Hoevetje minimaal opklimmend tot de eerste helft van de 19de eeuw, zie volumes van woonhuis en losstaand "zwingelkot" reeds weergegeven op het primitief kadasterplan (circa 1830). Circa 1901 wordt het hoofdvolume, dat in twee is opgesplitst, verenigd door eigenaar en stadssecretaris Jules Hinnekens. Vermoedelijk in het begin van de 20ste eeuw wordt het bijgebouw vergroot en aangepast tot stal.

Erf afgescheiden van de straat door betonnen afsluiting. Witgekalkt, eenlagig woonhuis met gepekte plint onder zadeldak (nok loodrecht op straat; mechanische pannen). Muurankers. Betegelde onderdorpels. Rechthoekige, beluikte muuropeningen, onder meer enkele vernieuwd onder betonnen latei; rondboogopening aan de straatzijde. Deels bewaard houtwerk, onder meer met grote roedeverdeling. Lage aanbouw onder lessenaarsdak aan westzijde. Aan zuidwestzijde, bakstenen stalletje onder licht overkragend zadeldak (nok evenwijdig aan de straat; mechanische pannen). Getoogde muuropeningen, onder meer staldeurtjes. In noordzijpuntgevel, spitsbogig gevelkapelletje in lichtgekleurde bakstenen omlijsting waarin heiligenbeeldje.