben. Slechts bij de verstening werd deze tegen het woonhuis aangebouwd. In 1878 zou de stal met pannen bedekt zijn geweest.

Van het wagenhuis is een eerste vermelding in 1522-1523 teruggevonden. Uit een schatting in 1742 blijkt dat het wagenhuis uit hout is opgetrokken, overzolderd is en drie gebinten telt. Wanneer het wagenhuis juist versteend is valt niet af te leiden, doch een schatting van 1853 vermeldt een gemetseld wagenhuis.

De paardenstal wordt pas vermeld in 1901. Voordien is in de rekeningen sprake van een ‘paardekribbe’ en dit slaat vermoedelijk op de plaats in de koestal of de schuur waar de paarden waren ondergebracht. Gezien de ligging van de paardenstal tussen schuur en wagenhuis en gezien beide vermoedelijk in dezelfde periode in steen zijn gezet, mag worden aangenomen dat ook de paardenstal uit deze periode dateert.

Uit de rekeningen blijken op de hoeve ook nog varkenskoten (pas sinds 1853), een schaapskooi (eerste vermelding in 1613 en laatste vermelding in 1878) en een bakhuis of ovenbuur (eerste vermelding 1521-1522 en volgens mondelinge bron omgebouwd tot kalverstal en in de 20ste eeuw niet meer gebruikt) die vandaag verdwenen zijn. Ook een gemetste waterput (vermelding in 1551-1552) is vandaag niet meer zichtbaar of bovengronds aanwezig. Verder zijn er in de pachtcontracten allerlei gegevens met betrekking tot de onmiddellijke omgeving van de hoeve te vinden. Men verneemt iets betreffende de verschillende teelten daar een deel van de pachtsom in natura betaald werd. Ook betreffende de samenstelling van de boomgaard zijn er gegeven door de verplichtingen tot aanplanting van fruitbomen en hun onderhoud. Wat de bomen betreft zijn er beperkingen opgelegd voor kappingen en wat de waterlopen betreft wordt pachter verplicht deze te onderhouden zonder daarvoor kosten te mogen rekenen aan de Tafel of het Bureel.

De schuur is ingestort bij een storm begin jaren 1990.

Beschrijving

De Rijpermanshoeve is een monumentale hoeve met losstaande bestanddelen uit het begin van de 17de eeuw met latere verbouwingen. De hoeve is voorzien van een gekasseid erf. Het woonhuis met stalling en het wagenhuis bleven tot op heden bewaard, de schuur werd vernield door een storm begin jaren 1990.

Het rechthoekig woonhuis met stalling bestaat uit een woongedeelte van vier traveeën en een stalling van vijf traveeën. De bakstenen gevels werden wit gekalkt. Aan de zuidzijde bevinden zich de kelders en opkamers. In de noordgevel aan de straatzijde, zijn er steekboogvensters met luiken in kwarthol geprofileerde omlijstingen. De deur heeft een korfboogomlijsting. De noordgevel is voorzien van getraliede rechthoekige keldervensters, opkamers met drie kruiskozijnen uit de 17de eeuw, met geprofileerde tussendorpel en luiken in het onderste deel van het raam. In de noordgevel bleef de moosgoot bewaard. In het stalgedeelte bleven betraliede steekboogopeningen bewaard met luiken evenals een deur met geprofileerde waterlijst. In de zuidgevel van het stalgedeelte zijn er vernieuwde rechthoekige muuropeningen.

Het wagenhuis van circa 1800 bewaart standvinken en een deels beplankte oostgevel. De gevels van de paardenstal zijn vernieuwd in de 19de-eeuw. Aanpalend stond voorheen de tweebeukige langsschuur van circa 1800.


Bron: Beschermingsdossier DA002259, Hoeve Rijpermans (digitaal dossier)
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Relaties


Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Hoeve Rijpermans [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/85615 (geraadpleegd op ).

Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed

Contact

Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.